Rechtbank legt overgangsrecht BPB op voor belanghebbende gunstige wijze uit

Samenvatting


De inspecteur heeft in twee vergelijkbare zaken van dezelfde belastingplichtige uitspraken op bezwaar gedaan in 2014 zonder een beslissing over de proceskosten te nemen. In 2015 volgt die beslissing alsnog. Daarbij is één keer een vergoeding toegekend voor de twee zaken samen, omdat volgens de inspecteur de tekst van het nieuwe Besluit proceskosten bestuursrecht (BPB) moet worden toegepast waardoor de zaken als samenhangend kwalificeren. In geschil is of dat terecht is. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de oude tekst van het BPB had moeten toepassen, omdat de beslissing over de kosten op grond van art. 7:15, lid 3, Awb in de uitspraken op bezwaar had moeten worden neergelegd. De latere beslissing over de kosten complementeert de uitspraken op bewaar. Voor het overgangsrecht is daarom de datum van de uitspraken op bezwaar in 2014 het uitgangspunt. Om die reden is, vanwege de lange tijd tussen de indiening van de bezwaarschriften, geen sprake van samenhangende zaken. Het beroep is gegrond. Hoewel uit art. II van het overgangsrecht volgt dat de rechtbank wat de proceskostenvergoeding betreft nu ook voor de bezwaarfase de nieuwe regeling over samenhangende zaken moet toepassen, is de rechtbank van oordeel dat deze ongerijmde uitkomst in een geval als dit niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest. De vernietiging van de uitspraken op bezwaar door de rechtbank wegens een verkeerde beslissing over de proceskosten zou dan immers zinloos worden, omdat deze belanghebbende niet in de vereiste betere positie kan brengen. De rechtbank begrijpt dit deel van het overgangsrecht daarom zo dat in een geval als dit, waarin alleen wordt geprocedeerd over de proceskosten en de uitkomst is dat de inspecteur de oude tekst van het BPB had moeten toepassen en dat er daarom geen sprake is van samenhangende zaken, het overgangsrecht voor de bezwaarfase alleen ziet op de toepassing van het tarief, dat onder het nieuwe Besluit iets hoger is en dus gunstiger voor belanghebbende. Voor de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase past de rechtbank wel het nieuwe Besluit in zijn geheel toe, zodat daarvoor wel de nieuwe regeling over samenhangende zaken geldt.

(Beroep gegrond.)

Commentaar


Vanaf 1 januari 2015 is de regeling in het BPB die ziet op samenhangende zaken verruimd. Voor een samenhangende zaak is niet langer vereist dat de bezwaren of beroepen (i) (nagenoeg) gelijktijdig zijn ingediend, (ii) zijn gericht tegen (nagenoeg) identieke besluiten en (iii) zijn gebaseerd op vergelijkbare gronden. Voldoende is dat het bestuursorgaan of de bestuursrechter de bezwaren of beroepen (nagenoeg) gelijktijdig behandelt, sprake is van dezelfde gemachtigde en de ‘werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn’. In de onderhavige zaak is in 2014 uitspraak op bezwaar gedaan, waarin door de inspecteur niet is beslist op het verzoek om een proceskostenvergoeding. Tegen deze (inhoudelijke) uitspraak op bezwaar is belanghebbende niet in beroep gekomen. In 2015 beslist de inspecteur alsnog op het verzoek tot vergoeding van de proceskosten. Tegen die beslissing gaat belanghebbende wel in beroep. In geschil is of bij de beoordeling van het verzoek om proceskostenvergoeding de regeling uit 2014 of uit 2015 moet worden toegepast. Indien de regeling van 2015 moet worden toegepast, is sprake van samenhangende zaken zodat een beperkte(re) proceskostenvergoeding kan worden toegekend. Dit standpunt bepleit de inspecteur. Belanghebbende daarentegen is van mening dat de regeling uit 2014 moet worden gehanteerd. De rechtbank haalt als toetsingskader HR 14 november 2014, nr. 14/00760, NTFR 2014/2820, aan. In dit arrest overwoog de Hoge Raad dat de hoofdregel is dat op een verzoek tot vergoeding van proceskosten wordt beslist bij uitspraak op bezwaar. Indien de inspecteur dit heeft nagelaten en op een later moment alsnog een beslissing neemt over de proceskosten, heeft dit te gelden als een (afzonderlijke) beslissing op bezwaar, waartegen afzonderlijk beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld. De Hoge Raad voegt daaraan toe, dat indien (tijdig) beroep is ingesteld tegen het besluit op bezwaar, dat beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen een nadien genomen beslissing op bezwaar. In een dergelijk geval is het dus niet nodig afzonderlijk beroep in het stellen tegen de later alsnog genomen beslissing over vergoeding van de kosten. Deze oplossing kan in de onderhavige zaak echter niet worden toegepast, omdat belanghebbende geen beroep heeft ingesteld tegen de inhoudelijke beslissing op bezwaar. De rechtbank lost dit terecht op door een afzonderlijke beslissing over proceskosten gelijk te stellen met een beslissing op bezwaar zodat de rechtsbescherming van de burger is gewaarborgd. Voor wat betreft het bepalen van de proceskostenvergoeding oordeelt de rechtbank dat moet worden aangesloten bij het moment waarop de inhoudelijke uitspraak op bezwaar is gedaan en niet het moment waarop het gebrek (geen beslissing over proceskostenvergoeding) in de uitspraak op bezwaar is hersteld, ook al heeft dit te gelden als een apart besluit (van latere datum). De conclusie van de rechtbank is dat de regeling zoals die gold in 2014 moet worden toegepast, zodat geen sprake is van samenhangende zaken en dus recht bestaat op tweemaal proceskostenvergoeding in de bezwaarfase.

Bij het toekennen van de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase staat de rechtbank ten slotte voor een noemenswaardig contra legem dilemma. Nadat de rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur het BPB onjuist heeft toegepast, moet volgens de letterlijke tekst van het overgangsrecht toch de nieuwe regeling worden gehanteerd omdat in beroep een afwijkende (overgangs)regeling geldt voor een veroordeling in de kosten van de bezwaarfase. De rechtbank erkent naar mijn mening terecht dat het overgangsrecht niet heeft voorzien in de situatie zoals thans onderhavig, en laat rechtsbescherming boven botte wetstoepassing gaan.

[1] Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Jaeger advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur