Beantwoording kamervragen over het bericht ‘rechtsbescherming belastingbetalers verdient verbetering’

Samenvatting

Minister Snel van Financiën beantwoordt zeven Kamervragen over het bij hem (vraag 1) bekende bericht ‘Rechtsbescherming belastingbetalers verdient verbetering’ in het Financieel Dagblad van 23 mei 2018 (vragen ingezonden op 28 mei 2018, kenmerk 2018Z09730).

In reactie op de vragen 2, 3 en 4 over ‘appreciatie’ door de staatssecretaris van in het artikel beschreven rechten voor
belastingbetalers, hoe het in Nederland met deze rechten is gesteld en welke stappen het kabinet al heeft gezet of nog gaat zetten om de rechten van de belastingbetaler te borgen, antwoordt de staatssecretaris dat uit het door het International Bureau for Fiscal Documentation (IBFD) gepubliceerde rapport ‘Observatory on the Protection of Taxpayers’ Rights’ naar voren komt dat fiscale autoriteiten in sommige landen koste wat het kost verschuldigde belasting innen en internationale gegevensuitwisseling vaak gebeurt zonder medeweten van burgers en bedrijven, maar dat Nederland niet tot de door het IBFD onderzochte landen behoort. De rechten van belastingbetalers in Nederland zijn volgens de staatssecretaris goed geborgd. Nederland besteedt volgens de staatssecretaris veel aandacht aan een zorgvuldige vormgeving van de juridische relatie tussen belastinginspecteur en ontvanger enerzijds en belastingplichtigen anderzijds. Zo is in art. 104 GW verankerd dat voor het heffen van belasting een wettelijke grondslag is vereist. Ook zijn waarborgen opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Bovendien is Nederland aangesloten bij internationale mensenrechtenverdragen. Daarnaast geeft de staatssecretaris aan dat zowel de inspecteur als de ontvanger (als gevolg van het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het Nederlandse belastingrecht) expliciet duidelijk maken wanneer tegen een beslissing in bezwaar of beroep kan worden gegaan en een ontevreden belastingplichtige zich bovendien nog bij (onder meer) de Nationale ombudsman kan melden met een klacht.

In reactie op vraag 5 over de Nederlandse score bij toetsing van de rechten van de belastingbetaler aan het ‘General Report on the Protection of Taxpayers’ Rights’, antwoordt de staatssecretaris dat hij daarover niet kan berichten, omdat het IBFD daarover niet heeft gerapporteerd. De staatssecretaris heeft er echter alle vertrouwen in dat de rechten van de Nederlandse belastingbetaler zowel door het nationale als het internationale juridische kader afdoende worden beschermd.

In reactie op vraag 6 of belastingbetalers in het buitenland (expliciete of impliciete) rechten hebben die de Nederlandse
belastingbetaler niet heeft, antwoordt de staatssecretaris dat veel rechten en verplichtingen voortvloeien uit internationale regelgeving en verdragen en derhalve van toepassing zijn op alle belastingbetalers in de aangesloten landen. De staatssecretaris heeft geen informatie over rechten die andere landen additioneel nog in hun nationale recht hebben opgenomen.

In reactie op vraag 7 waarom Nederland geen ‘handvest van de rechten van de belastingbetaler’ kent en of de staatssecretaris bereid is een dergelijk handvest op te stellen, antwoordt de staatssecretaris dat veel rechten en verplichtingen reeds in wetgeving en internationale verdragen verankerd zijn, maar voor zover er toch een rechtstekort mocht zijn, een oplossing in wetgeving zinvoller lijkt dan het opstellen van een (slechts) richtsnoeren bevattend handvest.

Commentaar

Op 23 mei 2018 verscheen in het Financieel Dagblad een artikel over de rechtsbescherming van belastingbetalers. Het Internationale Bureau of Fiscal Documentation (IBFD) heeft op 26 april 2018 een rapport gepubliceerd over de rechten van belastingbetalers. De conclusie in dat rapport is dat belastingbetalers betere bescherming verdienen. Aanleiding voor mevrouw Lodders van de VVD om vragen te stellen aan de staatssecretaris van Financiën. De vragen heeft de staatssecretaris bij brief van 5 juli 2018 beantwoord. Zijn standpunt: het is allemaal goed geregeld in Nederland. De conclusies uit het rapport van het IBFD zijn niet op Nederland van toepassing, want Nederland was niet een van de landen die in het onderzoek was betrokken. Maar is één en één wel twee? Zijn de rechter van belastingbetalers in Nederland goed geborgd?

Als ik alleen al kijk naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West Brabant van 29 november 2016, NTFR 2017/567 dan valt dat nog maar te bezien. In die zaak was sprake van een inspecteur met een ontvangersmandaat die voor het ‘gemak’ maar even wat stukken bij een huisbezoek had meegenomen. Die informatie, onder andere correspondentie tussen de belastingplichtige en zijn advocaat, diende voor de invordering geen enkel doel. Voor de belastingheffing was dit de inspecteur echter wel behulpzaam. Rechtbank Zeeland-West Brabant oordeelde dat deze handelwijze indruist tegen het ‘zo-zeer-criterium’. De stelling van de staatssecretaris dat Nederland veel aandacht besteed aan een zorgvuldige vormgeving van de juridische relatie tussen de inspecteur en de ontvanger enerzijds en de belastingplichtige anderzijds, is wellicht dan ook wat optimistisch te noemen.

De staatssecretaris wijst ook nog op de rechtsmiddelen die een belastingplichtige kan aanwenden tegen beslissingen van de inspecteur. Zoals hij zelf ook opmerkt, moeten die beslissingen dan wel binnen het gesloten stelsel van rechtsmiddelen vallen. Alleen als de beslissing voor bezwaar en beroep vatbaar is, kan de belastingplichtige de kwestie voorleggen aan de belastingrechter. Alleen al vanwege deze beperking (gesloten stelsel) kan mijns inziens al worden gezegd dat het Nederlandse systeem niet volmaakt is. In de literatuur is door menig fiscaal zwaargewicht al een lans gebroken om dit gesloten stelsel van de hand te doen en over te gaan naar een open systeem. Vooralsnog wordt dit nog steeds van de hand gewezen uit angst dat het aantal procedures zal toenemen. Die angst zou mijns inziens niet maatgevend moeten zijn. Wat dan wel? De rechtsbescherming van de belastingplichtige! Die is erbij gebaat alle fiscale geschillen aan de belastingrechter te kunnen voorleggen en zich dus niet bij een aantal besluiten tot de restrechter te moeten wenden. Bovendien gaan we ook steeds meer toe naar een open(er) stelsel. Denk maar aan de mogelijkheden die we hebben gekregen om informatieverzoeken van de inspecteur voor te leggen aan de belastingrechter. Verder kan op afzienbare termijn een afgewezen verzoek om uitstel van betaling aan de belastingrechter worden voorgelegd in plaats van de route administratief beroep bij de directeur van de Belastingdienst en daarna (eventueel) naar de Nationale Ombudsman.

De stelling van de staatssecretaris dat de rechten van belastingbetalers goed geborgd zijn, vind ik dan ook enigszins optimistisch. Ik zou eerder stellen dat we goed op weg zijn, maar dat we ook nog een mooie route te bewandelen hebben om daadwerkelijk voor de beste rechtsbescherming te zorgen. Op veel fronten wil Nederland het ‘beste jongetje van de klas zijn’, laten we die trend dan ook bij de rechtsbescherming voor belastingbetalers doorzetten.

[1] Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Jaeger advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur