Proceshandelingen in incidentele hoger beroep worden op eenzelfde wijze vergoed als proceshandelingen in principale hoger beroep

Samenvatting


Belanghebbende heefttijdig aangifte gedaanvande loon- enomzetbelasting over hetderde kwartaalvan2005.De verschuldigde
bedragenheeftzijeind oktober 2005 inéénbedrag overgemaakt.De ontvanger heefteendeelvanhetbedrag geboektals betaling van de omzetbelasting (€ 2.893).Op 24 november 2005 is eennaheffingsaanslag loonheffing van€ 1.773 opgelegd alsmede eenboete.Op 5 december 2005 is hetresterende deelvanheteind oktober 2005 overgemaakte bedrag (€ 1.773) teruggestortop de rekening van belanghebbende.Volgens de Hoge Raad bestond voor naheffing geengrond,nubelanghebbende eind oktober 2005 de door haar afte dragenloonheffing van€ 1.773 had betaald.Voor hetopleggenvaneenboete ontbreektdaneveneens de grondslag,zodatde boetebeschikking onrechtmatig was.Om die redenheeftbelanghebbende rechtop eenvergoeding vande bezwaarkosten.Verder overweegtde Hoge Raad nog datbelanghebbende rechtheeftop eenkostenvergoeding voor de proceshandelingenaangaande de beantwoording vanhetincidentele hoger beroep,omdatdeze op eenzelfde wijze moetenwordenbehandeld als proceshandelingen aangaande hetprincipale hoger beroep.


Feiten

3.1.Incassatie kanvanhetvolgende wordenuitgegaan.
3.1.1.Belanghebbende heefttijdig aangifte gedaanvande omzetbelasting die zijmoestvoldoenover hetderde kwartaalvan2005 en vande loonbelasting die zijmoestafdragenover datzelfde kwartaal.De volgens de aangiftenverschuldigde bedragenvan€ 2.893 onderscheidenlijk € 1.773 heeftzijinéénbedrag van € 4666 overgemaaktnaar de rekening vande belastingdienst,onder vermelding van: `- 002 e 1773
– 003 e 2893′.
Ditbedrag is op 31 oktober 2005 door de belastingdienstontvangen.
3.1.2.De ontvanger heeftvanhetdoor belanghebbende overgemaakte bedrag eendeeltenbedrage van€ 2.893 geboektals betaling vanhetvolgens de vorenvermelde aangifte voor de omzetbelasting verschuldigde bedrag.
3.1.3.Bijde bestredennaheffingsaanslag,gedagtekend 24 november 2005,heeftde Inspecteur belanghebbende een naheffingsaanslag inde loonbelasting/premie volksverzekeringenover hetderde kwartaalvan2005 opgelegd voor eenbedrag van € 1.773.
3.1.4.Op 5 december 2005 heeftde belastingdiensthetdoor belanghebbende op 31 oktober 2005 overgemaakte bedrag (€ 1.773) voor eendeel,te weteneenbedrag van€ 22,toegerekend aaneennog openstaande aanslag inde vennootschapsbelasting tenname vanbelanghebbende enhetresterende deel,€ 1.751,teruggestortop de rekening vanbelanghebbende.


Geschil

Ingeschilis ofde naheffingsaanslag ende boete terechtzijnopgelegd.
Rechtsoverwegingen
3.2.1.HetHofheeftgeoordeeld dat,geletop alle feitenenomstandigheden,inhunonderlinge verband bezien,belanghebbende de over
hetderde kwartaalvan2005 verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringennietheeftbetaald inde zinvanartikel20 vande Algemene wetinzake rijksbelastingen(hierna:de Awr),zodatde bestredennaheffingsaanslag rechtsgeldig is opgelegd. 3.2.2.Voorts heefthetHofinverband metde gevraagde vergoeding vande kostenvanbezwaar geoordeeld datde boetebeschikking nietonrechtmatig was.
3.3.1.De klachtenbestrijdenonder meer hethiervoor in3.2.1 vermelde oordeel.De klachtenslageninzoverre.Uithetgeenhiervoor in 3.1.1 is vermeld,volgtdatbelanghebbende – door haar overmaking op 31 oktober 2005 vanhetbedrag van€ 4.666 – de door haar over hetderde kwartaalvan2005 afte dragenloonbelasting/premie volksverzekeringentenbedrage van€ 1.773 had betaald.Voor naheffing vanlaatstvermeld bedrag bestond dus inbeginselgeengrond.De naheffing konevenminrechtvaardiging vindeninde omstandigheid datsprake zouzijnvaneenterugbetaling die nietbuitende wilvanbelanghebbende geschiedde,reeds om de redendat tentijde vanhetopleggenvande naheffingsaanslag nog nietwas terugbetaald.
3.3.2.Voor zover de klachteninhoudendathetHoftenonrechte heeftgeoordeeld datgeenrechtbestaatop eenvergoeding vande kostenvanbezwaar,slagenzijeveneens.Uithetgeenhiervoor in3.3.1 is overwogen,volgtdatvoor hetopleggenvaneenboete op de voet van artikel67c vande AWReveneens de grondslag ontbrak endatde boetebeschikking derhalve onrechtmatig was. 3.3.3.Voorts betogende klachtennog dathetHoftenonrechte de Inspecteur nietheeftveroordeeld inde proceskostenvan belanghebbende aangaande de beantwoording vanhetincidentele hoger beroep.Ook deze klachtenslagen.Proceshandelingen aangaande hetincidentele hoger beroep dienenop eenzelfde wijze te wordenbehandeld als proceshandelingenaangaande hethoger beroep (vgl.HR20 november 2009,nr.08/03520,LJNBJ5042,BNB 2010/16).
(Volgtvernietiging vande uitsprakenvanhethof,de rechtbank ende inspecteur,alsmede vande naheffingsaanslag.)

Commentaar


Zie mijncommentaar bijHR13 augustus 2010,nr.09/00018,NTFR2010/2011.
[1]Mr.I.R.J.Thijssenis advocaatbijJaeger advocaten-belastingkundigente Amsterdam.
Bron:http://www.ndfr.nl/link/NTFR2010-2013 Datum:11-4-2016 16:00:35

Stuur een reactie naar de auteur