Termijnen, het lijkt zo eenvoudig.

Termijnen spelen in het recht, en in het belastingrecht al helemaal, een belangrijke rol. Zo opende ik ook voorgaande blog al. U zou kunnen denken dat vanwege dat belang alle vragen over wanneer een termijn aanvangt en, crucialer, eindigt, wel zijn uitgekristalliseerd. Niets is echter minder waar. Net even te laat bezwaar maken is in de meeste gevallen fataal. Bewijs van het niet ontvangen hebben van aanslagen ligt zelfs in veel gevallen bij de belastingplichtige. Gelukkig kan ook de inspecteur stevig in de problemen komen indien hij zich niet aan de voor hem geldende termijnen houdt. Of niet? [1]

In veel gevallen meen ik dat onze overheid het voor zichzelf wel heel goed heeft geregeld en verplichtingen vooral bij de burger heeft gelegd die zijn recht wil halen. Bovendien staat op nagenoeg elke verplichting van de burger een sanctie bij niet nakoming. Verplichtingen aan de zijde van de overheid, in de fiscaliteit meestal de inspecteur, zijn veel schaarser. En er staat zelden een sanctie op. Meten met twee maten, maar kennelijk is er geen sprake van gelijke monniken. Gelukkig heeft de wetgever wel oog gehad voor de ergernis over ambtelijke traagheid. De termijn om uitspraak te doen op fiscale bezwaarschriften is teruggebracht van een jaar naar in beginsel zes weken en overschrijding kan de inspecteur op een dwangsom komen te staan. Bovendien is er de mogelijkheid om beroep in te stellen zonder uitspraak. Tot slot kan echte traagheid, het doen van uitspraak meer dan een half jaar te laat € 500 aan immateriële schadevergoeding per halfjaar opleveren wegens spanning en frustratie. Ik beschrijf in dit blog enkele discussiepunten over het einde van de beslissingstermijn.

Verlenging van de beslissingstermijn

De termijn om uitspraak op bezwaar te doen is strikt geregeld in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht: 6 weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Ik begin hier nu niet over complicaties die in voornoemde wettelijke formulering liggen besloten. Afgezien van verlenging van de termijn wegens verzuimen die aan het bezwaarschrift kleven, bestaat de mogelijkheid om de termijn met 6 weken te verdagen. Van beide verlengingen moet de inspecteur schriftelijk mededeling doen. Tot slot biedt de wet ook de mogelijkheid om de termijn op afspraak te verlengen.

De schriftelijke mededeling

Termijnen zijn er ten behoeve van de rechtszekerheid. Aan die zekerheid heeft iemand pas wat als hij op de hoogte raakt van veranderingen. Vandaar de verplichting voor de inspecteur om termijnverlengingen op schrift te stellen. Het ligt dan een beetje voor de hand dat de verlenging ook pas geldt vanaf het moment dat diegene die bezwaar heeft gemaakt kennis heeft genomen van de (reden tot) verlenging. In dit geval bedriegt de logica.

Of een stuk dat de belastingplichtige verzendt tijdig is, hangt af van de datum van ontvangst door de inspecteur. Andersom heeft echter in beginsel te gelden dat een stuk bekend is gemaakt daags nadat het is verzonden. Dus ongeacht de datum waarop het stuk aankomt. Oneerlijk? Op basis van het uitgangspunt dat postbezorging nagenoeg feilloos is en de hoofdregel is bezorging binnen 24 uur, maakt het verschil in benadering niets uit. De uitzondering op de regel heeft echter pech. Een bedenkelijke keuze van de wetgever om deze pech voor rekening en risico van de burger te laten komen. Zeker als er inmiddels een redelijk aantal gevallen in de krant hebben gestaan waaruit bleek dat de postbezorging minder feilloos was dan te verwachten viel.

Het is daarnaast regel geworden dat de post van de Belastingdienst er een dag of vier over doet. De dag erop bezorgen is de uitzondering geworden. Een welbewuste keuze van de top van de Belastingdienst bij het nieuwe contract met PostNL, om te besparen op de kosten van postbezorging. Bezuinigen op de kosten ten laste van de rechtszekerheid van de burger heeft ook tot gevolg dat alle termijnen die de burger worden gesteld een aantal dagen worden verkort.

Me dunkt dat de vertraging door het nieuwe contract met PostNL de termijnen van de overheid moet verkorten, in ieder geval niet die van de belastingplichtige.

Verdaging van de beslistermijn

Met grote regelmaat wordt de termijn om te beslissen op een bezwaarschrift met een simpel inhoudsloos briefje verdaagd. Een verzoek om toelichting wordt vaak afgedaan met de opmerking dat de verdaging niet hoeft te worden gemotiveerd. Mag de inspecteur een van de weinige hem gestelde termijnen zo maar verlengen? Nog afgezien van fatsoen, is dat zonder meer de vraag.

In de parlementaire geschiedenis is aangegeven dat organisatorische problemen geen reden mogen zijn om te verdagen.[2] ‘Ik kwam er even niet toe’ is derhalve geen valide reden. Ook is in deze parlementaire geschiedenis aangegeven dat de reden van de verdaging in rechte kan worden getoetst.[3] Bij een verschil van inzicht over de vraag of er een goede reden was om te verdagen, zou derhalve ondanks de verdaging beroep moeten kunnen worden ingesteld ten einde de redenen voor de verdaging aan een rechter voor te leggen.

De schorsende werking van de informatiebeschikking

Afgezien van de eerdergenoemde mogelijkheden om de beslissingstermijn te verdagen, is er nog een belangrijk ‘instrument’ waarmee de termijn wordt verlengd: een afgegeven informatiebeschikking schorst de termijn om uitspraak te doen op bezwaar. In beginsel.

Een termijn die al is geëindigd kan vanzelfsprekend niet meer worden verlengd. Dat zou met zich mee moeten brengen dat een informatiebeschikking die is afgegeven nadat de termijn voor het doen van uitspraak al is verstreken, geen schorsende werking meer heeft. De juistheid van de redenen op grond waarvan de termijn om uitspraak te doen op bezwaar is verlengd, speelt dus een rol bij de vraag of de informatiebeschikking wel daadwerkelijk schorsende werking heeft.

Informatiebeschikking hangende beroep

De mogelijkheden om een informatiebeschikking af te mogen geven zijn door de Hoge Raad ruim uitgelegd. Een informatiebeschikking afgeven terwijl er al een beroep loopt bij de rechter, is echter niet toegestaan. Ook al is dit een beroep wegens het niet tijdig doen van uitspraak. Bijvoorbeeld om te toetsen of om de juiste redenen is aangegeven dat het nog wat langer duurt voordat een uitspraak op bezwaar volgt.

Conclusie

Inspecteurs springen wat makkelijk om met termijnen, gewend als ze zijn geraakt aan het feit dat er toch geen sanctie op staat. Het is echter de vraag of postvertraging wel terecht ten laste van termijnen van de bezwaarmaker worden gebracht. En of verdaging op onjuiste gronden de termijn daadwerkelijk verlengt. En of een ontijdige informatiebeschikking nog wel de vaak door de inspecteur beoogde schorsende werking heeft. Het is de hoogste tijd dat niet alleen de burger de consequentie van termijnoverschrijdingen ondervindt. Met het strikt hanteren van voor de inspecteur geldende termijnen kan het hem ook buitengewoon lastig worden gemaakt dossiers af te wikkelen wanneer het hem goed dunkt. Heerlijk.

[1] Dit blog is in verkorte vorm ook geplaatst in Accountancy Vanmorgen
[2] Kamerstukken II 2008/09, 31 769, nr. 6, p. 1.
[3] Kamerstukken II 2008/09, 31 751, nr. 3, p. 9.

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur