Informatiebeschikking in woonplaatsonderzoek blijft in stand: inkomens- en vermogensgegevens kunnen van belang zijn voor de belastingheffing
Alle pagina's gelinkt aan
Samenvatting
Het hof is van oordeel dat de inspecteur terecht informatiebeschikkingen heeft afgegeven. Op grond van de al aanwezige informatie valt niet uit te sluiten dat belanghebbende binnenlands belastingplichtige is. Gelet daarop kunnen de vragen over het inkomen en vermogen van belanghebbende van belang zijn voor de belastingheffing. Van een fishing expedition is geen sprake en de inspecteur heeft het privacyverbod van art. 8 EVRM en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet geschonden. In dit stadium leidt een marginale toets ertoe dat niet kan worden geoordeeld dat er geen heffingsbelang meer is. Belanghebbende heeft de vragen van de inspecteur ten onrechte niet beantwoord en heeft daarom niet aan zijn informatieverplichtingen voldaan. Vanwege het ontbreken van gegevens acht het hof zich in deze fase van het geding niet in staat om de (dis)proportionaliteit van de omkering van de bewijslast te beoordelen. Het gevolg is dat het hof in dit stadium geen uitspraak kan doen over de omkering van de bewijslast. De inspecteur heeft de informatiebeschikkingen rechtmatig vastgesteld. Belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld om de gevraagde informatie alsnog te verstrekken.
(Hoger beroep ongegrond.)
Commentaar
Uit deze zaak blijkt maar weer eens dat de mondiaal levende mens vrij wild is voor een nationale fiscus. Het gaat om een Nederlandse man die 24/7 voor de paarden leeft. Zijn partner is een internationaal gerenommeerde amazone. Tot 2003 woonde het paar in Nederland, daarna in België en sinds 2005 in Monaco. Het paar lijkt zich echter te hebben vergaloppeerd met wat zij in Nederland achterlieten: onder meer houden zij een woning ter beschikking, een manege met (veel) paarden, een dienstbetrekking (man), bankrekeningen en creditcards, familiebetrekkingen, etc. Anderzijds is wel verklaard dat hij sinds 2004 nooit meer in Nederland heeft geslapen.
De inspecteur meent dat de man in Nederland woont en geeft een informatiebeschikking af met vragen, die de man moet beantwoorden. Die vragen, over de jaren 2010 tot en met 2012, gaan ver. Zij komen erop neer dat de man alle aangiftegegevens moet verschaffen over die jaren, met andere woorden: niet alleen vragen over zijn woonplaats, maar ook over zijn gehele wereldinkomen en -vermogen. De man stelt de vragen niet te (hoeven) beantwoorden, omdat hij buitenlands belastingplichtige is.
Het hof overweegt dat het weliswaar ‘mogelijk twijfelachtig’ is of de omstandigheden uiteindelijk tot de conclusie zullen leiden dat sprake is van een woonplaats in Nederland. Maar dat maakt nog niet dat een informatiebeschikking op losse ‘hoeven’ komt te staan: het criterium is immers of een vraag ‘van belang kan zijn’. Belanghebbende voert aan dat het door de rechtbank gehanteerde criterium ‘niet uit te sluiten dat’ te ver gaat, in het bijzonder gelet op wat hij daartegenover heeft gesteld. Het hof oordeelt echter dat sprake is van een meer dan theoretische mogelijkheid dat de man in Nederland woont. Dat brengt mee dat de inspecteur daarover vragen mag stellen en gegevens mag opvragen. Maar geeft ‘daarover’ dan niet een beperking, in de zin dat de vragen en gegevens betrekking moeten hebben op het al of niet wonen in Nederland?
Nee, overweegt het hof: de gevraagde gegevens moeten redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de Nederlandse belastingheffing. En in het kader van een juiste belastingheffing moet de inspecteur ook gegevens hebben over de hoogte van het inkomen en vermogen. Bovendien kunnen die gegevens misschien licht werpen op de woonplaats van de man, aldus het hof. Ik maak uit de hofuitspraak op dat de inkomens- en vermogensgegevens zouden kunnen bijdragen aan het vaststellen van de woonplaats. Maar als die gegevens (zodanig) van belang zijn om tot een woonplaats in Nederland te komen, moeten we dan vaststellen dat geen sprake kan zijn van een voldoende ‘duurzame band van persoonlijke aard’ met Nederland (HR 12 april 2013, nr. 12/02980, NTFR 2013/903)? De fiscale invulling van de woonplaats heeft in mijn ogen de neiging om te ver af te draven van de betekenis die daar in maatschappelijke zin aan wordt gegeven.
De man acht de handelwijze van de inspecteur – zonder definitieve standpuntbepaling ten aanzien van de subjectieve belastingplicht in Nederland veel, deels privacygevoelige, gegevens opvragen – in strijd met art. 8 EVRM. Ik vind uit het oogpunt van privacy veel te zeggen voor een ‘tweetrapsraket’. Eerst komen tot een oordeel over de woonplaats (subjectieve belastingplicht) en daarna eventueel alle inkomens- en vermogensgegevens (objectieve belastingplicht) boven water krijgen. Het hof gaat hierin echter niet mee. De wet (art. 47 AWR) geeft de inspecteur de bevoegdheid tot het stellen van privacygevoelige vragen. Voor de vervolgvraag of de gegevens ook ‘noodzakelijk’ zijn in de zin van art. 8 EVRM moet worden getoetst aan proportionaliteit en subsidiariteit. Ook die toetsen vallen volgens het hof positief voor de inspecteur uit. Er zijn niet onevenredig en onnodig veel vragen gesteld, en die vragen waren steeds van belang voor de beoordeling van de Nederlandse belastingheffing. Ook de gewraakte volgtijdelijkheid – vragen zonder voorafgaande definitieve standpuntbepaling – acht het hof geen bezwaar.
Met deze hofuitspraak is weer eens duidelijk gemaakt dat het van stal halen van de informatiebeschikking voor de inspecteur een deugdelijk middel is bij het vaststellen van iemands fiscale woonplaats. Het hof acht zich in dit stadium nog niet in staat om te oordelen of de aan de informatiebeschikking te koppelen sanctie van omkering van de bewijslast disproportioneel is. Dat oordeel verschuift dus naar de toekomstige procedure(s) over de op te leggen aanslag(en). Maar gelet op het hofoordeel voor het overige, zou ik mijn geld erop zetten dat die omkering – bij volharding in de weigering de gevraagde informatie binnen de herkansing te verstrekken – er komt. (Redactie: Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld onder HR nummer 19/05042.)Noot
[1] Vanessa Huygen van Dyck-Jagersma is verbonden aan Jaeger advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.
Stuur een reactie naar de auteur