Celstraf voor oud-staatssecretaris wegens belastingfraude
Alle pagina's gelinkt aan
NLF 2017/2419
Rechtbank Amsterdam 29 september 2017, 13/845029-15
ECLI:NL:RBAMS:2017:7068
SAMENVATTING
Voormalig staatssecretaris van Sociale Zaken Linschoten is door Rechtbank Amsterdam veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf (waarvan drie maanden voorwaardelijk) voor het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting. De Rechtbank acht bewezen dat Linschoten tussen 2010 en 2012 opzettelijk te lage omzetten van zijn twee bv’s heeft opgegeven aan de Belastingdienst. De straf pakt zwaarder uit dan eis van het Openbaar Ministerie, dat de Rechtbank eerder vroeg om Linschoten 200 uur werkstraf op te leggen naast een voorwaardelijke celstraf van zes maanden. De Rechtbank oordeelt echter dat de gevraagde strafmaat geen recht zou doen aan de ernst van het vergrijp. Volgens de Rechtbank heeft de gewezen politicus de fiscus voor ruim € 100.000 benadeeld. Linschoten voerde eerder aan ‘slordig’ te zijn geweest, maar dat er geen opzet in het spel was. Hij legde de schuld bij zijn boekhouder, die hij onvoldoende zou hebben gecontroleerd. De Rechtbank wees er echter op dat de boekhouder Linschoten heeft gewaarschuwd dat hij onvoldoende gegevens aandroeg voor een juiste aangifte. Als eigenaar van twee bedrijven was de oud-politicus zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van de juiste cijfers, aldus de Rechtbank.
NOOT
Varen op je adviseur
Blindvaren op je adviseur mag, mits je van zijn of haar deskundigheid mocht uitgaan en je met elkaar samenwerkt. Aan die samenwerking onttrok Linschoten zich kennelijk. Meest typerend hiervoorzijn misschien wel de tientallen gesloten enveloppen van de boekhouder die de FIOD aantrof bij een doorzoeking van zijn huis. De rol van de boekhouder is in dit geval natuurlijk ook dubieus. Aangifte doen op basis van geschatte bedragen omdat de cliënt niet over de brug komt met de benodigde informatie, is misschien nog wel ernstiger dan het door Linschoten stelselmatig niet reageren op acties van de boekhouder.
Voorwaardelijk opzet / controleplicht?
Dat de boekhouder die aangiften niet had moeten indienen is wel duidelijk. Dat dit Linschoten niet vrijpleit ook. Vraag is wel hoe dit doorwerkt naar het voorwaardelijk opzet. Voor voorwaardelijk opzet is namelijk vereist dat de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust is aanvaard. Mag je ervan uitgaan dat de boekhouder geen aangifte doet, als je geen informatie aanlevert? Ik meen van wel. Dit staat in de weg aan de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op een onjuiste aangifte. Ik ben het dan ook niet eens met de Rechtbank dat onder voorwaardelijk opzet mede is begrepen het niet van de juistheid van de belastingaangiften vergewissen, ‘terwijl hij als ondernemer en feitelijk leidinggever daartoe is gehouden’. Er bestaat niet zoiets als een algemene controleplicht bij het gerechtvaardigd uitbesteden van fiscale werkzaamheden. Zolang de ondernemer geen signalen bereiken dat het niet goed gaat, mag hij ervan uitgaan dat het goed gaat. Linschoten mocht dat niet, gelet op het feit dat de boekhouder meermaals aan de bel had getrokken.
Strafmaat
De door de rechter opgelegde straf – zwaarder dan geëist – typeert de almaar toenemende teneur dat belastingfraude hard moet worden aangepakt. De rechter stelt: ‘Door zijn handelwijze heeft verdachte het vertrouwen, dat aan de inhoud van belastingaangiftes mag worden ontleend, geschaad. De strafbaarstelling van belastingontduiking beschermt bovendien niet alleen de gemeenschapsbelangen die door belastingheffing worden gediend, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers.
Belastingontduiking kan immers leiden tot verdere verzwaring van de belastingdruk voor alle Nederlanders. De handelingen van verdachte dragen bovendien bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal. Het onbestraft laten van belastingfraude kan ertoe leiden dat ook het normbesef vervaagt onder belastingplichtigen die wel aan hun verplichtingen voldoen.’
Linschoten heeft publiekelijk laten weten hoger beroep aan te tekenen.
Stuur een reactie naar de auteur