Hof van Discipline: een advocaat mag in een strafzaak zowel een verdachte bestuurder als zijn werknemers (als getuigen) bijstaan
Alle pagina's gelinkt aan
Het recht om als burger zelf een advocaat te kiezen heeft een fundamentele betekenis voor de rechtsstaat. Dit oordeelt het Hof van Discipline op 17 januari 2025. Een advocaat mag iemand niet bijstaan als sprake is van een tegenstrijdig belang. Of er een tegenstrijdig belang is, moet de advocaat zelf beoordelen en niet een officier van justitie of rechter-commissaris. Het is in ieder geval niet vereist dat de belangen van verschillende cliënten ‘volledig parallel’ moeten lopen. Dat is in de praktijk immers vrijwel nooit het geval.
De zaak waarin het Hof van Discipline dit oordeel uitsprak draait om de bijstand aan vier werknemers van een bedrijf en zijn directeur. Het bedrijf en de directeur werden verdacht van witwassen. Twee advocaten van hetzelfde kantoor traden al op voor het bedrijf en de directeur. De politie wilde enkele werknemers als getuige horen. Op verzoek van het bedrijf stonden dezelfde advocaten óók die werknemers bij. De officier van justitie vond dat er een risico op beïnvloeding bestond. Om die reden werden processtukken onthouden en werd bij de deken melding gemaakt van mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de advocaten. Volgens het Hof van Discipline was hiervan echter geen sprake.
Waarom dit een belangrijke uitspraak is voor de fraudepraktijk leest in u dit blog van Victor Langenburg en Vincent Leenders.
Achtergrond
In fraudezaken komt het regelmatig voor dat werknemers als getuige worden gehoord in een strafrechtelijk onderzoek tegen het bedrijf waar zij werken. De werknemers hebben immers de feitelijke activiteiten binnen het bedrijf verricht en weten bovendien als geen ander wat er op de werkvloer allemaal speelt. Het is relevant om vast te stellen wat die feitelijke activiteiten van het bedrijf precies waren. Op basis daarvan kan bijvoorbeeld worden beoordeeld of het bedrijf al dan niet strafwaardig heeft gehandeld of dat bepaalde gedragingen binnen het bedrijf door de verantwoordelijke bestuurders al dan niet werden getolereerd of zelfs aangemoedigd.
Als een werknemer, bedoeld of onbedoeld, heeft bijgedragen aan het strafbare feit waarvan een bedrijf / zijn bestuurders worden verdacht, kan dat tot gevolg hebben dat de werknemer (ook) als verdachte wordt aangemerkt. In opsporingstermen heet dit het ‘van kleur verschieten’. Om werknemers goed te kunnen adviseren over hun juridische positie in een getuigenverhoor, is het dus belangrijk om te weten waar het strafrechtelijke onderzoek over gaat en welke werkzaamheden de werknemers precies hebben verricht). Om die reden vond het bedrijf in dit geval dat zijn werknemers bij voorkeur bijgestaan zouden moeten worden door dezelfde advocaten die het bedrijf en de bestuurder bijstonden. Dat werd echter niet aan hen opgedrongen. Als de werknemers tot de conclusie zouden komen dat zij een andere advocaat wilden hebben, dan zou het bedrijf die kosten ook voor zijn rekening nemen. Alle werknemers besloten echter, na overleg met de advocaten van het bedrijf en de directeur, dat zij eveneens bijstand van dezelfde advocaten wilden hebben.
Verklaringsvrijheid
De eerste medewerker werd als getuige gehoord op de dag dat de directeur van het bedrijf werd aangehouden. Een tweede medewerker werd de dag erna als getuige gehoord. De directeur zou pas ruim een week later worden verhoord. Toen de officier van justitie vernam dat de medewerkers werden bijgestaan door dezelfde advocaten als het bedrijf en de directeur, was dit voor hem reden om geen processtukken aan de advocaten te verstrekken. Op die processtukken heeft een verdachte in beginsel van meet af aan recht. Als reden gaf de officier van justitie op dat het van groot belang is dat getuigen in vrijheid kunnen verklaren, zonder dat er een risico van beïnvloeding bestaat. Pas na het verhoor van de directeur zouden daarom de processtukken worden verstrekt. De rechter-commissaris was het met deze gang van zaken eens.
De advocaten hadden – uiteraard – zowel met de directeur van het bedrijf als met de werknemers besproken dat zij bijstand konden verlenen als – en zolang – er geen tegenstrijdig belang bestond. Dit was afgesproken conform (artikel 5.13 van) de Verordening op de advocatuur. Daarbij is ook aan alle partijen duidelijk gemaakt dat de bijstand voor iedereen zou moeten worden neergelegd als zo’n tegenstrijdig belang – al dan niet in de loop der tijd – zich zou voordoen. Verder is uitgebreid gesproken over wat de verklaringsvrijheid van een getuige precies inhoudt en is bovendien door de advocaten besproken en getoetst of de getuigen zich onder deze specifieke omstandigheden daadwerkelijk vrij voelden om te verklaren. De advocaten kregen hierbij geen contra-indicaties dat de werknemers zich toch niet vrij zouden voelen om te verklaren of dat er tegenstrijdige belangen waren. Na dit alles besloten de advocaten dat zij de gevraagde bijstand aan de medewerkers van het bedrijf konden verlenen.
Melding door de officier van justitie aan de deken
De officier van justitie had reeds de deken geïnformeerd over de – volgens hem mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbare – gang van zaken. Daarop heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beide advocaten uitgenodigd voor een gesprek. Na dat gesprek is besloten om tegen één van beiden een klacht in te dienen bij de tuchtrechter, de Raad van Discipline.
Die klacht was mede ingesteld op verzoek van de betreffende advocaat, omdat hij het belangrijk vond dat er over deze principiële kwestie enige duidelijkheid kwam. Een proefprocedure dus. Het ging hem immers om het belangrijke recht van de vrije advocaatkeuze.
Afhankelijkheidsrelatie
De deken vond dat de afhankelijkheidsrelatie – door de deken later zelfs aangeduid als ‘machtsrelatie’ – tussen een werknemer en een werkgever eigenlijk altijd zorgt voor een belangenconflict, althans een risico daarop. Dat conflict kan reeds van aanvang bestaan of anders in de loop van het strafrechtelijk onderzoek ontstaan. Om die reden zou een advocaat volgens de deken eigenlijk onder alle omstandigheden moeten weigeren om werknemers van een verdachte bij te staan als hij in hetzelfde strafrechtelijke onderzoek ook het verdachte bedrijf en/of de verdachte bestuurder(s) bijstaat.
De Raad van Discipline was het hiermee eens. De Raad was van oordeel dat er door de afhankelijkheidsrelatie tussen een werkgever en een werknemer geen sprake kon zijn van ‘volledig parallelle belangen’. Een advocaat mag dan niet ervan uitgaan dat, ook als de werknemers in kwestie goed zijn voorgelicht, zij zich als getuigen volledig vrij zouden voelen om te verklaren.
Oordeel van de Raad van Discipline
Volgens de Raad van Discipline was het dus tuchtrechtelijk verwijtbaar dat door dezelfde advocaten bijstand werd verleend aan de werknemers. Ook vond de Raad dat de advocaten hun bijstand aan de werknemers in ieder geval hadden moeten neerleggen nadat de officier van justitie had besloten om geen processtukken te verstrekken. Daarmee stond volgens de Raad vast dat de verdachte, de directeur, werd benadeeld door de juridische bijstand van dezelfde advocaten aan de getuigen-werknemers.
Hoewel volgens de Raad sprake was van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, legde de Raad van Discipline geen maatregel op. De reden hiervoor was dat sprake was van een proefproces.
De advocaat was het niet eens met de beslissing van de Raad van Discipline en ging in hoger beroep. Hij vond dat het recht op vrije advocaatkeuze door dit oordeel van de Raad te veel werd ingeperkt.
Oordeel van het Hof van Discipline
Het Hof van Discipline stelde de advocaat in het gelijk. Het beginsel van vrije advocaatkeuze heeft volgens het Hof een fundamentele betekenis voor de rechtsstaat en hiervan mag niet lichtvaardig worden afgeweken. Het is volgens het Hof aan de advocaat om te bezien of er een tegenstrijdig belang bestaat, en niet aan de officier van justitie of de rechter-commissaris. Dat er een afhankelijkheidsrelatie is tussen een werkgever en zijn werknemers betekent niet per definitie dat sprake is van (de schijn van) een tegenstrijdig belang. Die relatie zorgt er wel voor dat een advocaat extra alert moet zijn. En dat waren de advocaten geweest, zo oordeelt het Hof.
Het Hof doet er nog een schepje bovenop door te oordelen dat ook de onthouding van processtukken niet maakt dat de bijstand moet worden beëindigd. Dat dit zou kunnen gebeuren was uitdrukkelijk vooraf besproken, en de directeur, wiens recht op stukken het betrof, zag hier geen onoverkomelijk nadeel in. Hij wilde ook als zich dit zou voordoen nog steeds bijstand van dezelfde advocaat. Met andere woorden: hij had dit risico geaccepteerd in het kader van zijn processtrategie. Bovendien betreft het zijn eigen keuzevrijheid.
Belang voor de praktijk
De uitspraak van het Hof van Discipline is van groot belang voor de praktijk. Niet de officier van justitie, niet de rechter-commissaris, maar alleen de advocaat zelf gaat over de vraag of hij een cliënt kan bijstaan of blijven bijstaan. Een cliënt is vrij om zijn eigen advocaat te kiezen. Die advocaat moet vervolgens zélf de afweging maken of hij die bijstand wil en kan verlenen – en dus ook of er geen tegenstrijdig belang is dat aan die bijstand in de weg staat.
Voldoende voorlichting aan alle cliënten afzonderlijk door de advocaat is van groot belang. Zo ook grondig onderzoek naar een mogelijk tegenstrijdig belang en afspraken over wat de consequentie is als een tegenstrijdig belang ontstaat. Verder dient de advocaat de cliënt die als getuige optreedt uitdrukkelijk erop te wijzen dat hij als getuige onder alle omstandigheden vrij moet zijn om te verklaren wat hij wil, zelfs als dit in het nadeel van de verdachte of andere getuigen zou (kunnen) uitpakken. En: de advocaat moet dit allemaal schriftelijk vastleggen.
Maar als hieraan wordt voldaan, staat niets in de weg aan bijstand aan meerdere personen binnen hetzelfde bedrijf. Zelfs als het ‘machtsmiddel’ van onthouding van processtukken wordt ingezet door de officier van justitie, hoeft dat geen reden voor de gekozen advocaat te zijn om de bijstand neer te leggen, mits de cliënt het uiteraard daarmee eens is.
Zeker in zaken waarin een bedrijf en/of zijn directeur verdachte is en waarin werknemers als getuige worden gehoord, met het altijd bestaande risico om ‘van kleur te verschieten’, is dit oordeel van het Hof van Discipline een steun in de rug. Als dezelfde advocaat in de arm genomen kan worden door alle betrokkenen die dat wensen, is de kans immers groter dat iedereen beter wordt voorgelicht over hun procespositie. De advocaat kan dan immers het hele speelveld overzien. Onze specialisten zijn u graag van dienst.
Stuur een reactie naar de auteur