Aanpassing van het verschoningsrecht

Het verschoningsrecht staat onder druk. In het wetsvoorstel Modernisering Wetboek van Strafvordering dat op 7 februari 2017 is gepubliceerd, stelt de minister van Veiligheid en Justitie voor de jurisprudentie omtrent het verschoningsrecht te codificeren. [1]Zodoende moet advocaten duidelijker worden dat zij niet voor alle werkzaamheden verschoningsrecht hebben.[2]Begin dit jaar, mede naar aanleiding van de Panama Papers, kondigde staatssecretaris van Financiën Wiebes aan nog dit jaar een voorstel te doen om het fiscale verschoningsrecht aan te passen.[3]Op die aankondiging is door de NOvA fel gereageerd. De staatssecretaris zou het basisprincipe van het verschoningsrecht miskennen en zijn bezwaren jegens het verschoningsrecht in de huidige vorm niet goed motiveren. VDD, D66 en SP hebben op 22 februari jl. de staatssecretaris om opheldering gevraagd over de noodzaak van een aangepast verschoningsrecht.

Indeze bijdrage wordt betoogd het verschoningrecht aan te passen naar een ruim op te vatten materieel criterium, zodat het belang dat met het verschoningsrecht is gediend ook in de toekomst blijft gewaarborgd.

1 De klacht: het verschoningsrecht als sta-in-de-weg voor waarheidsvinding

Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) klaagt al geruime tijd dat het verschoningsrecht door advocaten te ruim wordt uitgelegd en zodoende een sta-in-de-weg vormt voor effectieve fraudebestrijding.[4]Zo zouden advocaten worden misbruikt om allerhande civielrechtelijke transacties buiten het zicht van de overheid te houden en is het beeld opgeroepen dat (bedrijfs)administraties op kruiwagens onder het verschoningsrecht van advocaten worden gebracht. De klacht spitst zich niet zozeer toe op een te ruime werking van het verschoningsrecht, maar met name op het (alsmaar) ‘moeten procederen’ om het gelijk te halen.[5]Namens de Belastingdienst is vorig jaar in ruimere zin geklaagd over de onpraktische keerzijde van de inschakeling van rechtsbijstand door belastingplichtigen. [6]Advocaten en belastingadviseurs zouden beschikken over een ‘een waslijst met manieren’ en ‘een spervuur van verdedigingslinies’ om de Belastingdienst af te schepen.[7]Het voornemen van Wiebes heeft vermoedelijk eveneens te maken met de klacht van het OM dat een consequent beroep op het verschoningsrecht door advocaten de opsporing van fraude bemoeilijkt. Belastingheffing is niet moralistisch en de fiscus pikt derhalve graag een graantje mee van criminele winsten.

2 De grondslag van het verschoningsrecht

De geheimhoudingsplicht van advocaten, en het in het verlengde daarvan liggende verschoningsrecht, vindt zijn grondslag in de gedachte dat eenieder zich in goed vertrouwen tot een deskundige moet kunnen wenden voor onafhankelijk juridisch advies, zonder angst dat de informatie die hij in dat kader verstrekt vervolgens openbaar kan worden. De Hoge Raad omschrijft het als volgt:

‘Degrondslag van het aan een beperkte groep van vertrouwenspersonen toekomende verschoningsrecht moet worden gezocht in een in Nederland geldend algemeen rechtsbeginsel dat meebrengt dat bij zodanige vertrouwenspersonen het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het besprokene om bijstand en advies tot hen moet kunnen wenden.’

Art. 218 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt:

‘Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich ook verschoonen zij die uit hoofde van hun stand, hun beroep of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, doch alleen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zoodanig is toevertrouwd.’

In het wetsvoorstel Modernisering Wetboek van Strafvordering is de achtergrond van het verschoningsrecht als algemeen rechtsbeginsel expliciet vervat in de (concept)tekst van een in te voeren art. 1.6.2.2.2 (als vervanging van het huidige art. 218 Sv):

‘Getuigendie in de uitoefening van hun ambt, beroep of stand verplicht zijn tot een geheimhouding waarin besloten ligt dat het belang van de waarheidsvinding moet wijken voor het maatschappelijke belang dat ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaring om bijstand en advies tot hen moet kunnen wenden, kunnen zich van het beantwoorden van bepaalde vragen verschonen. Zij kunnen zich slechts verschonen omtrent de wetenschap over hetgeen rechtstreeks verband houdt met deze specifieke taakuitoefening.’

Art. 53a, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) bepaalt:

‘Voor een weigering om te voldoen aan de verplichtingen ten behoeve van de belastingheffing van derden kunnen alleen bekleders van een geestelijk ambt, notarissen, advocaten, artsen en apothekers zich beroepen op de omstandigheid, dat zij uit hoofde van hun stand, ambt of beroep tot geheimhouding verplicht zijn.’

Het verschoningsrecht komt toe aan de advocaat en dus niet aan diens cliënt.[8]Dit brengt mee dat indien verschoonbare informatie bij de cliënt in beslag wordt genomen, deze zich op het afgeleide verschoningsrecht van de advocaat kan beroepen.[9]Dit betekent eveneens dat in het geval waarin cliënt toestemming geeft te verklaren, de advocaat zich toch van een af te leggen getuigenis kan verschonen. Daarnaast geldt dat door de advocaat ingeschakelde medewerkers of derden een (afgeleid) verschoningsrecht hebben.

Opgrond van art. 11a Advocatenwet is de advocaat tot geheimhouding verplicht van ‘al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening als zodanig kennis neemt’. Art. 218 Sv hanteert met ‘als zodanig toevertrouwd’ een vergelijkbaar begrip.

Overigens erkent de Hoge Raad (ook) voor niet-verschoningsgerechtigden een geheimhoudingsrecht in het kader van het fair playbeginsel:

‘Hettot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te rekenen beginsel van fair play verzet zich ertegen dat een inspecteur van zijn bevoegdheid ex art. 47 AWR gebruikmaakt om kennis te krijgen van rapporten en andere geschriften van derden voorzover zij ten doel hebben de fiscale positie van de belastingplichtige te belichten of hem daaromtrent te adviseren. Dat geldt ook voor de onderdelen van die geschriften die met dat doel gegevens van feitelijke of beschrijvende aard bevatten. De resterende (niet op dat doel betrekking hebbende) onderdelen dienen wel – desgevraagd – te worden verstrekt, waartoe het nodig kan zijn dat het document wordt gesplitst of geschoond.’

3 De reikwijdte van het verschoningsrecht

Het verschoningsrecht ziet in beginsel op alle (dus ook van derden afkomstige) gegevens die een verschoningsgerechtigde in het kader van zijn beroepsuitoefening verkrijgt. Ook gegevens die niet speciaal voor de verschoningsgerechtigde zijn opgesteld, kunnen onder het verschoningsrecht vallen. In een zaak uit 2006 ging het om het dagboek van de moeder van een minderjarige verdachte dat onder de advocaat van de minderjarige in beslag was genomen. De Hoge Raad overwoog dat de stelling dat ‘onder het verschoningsrecht uitsluitend brieven en andere geschriften vallen die aan of door de geheimhouder als zodanig zijn geschreven’ in haar algemeenheid geen steun in het recht vindt.[10]Meer – of naar de smaak van het OM te weinig – discussie is er over de vraag wanneer een advocaat ‘als zodanig’ optreedt. De Hoge Raad hanteert de volgende maatstaf:

‘Eenadvocaat komt daarom alleen een verschoningsrecht toe in het kader van zijn juridische dienstverlening aan een rechtzoekende die zich tot hem heeft gewend vanwege zijn hoedanigheid van advocaat.’

Bij de vraag wanneer iets aan een advocaat ‘als zodanig’ is toevertrouwd, gaat het volgens A-G Knigge om het beroep dat de wetgever voor ogen stond toen hij het verschoningsrecht toekende.[11]Die stelling is voor discussie vatbaar, niet in de laatste plaats omdat het verschoningsrecht tevens een algemeen rechtsbeginsel is dat als zodanig niet alleen kan worden uitgelegd aan de hand van de bedoeling van de wetgever. Wat precies de normale beroepsuitoefening is van de advocaat is niet glashelder. Fanoy merkt hierover terecht op dat het geen statisch gegeven is.

Dekerntaak van de advocaat is het waarborgen van de rechtspositie van de cliënt. Deze kerntaak omvat zowel het geven van juridisch advies als het vertegenwoordigen en bijstaan van de cliënt in juridische procedures en conflicten.[12]Evident lijkt dan dat de advocaat geen verschoningsrecht toekomt als hij optreedt als directeur van een vennootschap of ‘protector’ van een trust.[13]Rechtbank Den Haag oordeelde op 14 januari 2015 over het governance-rapport dat door de advocaten van De Brauw werd opgesteld over de derivatenpositie van Vestia. Dit oordeel is evenwel kritisch ontvangen.[14]In die zaak oordeelde de rechtbank dat het rapport niet onder het verschoningsrecht viel, omdat het enkel feiten en geen juridisch advies betrof. Van Breukelen annoteerde bij die uitspraak dat door de advocaat geselecteerde feiten binnen de reikwijdte van het verschoningsrecht zouden moeten vallen. ‘Dit vormt de door de advocaat aangelegde basis om te adviseren over de rechtspositie van Vestia.’ Wij menen dat die kritiek terecht is.

Daarbij komt dat het in beginsel aan de verschoningsgerechtigde is om te bepalen of hij zich in een specifiek geval kan verschonen. [15]Het standpunt van de verschoningsgerechtigde dient daarbij door het OM en de rechter te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is.[16]Een ruimere beoordelingsmarge en een meer genuanceerde afweging van de met het concrete geval gemoeide tegenstrijdige belangen achteraf zou tot een zodanige onzekerheid omtrent de reikwijdte van het verschoningsrecht leiden, dat het daardoor op een onaanvaardbare wijze zou worden aangetast. [17]Afgezien van de vraag of in dit geval aan die zware toets is voldaan, gaat het bij het verschoningsrecht in dit soort gevallen ook om de principiële vraag of het maatschappelijk belang dat dergelijke onderzoeken op initiatief van de belanghebbende zelf worden uitgevoerd groot genoeg is om geen drempels daartegen op te werpen, in de zin dat het rapport van het onderzoek vervolgens door justitie en de fiscus kan worden opgehaald. Naast een beroep op basis van het verschoningsrecht zou ‘fair play’ zich ook al snel verzetten tegen de plicht om de bevindingen van dit soort onderzoek te openbaren.

4 Doorbreking van het verschoningsrecht

Het verschoningsrecht is niet absoluut. Geen verschoningsrecht geldt ten aanzien van voorwerpen waarmee het strafbare feit is begaan dan wel die daarbij behulpzaam zijn geweest, zogenaamde corpora et instrumenta delicti.[18]Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn jurisprudentie erkend dat in zeer uitzonderlijke individuele gevallen het belang van de waarheidsvinding kan prevaleren boven het belang dat met het verschoningsrecht wordt beschermd.[19]In een dergelijk geval kan het professioneel verschoningsrecht worden ‘doorbroken’. Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn bij een redelijk vermoeden van schuld aan een ernstig strafbaar feit – gepleegd door de advocaat – zoals lidmaatschap van een criminele organisatie.

Hetis overigens opvallend, en voor de discussie over redenen om het verschoningsrecht te beperken niet doelmatig, dat de voorbeelden die het OM aandraagt, alle zien op situaties waarbij het verschoningsrecht in uitspraken niet is erkend en dus geen (verdere) beperking (meer) behoeft. De discussie is echter wel schadelijk voor de beeldvorming (over advocaten en hun verschoningsrecht).

5 Voorgestelde oplossingen

Zoals gezegd betrekt de minister van Veiligheid en Justitie het verschoningsrecht expliciet in de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Daarbij dient het ‘rechtstreeks verband houden’-criterium er volgens de minister onder meer toe te verduidelijken dat informatie die enkel aan een verschoningsgerechtigde is verstrekt om de beschikking hierover aan politie en justitie te onthouden, niet onder het verschoningsrecht valt.[20]Staatssecretaris Wiebes is tot op heden (nog) minder concreet over wat precies moet worden verstaan onder de aankondigde ‘aanpassing van het fiscale verschoningrecht’. Wiebes merkt op dat hij de reikwijdte van het huidige fiscale verschoningsrecht ‘zeer breed’ en ‘te ongericht’ vindt. Hij verwijst daarbij naar een rapport van de OESO uit 2013, waarin het volgende is opgemerkt:

‘It is recommended that the Netherlands’ authorities make it clear that the privilege which can be claimed by lawyers under Article 53(a) of the GSTA only relates to confidential communication produced for the purpose of seeking or providing legal advice or produced for the purpose of use in existing or contemplated legal proceedings.’

Wiebes geeft aan nog dit jaar het voorstel tot aanpassing van het fiscale verschoningsrecht ter consultatie voor te willen leggen. Hij overweegt de optie om bij deze aanpassing (gedeeltelijk) aan te sluiten bij de formulering van de zogenoemde ‘procesvrijstelling’ in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft).

6 De procesvrijstelling in de Wwft

Op grond van de Wwft zijn onder meer accountants, advocaten, notarissen en belastingadviseurs gehouden cliëntonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te melden. De Wwft is expliciet niet van toepassing op werkzaamheden voor een cliënt ‘betreffende de bepaling van diens rechtspositie, diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte, het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding of het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding’.[21]Deze ‘procesvrijstelling’ is materieel van aard en geldt dus evenzeer voor accountants en belastingadviseurs als voor advocaten en notarissen. In de aanwijzing bij de voorloper van de Wwft, de Wet Melding ongebruikelijke transacties, is betoogd dat onder het bepalen van de rechtspositie slechts het initiële verkennende gesprek valt, mits in dat eerste gesprek geen advies wordt geven.[22]In de memorie van toelichting bij de Wwft is die visie herhaald.[23]De discussie over de juistheid van deze beperkte uitleg van het bepalen van de rechtspositie is niet echt van de grond gekomen.[24]Gelet op de overweging van de staatssecretaris in zijn brief van 17 januari jl. om bij de Wwft aan te sluiten in het kader van een mogelijke aanpassing van het fiscaal verschoningsrecht wordt deze discussie opnieuw van belang. Duidelijk is dat de opvatting van de OESO in voorgaand citaat tot een ruimere uitleg van het fiscaal verschoningsrecht noopt dan het voeren van een inleidend gesprek. Om nog maar te zwijgen van de formulering van het algemeen rechtsbeginsel over verschoning door de Hoge Raad en het erkende fair play-beginsel, welke uitgangspunten en bewoordingen ook in uitspraken van het HvJ EU doorklinken.

7 Een materieel verschoningsrecht

In het idee om voor verschoning aan te sluiten bij de aard van de werkzaamheden in plaats van bij een formeel criterium – het zijn van advocaat – zien wij een toekomstbestendiger verschoningsrecht. Voorts is de nu al jaren durende discussie over ‘advocaten die alles afschermen en de bestrijding van allerhande criminaliteit tegengaan’ slecht voor de beeldvorming en dus voor de advocatuur. De discussie moet gaan over het waarom van een verschoningsrecht en voor welke werkzaamheden de geheimhouding een te respecteren doel dient.

Bovendien is in onze ogen nauwelijks verdedigbaar dat een advocaat, om wat hij is, gegevens wel zou mogen beschermen, terwijl een andere juridisch dienstverlener, waar gelet op wat hij doet geheimhouding wellicht veel beter verdedigbaar zou zijn, dit recht niet toekomt.[25]Dat advocaten een wettelijk erkende beroepsgroep is met een wettelijk geregeld tuchtrecht is voor ons onvoldoende doorslaggevend. Niet alleen advocaten geven juridisch advies of voeren procedures. Het zou daarom niet van doorslaggevend belang moeten zijn bij wie een rechtzoekende aanklopt, maar waarvoor hij aanklopt en wellicht wat het verwachtingspatroon is ten aanzien van de vertrouwelijkheid van wat hij daar vertelt en wat hij daar afgeeft. Het uitgangspunt dat eenieder zich vrij moet voelen juridisch advies in te winnen, zonder vrees voor openbaarmaking, wordt volstrekt zinledig indien ‘het bepalen van de rechtspositie’ niet mede omvat het verkrijgen van (feitelijke) informatie van de cliënt en het hem daadwerkelijk over zijn rechten en plichten kunnen adviseren, los van de vraag of dit in het kader van een mogelijke procedure plaatsvindt.

Met een duidelijk uitgekristalliseerde discussie en vervolgens deugdelijke vastlegging van wat geheimhouding verdient, of dit nu is gebaseerd op een verschoningsrecht of op ‘fair play’, wordt ook tegemoetgekomen aan de wens van het OM strakker omlijnd te krijgen op welke werkzaamheden het verschoningsrecht van toepassing is. Het is dan ook betreurenswaardig dat de discussie tot dusverre veel tussen OM en de strafadvocatuur heeft plaatsgehad. Het verschoningsrecht van de strafadvocatuur behoeft wellicht wat codificatie, maar dat strafadvocaten zich mogen verschonen staat niet ter discussie en zal niet ter discussie komen te staan. Met name de beroepsbeoefenaren die werkzaamheden uitvoeren die nu onder de Wwft vallen, althans waarop de ‘procesvrijstelling’ niet van toepassing is, zouden een bijdrage moeten leveren aan het antwoord op de vraag waar de grens ligt tussen advisering die geheimhouding verdient en wat op verzoek moet worden geopenbaard. Deze discussie uit de weg gaan omdat de grens lastig is aan te geven, volstaat niet.

Geletop hetgeen de minister van Veiligheid & Justitie hierover al heeft opgemerkt in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, sluiten wij niet uit dat ook hij voor het verschoningsrecht een koppeling maakt met (de ‘procesvrijstelling’ van) de Wwft.[26]De NOvA en de Wwft-plichtigen doen er naar ons idee beter aan een inhoudelijke bijdrage te leveren aan het debat, dan defensief en pal voor een algemeen verschoningsrecht voor de beroepsgroep te gaan staan respectievelijk zich afzijdig te houden van elke discussie.

8 Conclusie

Het verschoningsrecht van de advocaat ligt onder een vergrootglas. De advocatuur wordt verweten middels een pavlovreactie niets te verstrekken, omdat ‘alles’ onder het verschoningsrecht valt. Dat niet ‘alles’ onder het verschoningsrecht valt, is wel duidelijk. Het moet gaan om informatie die aan de advocaat ‘als zodanig is toevertrouwd’. Het is een lang gekoesterde wens van het OM meer grip te krijgen op het verschoningsrecht. Het OM heeft zich hierover naar eigen zeggen ‘suf geprocedeerd’ en de minister van Veiligheid & Justitie heeft voorgesteld het OM tegemoet te komen door in het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering op te nemen voor welke werkzaamheden een verschoningsrecht bestaat. Ook heeft de staatssecretaris van Financiën aangekondigd het fiscale verschoningsrecht te willen inperken. Hoe de staatssecretaris zijn voorstel gaan vormgeven, is nog onduidelijk, maar voor de hand ligt dat er iets gaat veranderen. Als inderdaad, zoals de staatssecretaris overweegt, aansluiting wordt gezocht bij de procesvrijstelling van de Wwft, dan moet discussie worden gevoerd over wat precies de reikwijdte is van met name het bepalen van de rechtspositie van de cliënt.

[1] Wetsvoorstel tot vaststelling van Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering: Strafvordering in het algemeen, zoals gepubliceerd op 7 februari 2017.

[2] Kamerstukken II, 2015-2016, 29279, nr. 278. Zie ook de brief ‘Beroepsgeheim en verschoningsrecht’ van de Minister van V&J van 24 november 2015, kenmerk 703969.

[3] Brief van de Staatssecretaris van Financiën ‘Aanpak van belastingontduiking’ van 17 januari 2017, kenmerk 2017-0000009651.

[4] Zie het opiniestuk van Vincent Leenders, ‘Beperk voor advocaten het verschoningsrecht’, NRC Handelsblad van 8 maart 2014 en diens bijdrage aan het artikel ‘OM: beroepsgeheim advocaten en notarissen is doorgeschoten’, het Financieele Dagblad van 19 juni 2015. Eerder al sprak officier van justitie Josien Mooijen van ‘de Bermudadriehoek van het verschoningsrecht’ in haar bijdrage ‘David en Goliath: zin en onzin van het verschoningsrecht in de commerciële praktijk’, in het Financieele Dagblad van 18 mei 2013.

[5] Zie ook J. Mooijen, ‘Geheimhouderstukken in een kantooradministratie’, Sanctierecht & Onderneming 2017, nr 1, par. 5.2.

[6] Kamerstukken II, 2016-2017, 25087, nr. 133 (verslag van een expertmeeting).

[7] Zie het artikel ‘Voorzichtig doen met de belastingfraudeur’ in het Financieele Dagblad van 13 september 2016 over de bijdragevan twee constructiebestrijders van de Belastingdienst in een expertmeeting in de Tweede Kamer op 12 september 2016.

[8] HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4284.

[9] Kamerstukken II, 2011-2012, 33079, nr. 3, p. 12, zie ook HR 19 november 1985, NJ 1986, 533 m.nt. ’t Hart.

[10] HR 24 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4666, NJ 2006/109.

[11] Conclusie A-G Knigge 6 oktober 2015, ECLI:NL:PHR:2015:2567, onderdeel 8.9.

[12] Kamerstukken II, 2006-2007, 30800 VI, 13, p. 4 en 7.

[13] HR 29 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9694, NJ 1994/537.

[14] Zie hiervoor Sluysmans en De Graaff, ‘Het advocatuurlijke verschoningsrecht’, NJB 2016/1606, de noot van Van Breukelen in JOR 2015/141 en N. Fanoy, ‘Verschoningsrecht van de advocaat: veilige haven, geen vrijplaats’, AA 2016/89, par. 4.

[15] HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4284, NJ 2014/92.

[16] HR 30 november 1999, ECLI:NL:PHR:1999:ZD7280, NJ 2002/48 m.nt. Buruma.

[17] HR 1 maart 1985, NJ 1986, 173 en HR 7 juni 1985, NJ 1986, 174 m.nt. Haardt.

[18] Art. 98 Sv. Zie voor een recent voorbeeld van instrumenta delicti HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:110, NJ 2016/163.

[19] HR 12 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9162, NJ 2002/439.

[20] Vaststellingswet Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (strafvordering in het algemeen) (MvT), p. 132-133 en explicieter in Vaststellingswet Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Het opsporingsonderzoek) (MvT), p. 224.

[21] Art. 1, lid 2, Wwft.

[22] Besluit van 24 februari 2003 tot aanwijzing van instellingen en diensten in het kader van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties, Stb. 2003/94, p. 17-18.

[23] Kamerstukken II, 2007-2008, 31238, nr. 3, p. 16 (MvT).

[24] Vanaf 2014 wordt toezicht op de naleving van de Wwft uitgeoefend door de plaatselijke deken.

[25] Rb. Amsterdam 6 oktober 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BT6955, V-N 2011/55.5 (Van Doorne).

[26] Vaststellingswet Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (strafvordering in het algemeen) (MvT), p. 134.

Gepubliceerd in: Tijdschrift Formeel Belastingrecht 2017/04

Stuur een reactie naar de auteur