Aanranding door in billen knijpen. Vrijspraak feit twee wegens niet voldoend aan bewijsminimum.
Alle pagina's gelinkt aan
ECLI:NL:RBAMS:2020:734
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-252984-19 (Promis)
Datum uitspraak: 4 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ), op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2020. Verdachte was niet bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig. Zijn raadsvrouw was gemachtigd hem op de terechtzitting te vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. E.G. Engwirda naar voren heeft gebracht.
2 Tenlastelegging
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij
1. op of omstreeks 20 oktober 2019 te Amsterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, onverhoeds
-die [slachtoffer 1] bij haar bil(len) gegrepen, in elk geval zijn hand op de bil(len) van die [slachtoffer 1] gelegd en/of
-(daarbij) gezegd “nice butt” en/of
-die [slachtoffer 1] bij haar vagina gegrepen, althans zijn hand tussen haar benen gestoken, in elk geval zijn hand in de richting van haar vagina bewogen;
2. op of omstreeks 20 oktober 2019 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [slachtoffer 2] (in het Engels) dreigend de woorden toe te voegen “Kom nou hierheen. Het is echt zo. Je kan nu wel weglopen maar ik ga je toch wel volgen. Ik ga je pakken. Als ik weet waar je huis is ga ik je pakken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
door die [slachtoffer 2] gedurende enige tijd te volgen, in elk geval achterna te lopen.
3 Waardering van het bewijs
3.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat van beide ten laste gelegde feiten kan worden bewezen dat verdachte deze heeft gepleegd. Dit baseert zij op de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de bevindingen van de politie, de camerabeelden en de verklaring van twee meisjes die zeggen dat verdachte daar in de buurt was.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van het eerste feit verklaard dat niet bewezen kan worden dat aangeefster [slachtoffer 1] door verdachte bij haar vagina is gepakt (derde gedachtestreepje). Dit is weliswaar door de verbalisanten in het proces-verbaal van bevindingen opgenomen, maar aangeefster heeft hier in haar aangifte niets over gezegd. Deze aangifte is op het bureau afgelegd en door aangeefster ondertekend. Ook valt uit de camerabeelden niet op te maken dat verdachte aangeefster bij haar vagina heeft gepakt. Verdachte moet van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het tweede feit, de bedreiging van [slachtoffer 2] , merkt de raadsvrouw op dat door verdachte Engels is gesproken. Wat er precies is gezegd en bedoeld is niet duidelijk. Daarnaast moet de inhoud van de tekst betrekking hebben op een van de in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht genoemde misdrijven. De tekst “ik ga je pakken” is, zo stelt de raadsvrouw, geen bedreiging die ziet op een misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of een verkrachting. Het is irritant en onaangenaam gedrag, maar geen strafbare bedreiging. Verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van bedreiging (feit 2)
De rechtbank vindt de bedreiging niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierover dat niet is voldaan aan het bewijsminimum van ten minste twee elkaar ondersteunende bewijsmiddelen. Er is sprake van een aangifte maar deze aangifte wordt niet ondersteund door een ander bewijsmiddel.
3.3.2
Het oordeel over de aanranding van de eerbaarheid (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer 1] heeft aangerand door haar bij haar billen te grijpen en hierbij de woorden “nice butt” te zeggen.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte aangeefster bij haar vagina heeft gegrepen, omdat aangeefster hier in haar aangifte niet over spreekt en dit ook niet blijkt uit de (bespreking van de) camerabeelden. Verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
3.3.3
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2019221581-1 van 21 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 1-01 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Op 20 oktober 2019 was ik in café-restaurant [naam] in Amsterdam. Er kwam een man binnenlopen. Ik ben naar hem toegelopen om hem te woord te staan.
Ik draaide mij om naar links en op dat moment voelde ik iets bij mijn kont. Ik voelde dat ik werd gegrepen. Ik voelde echt een hand op mijn bil en ik hoorde hem zeggen “nice butt”.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019221581-13 van 23 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , ongenummerd.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, bekeek de camerabeelden van café-restaurant [naam] te Amsterdam.
Op 20 oktober 2019 zit verdachte [verdachte] aan een tafeltje. In zijn directe nabijheid staat kennelijk aangever [slachtoffer 1] . Zij heeft op dat moment haar rug naar [verdachte] toegekeerd. Vervolgens buigt [verdachte] zich voorover en knijpt en/of legt zijn rechterhand op een bil van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] reageert geschrokken en veert op.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019221581-3 van 21 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , doorgenummerde pag. 3-03 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 20 oktober 2019 kregen wij een melding met betrekking tot een aanranding in de omgeving van de Pieter Calandlaan. Ter plaatse sprak ik, verbalisant [verbalisant 4] , een getuige in het café-restaurant [naam] te Amsterdam. Deze getuige, [naam getuige] , verklaarde dat hij zag dat een man het café binnen kwam. Hij zag dat de man een vriendin van hem, [slachtoffer 1] , die ook werkzaam was in het café, aansprak. Op het moment dat [slachtoffer 1] zich omdraaide greep de voornoemde man haar bij haar billen.
4. Een proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling met nummer PL1300-2019221581-10 van 21 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] , pag. 4-09.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb een vrouw op haar billen geslagen.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, opgenomen onder 3.3.3, bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 20 oktober 2019 te Amsterdam, door geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, onverhoeds
– die [slachtoffer 1] bij haar bil(len) gegrepen, en
– ( daarbij) gezegd “nice butt”;
5 De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7 Motivering van de straf
7.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 dagen, met aftrek van voorarrest.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een straf op te leggen die niet hoger is dan het door verdachte ondergane voorarrest.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van aangeefster door haar onverhoeds bij haar billen te grijpen. Aangeefster is hier erg van geschrokken. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Verdachte heeft hierbij geen enkele rekening gehouden met de gevoelens van aangeefster. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Vanwege het onverhoeds handelen en het feit dat dit plaats vond in een café-restaurant is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 11 december 2019. Hieruit blijkt dat verdachte nog niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De strafeis van de officier van justitie is gebaseerd op een bewezenverklaring van twee feiten. De rechtbank verklaart slechts een feit bewezen. Daarom zal de rechtbank bij de strafoplegging afwijken van de eis van de officier van justitie en aan verdachte een gevangenisstraf van 1 week opleggen.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 week.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Stuur een reactie naar de auteur