Belastingrente voor aangiften erfbelasting voor overlijdens vanaf 1 januari 2021

MvF, 1 december 2020, 2020-0000236031

Samenvatting

In een brief aan de Tweede Kamer informeren de minister van Financiën en de staatssecretaris over ontwikkelingen binnen de schenk- en erfbelasting waaronder de belastingrente voor de erfbelasting. In maart 2018 is vanwege automatiseringsproblemen een beleidsbesluit in werking getreden, waarin is voorzien dat in de erfbelasting voor overlijdens vanaf 1 januari 2017 zolang als nodig is geen belastingrente in rekening wordt gebracht bij belastingaanslagen erfbelasting. Inmiddels wordt aan de randvoorwaarden, om de belastingrente voor de erfbelasting aan te zetten, voldaan. De aanslagoplegging is op orde en de burger krijgt snel bericht van de Belastingdienst. Ook is de samenstelling van de voorraad aangiften erfbelasting jong. De belastingrente wordt alleen aangezet voor overlijdens vanaf 1 januari 2021. Voor overlijdens in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 geldt eerbiedigende werking, dat wil zeggen dat de belastingrente ‘uit’ blijft. Er wordt bij het vaststellen van de aanslag erfbelasting overigens alleen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte erfbelasting te laat wordt ingediend (dat wil zeggen na acht maanden na het overlijden) of als bij de definitieve aanslagregeling wordt afgeweken van de aangifte. Belastingrente kan ook worden voorkomen door tijdig een verzoek te doen om een voorlopige aanslag. De termijn van acht maanden heeft tot gevolg dat de belastingrente op zijn vroegst pas weer vanaf 1 september 2021 in rekening kan worden gebracht. Het aanzetten van de belastingrente voor overlijdens vanaf 1 januari 2021 en de eerbiedigende werking voor overlijdens in de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 wordt geregeld via een beleidsbesluit dat nog dit jaar zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

NOOT

De belastingrente voor de erfbelasting gaat weer ‘aan’ per 1 januari 2021 voor overlijdens vanaf die datum. Die was eerder ‘uitgezet’ omdat de Belastingdienst nieuwe software voor de erfbelastingprocessen in gebruik nam, die ernstig vertraagd was en nog niet volledig operationeel, terwijl het oude systeem alleen inzetbaar was voor overlijdens tot 1 januari 2017. Om te voorkomen dat door die vertraging meer belastingrente verschuldigd werd bepaalde de staatssecretaris dat, zo lang dat nodig is, geen belastingrente in rekening wordt gebracht bij belastingaanslagen erfbelasting voor overlijdens vanaf 1 januari 2017 (Stcrt. 2018, 17312). Die goedkeuring wordt dus per 1 januari ingetrokken, maar wel geëerbiedigd.

Geen belastingrente bij ‘tijdige’ aangifte

De staatssecretaris licht verder toe dat bij het vaststellen van aanslagen erfbelasting alleen belastingrente in rekening wordt gebracht ‘als de aangifte erfbelasting te laat wordt ingediend (dat wil zeggen na acht maanden na het overlijden) of als bij de definitieve aanslagregeling wordt afgeweken van de aangifte’. Dat staat per 1 januari 2019 in artikel 30g, lid 4, AWR, maar dan moet de aangifte dus wel worden gevolgd. Als van de aangifte wordt afgeweken, mag de Inspecteur er, binnen de begrenzing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zo lang over doen als hem goeddunkt om de aanslag op te leggen. De hoofdregel van het tweede lid geldt dan, inhoudende dat het rentetijdvak voor de erfbelasting aanvangt acht maanden na het overlijden en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de belastingaanslag invorderbaar is, de laatste dag van de betaaltermijn.

Intrekken coronaverlaging belastingrente verkeerd toegepast

De belastingrente is per 1 juli 2020 vanwege corona verlaagd van 4% naar 0,01% en die verlaging is per 1 oktober 2020 weer teruggedraaid. Bos-Schepers heeft zich in WFR 2020/211 [1] kritisch uitgelaten over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan dat terugdraaien. Zij betoogt dat het onrechtmatig is dat de ‘verhoogde’ belastingrente is toegepast op aanslagen die vóór 1 oktober 2020 zijn opgelegd (en op de ‘verlaagde’ periode betrekking hebben). Deze ‘premature toepassing’ komt omdat de rente dus doorloopt tot de aanslag invorderbaar is (een reguliere aanslag is na zes weken invorderbaar, een navorderingaanslag na een maand, een naheffingsaanslag na twee weken). Ik ben het met Bos-Scheper eens dat een aanslag die bijvoorbeeld medio september dit jaar is opgelegd niet rechtens gebaseerd kan zijn op een bepaling die pas twee weken daarna in werking is getreden.

Recht op ‘geen rente’ bij erfbelasting bij een eerder overlijden?

Terug naar de belastingrente voor erfbelasting. Een vraag die bij mij opkwam, is hoe om te gaan met een correctie van een aangifte erfbelasting die ziet op een overlijden in een eerder jaar, bijvoorbeeld 2015. Als die aangifte nu wordt gecorrigeerd is ook belastingrente verschuldigd over de periode 2017 tot en met heden, terwijl bij een overlijden vanaf 1 januari 2017 dus geen belastingrente verschuldigd is vanwege de eerbiedigende werking. Helemaal logisch is dat onderscheid niet. Een eventueel beroep op het gelijkheidsbeginsel lijkt echter gedoemd te mislukken vanwege de simpele constatering dat een overlijden in 2015 niet feitelijk hetzelfde geval is als een overlijden in 2017.

Nick van den Hoek
Jaeger Advocaten-belastingkundigen



NOTEN
1. R.M. Bos-Schepers, ‘4% belastingrente vóór 1 oktober 2020?’, WFR 2020/211

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur