Beleggingsfraude, oplichting, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift
Alle pagina's gelinkt aan
ECLI:NL:RBAMS:2019:568
Beleggingsfraude, oplichting, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. Verdachte wordt veroordeeld voor oplichting, medeplegen van gewoontewitwassen en medeplegen van valsheid in geschrift.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-845211-17
Datum uitspraak: 29 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
verblijvende op het adres [adres 1]
ingeschreven volgens de Basisregistratie Personen op het adres [adres 2] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 december 2018 en 29 januari 2019. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Hart, van de vorderingen van de benadeelde partijen en van wat verdachte en de raadsman mr. W. de Vries naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
2.1
Verdachte wordt er – na wijzigingen op de terechtzittingen van 7 september 2018 en 11 december 2018, kort gezegd – van verdacht dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. oplichting van meerdere personen en/of rechtspersonen voor een totaalbedrag van € 1.155.00,- in de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 augustus 2017. Dit bedrag is het totaal van de geïnvesteerde bedragen in [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
en/of
het plegen van verduistering van € 716.039,47 in de periode van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2017;
2. het valselijk doen opmaken van rekening-courant overeenkomsten en aanvullingen (addenda) hierop
en/of
het voorhanden hebben van rekening-courantovereenkomsten en aanvullingen hierop, terwijl hij wist dat deze rekening-courantovereenkomsten en aanvullingen bestemd waren om als echt en onvervalst te gebruiken.
Dit zou hij hebben gedaan in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 1 september2017;
3. Witwassen van € 754.237,38 dan wel € 716.039,47.
2.2.
De volledig tekst van de beschuldiging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3 Geldigheid van de dagvaarding
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gedeeltelijk nietig is. De nietigheid betreft de bewoordingen “onder andere”. Deze term is, ook gezien de inhoud van het dossier, zo onduidelijk dat verdachte niet weet waartegen hij zich moet verdedigen. Hiermee voldoet de tenlastelegging niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, aldus de raadsman. Ook zou de dagvaarding voor wat betreft de woorden “verzwijgen” en “bonafide investeerder” nietig moeten worden verklaard.
De officier van justitie is het hier niet mee eens en heeft onder meer verklaard dat de zaak een zogenaamde seriezaak betreft, waarbij een selectie van zeven investeerders met naam en ingelegde bedragen in de tenlastelegging is benoemd. Daarnaast verwijst de tenlastelegging naar documenten 034 en 035 en ambtshandeling 053, waarin alle investeerders en de door hen ingelegde bedragen zijn opgenomen. Het totaal van deze ingelegde bedragen bedraagt € 1.155.000,-. Uit dit totale bedrag en de genoemde documenten en ambtshandelingen wordt duidelijk dat de tenlastelegging alle investeerders betreft.
De rechtbank heeft het verweer van de raadsman ter zitting verworpen en is van oordeel dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat uit de tekst van de tenlastelegging duidelijk moet worden tegen welke verwijten verdachte zich moet verdedigen. De term “onder andere” in de tenlastelegging maakt niet dat verdachte niet kon weten dat het in deze zaak gaat om alle investeerders in [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De verwijzing in de tenlastelegging naar de documenten 034 en 035 en de ambtshandeling 053 en het benoemen van het totaal ingelegde bedrag van € 1.155.000,- maken dit voldoende duidelijk. De term verzwijgen in de tenlastelegging moet worden gelezen in combinatie met de andere genoemde oplichtingsmiddelen. Ook is duidelijk welk verwijt wordt gemaakt met de term bonafide investeerder, namelijk iemand te goeder trouw investeert en niet slechts doet alsof.
4 Waardering van het bewijs: Oplichting en/of verduistering (feit 1)
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat [verdachte] (hierna: [verdachte] alle 90 investeerders van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft opgelicht dan wel dat verdachte het ingelegde geld heeft verduisterd.
Oplichting
Uit de stukken is gebleken dat in totaal € 1.155.000,- in de fondsen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is ingelegd. Op de bankrekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is in totaal (afgerond) € 400.000,- aangetroffen. Dit betekent dat ruim € 750.000,- is uitgegeven. Een deel van deze uitgaven is besteed aan initiële kosten per fonds, betaalde couponrente en de kosten voor grondopties (in totaal ongeveer € 173.000,-). Afgerond is er dan nog steeds een bedrag van € 577.000,- zoek.
Verdachte heeft weliswaar enige handelingen verricht in verband met de grondaankoop voor zonneparken, maar dit was slechts voor de bühne. Het voornaamste doel was geld binnenhalen van investeerders om dit voor privé-uitgaven aan te kunnen wenden.
Verdachte heeft op zijn website doen voorkomen alsof de vergunning in de gemeente De Wolden (project Ansen/ [medeverdachte 1] ) al was aangevraagd terwijl dit niet het geval was. Aan verdachte is tijdens een gesprek met medewerkers van de gemeente op 25 november 2016 meegedeeld dat er geen ruimte was in de gemeente voor een grootschalig project. In dat gesprek werd gezocht naar een manier om goedkoop een afwijzing te krijgen om het koopcontract te kunnen ontbinden. Ook in Willemsoord is gebleken dat er slechts mogelijkheden bestonden voor kleinere zonneparken en dat het traject om te komen tot een lopend zonnepark minstens vier jaar duurt. Daarbij moest ook de vergunning nog worden aangevraagd, wat ook zes tot negen maanden duurt. In die tijd zou de koopoptie ruimschoots zijn verlopen.
Het oprichten van de Stichting Obligatiehouders [medeverdachte 1] was slechts bedoeld om het project geloofwaardig in de markt te zetten. De bestuurder van de Stichting was een buurman van verdachte zonder enige ervaring in de financiële wereld. Deze persoon heeft ook nooit naar de cijfers gekeken of gevraagd wat er met de ingelegde gelden is gebeurd. De stichting diende alleen maar om het geheel een betrouwbare uitstraling te geven.
Verdachte heeft op drie momenten kunnen weten dat het project Ansen ( [medeverdachte 1] ) niet door zou gaan, namelijk bij de bespreking op 25 november 2016, na het e-mailbericht van mevrouw [naam 1] van 19 januari 2017 en op 28 maart 2017, toen hij de afwijzing van B&W van De Wolden kreeg. Dit heeft hij nooit aan de beleggers meegedeeld en hij is gewoon doorgegaan met het binnenhalen van geld voor dit project. Na 19 februari 2017 is nog tenminste € 200.000,- ontvangen van een belegger die van niets wist. Geen van de investeerders wist dat Ansen niet door ging, aan geen van de investeerders is gemeld dat hun geld overging naar [medeverdachte 2] en geen van de investeerders is de gelegenheid geboden geld terug te krijgen. Dat laatste kon ook niet, want er was geen geld meer om alle investeerders terug te betalen.
Uit het onderzoek naar de bankgegevens is gebleken dat het ingelegde geld snel wordt overgeboekt en uitgegeven. Naast pinopnames bij speelhallen van totaal ruim € 180.000,- neemt verdachte ook grote sommen geld op bij pinautomaten. Een deel hiervan wordt ook weer teruggestort op de diverse rekeningen, maar per saldo heeft hij € 86.600,- contant opgenomen. Als gekeken wordt naar de bankrekeningen, overboekingen en pintransacties geeft dit een beeld van de enorme bedragen die verdachte aan de fondsen heeft onttrokken.
Verdachte heeft zich met de opgetuigde vennootschapsstructuur, de informatiememoranda, de website, de brochures en de stichting voorgedaan als een bonafide partij. Hij heeft hiermee het vertrouwen willen wekken van investeerders. Ook het betalen van de couponrentes wekte het vertrouwen dat het goed zat. Aan een investeerder is gezegd dat de vergunningen er al waren en er is gezegd dat het project 100% haalbaar was. Ook is verteld dat mochten de omgevingsvergunningen niet rondkomen, het geïnvesteerde geld terugbetaald zou worden. Het rendement van 6,5% op jaarbasis en 6% op de eindbetaling heeft bij de investeerders een rol gespeeld bij de beslissing om geld te beleggen bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Deze rendementen waren echter niet realistisch en de betaalde couponrente was een sigaar uit eigen doos. Aan beleggers is voorgehouden dat ze snel moeten beslissen, omdat zij anders misschien te laat zouden zijn. Ten slotte heeft verdachte verzwegen dat hij geld aan de fondsen onttrok voor privébestedingen of dat hij het geld uitleende aan gelieerde ondernemingen.
De officier van justitie concludeert dat verdachte, met een samenweefsel van verdichtsels de inleggers heeft bewogen gelden af te geven met het oogmerk om zichzelf en zijn vennootschappen wederrechtelijk te bevoordelen. Zij is van mening dat dit van meet af aan de bedoeling is geweest.
Verduistering
Indien de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van oplichting, dan is er sprake van verduistering. Voor de vraag of er sprake is van verduistering is het van belang of er een zogenaamde doelbinding was. Dit was het geval. Het ingelegde geld was bestemd voor de financiering van de aankoop en exploitatie van gronden. Door de bedragen, zonder toestemming of medeweten van de inleggers, over te boeken, uiteindelijk ook naar privérekeningen, heeft [verdachte] als heer en meester over de gelden beschikt en is er sprake geweest van wederrechtelijke toe-eigening. Nu er geen onroerend goed is aangekocht hadden alle gelden nog op de rekening van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] moeten staan.
De aankoopopties voor de grond zijn afgesloten op naam van [medeverdachte 3] . De [medeverdachte 1 en 2 vennootschappen] zouden de grond kopen van [medeverdachte 3] , voor wiens rekening de ontwikkelkosten zouden moeten zijn. Van een lening van de [medeverdachte 1 en 2 vennootschappen] aan [medeverdachte 3] om de grond te ontwikkelen is geen sprake, omdat de gelden van de [medeverdachte 1 en 2 vennootschappen] een doelbinding hebben. Ook wordt in de informatiememoranda niet gesproken over deze aanloopkosten ten laste van de [medeverdachte 1 en 2 vennootschappen] .
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel de oplichting als de verduistering. De raadsman voert hiertoe het volgende aan ten aanzien van de tenlastegelegde oplichtingsmiddelen.
Oplichting
- -Voorwenden een bonafide investeerder te zijn. Verdachte heeft niet voorgewend een bonafide investeerder te zijn. Hij heeft immers werkzaamheden uitgevoerd die zien op het verkrijgen van grond voor de projecten. Ook heeft hij voor elk nieuw project een nieuwe rechtspersoon opgericht. Deze activiteiten zijn een contra-indicatie voor het ‘voorwenden’ een bonafide investeerder te zijn.
- -Niet bewezen kan worden dat het nooit de bedoeling van verdachte is geweest om het geld te investeren in grond of zonneparken, zodat het ‘voorwenden’ niet bewezen kan worden verklaard.
- -Het ‘voorwenden’ dat alles geregeld zou zijn en dat de vergunningen waren verstrekt kan niet bewezen worden. Dat alles geregeld zou zijn kan niet worden opgemaakt uit de verklaringen van de getuigen. Uit de informatiememoranda blijkt dat de omgevings-vergunningen nog niet verstrekt waren.
- -Verdachte heeft niet ‘voorgewend’ dat het project 100% haalbaar is. In het informatiememorandum wordt stilgestaan bij de risico’s en iedereen heeft hiervan kennis kunnen nemen. Ook weet elke investeerder dat investeren risico’s in zich draagt. Verder kan niet worden vastgesteld dat verdachte de obligatiehouders heeft voorgewend dat hij de ingelegde gelden zou teruggeven, maar dit niet heeft gedaan. Dit kan pas na afloop van de looptijd worden vastgesteld.
- -Verdachte heeft zich tot nu toe aan de betaling van de jaarlijkse rente van 6,5% gehouden, zodat niet kan worden bewezen dat de toegezegde rentebetalingen en bonus op de einduitkering voorgewend zijn.
- -Niet bewezen kan worden dat verdachte heeft voorgewend dat de rentevergoeding voor zijn rekening zal zijn, omdat er geen rentevergoedingen in rekening zijn gebracht.
- -Verdachte heeft erkend dat gebruik is gemaakt van de “nu-of-nooit-verkooptechniek”. Dit is een veelgebruikte verkooptechniek. Niet gebleken is dat, indien deze techniek kan worden bestempeld als oplichtingsmiddel, obligatiehouders hierdoor zijn bewogen deel te nemen in de fondsen.
- -Aan obligatiehouders is aangegeven dat geen kosten berekend worden als ze snel dan wel substantieel inleggen. Nu aan geen van de investeerders emissiekosten in rekening zijn gebracht is hier geen sprake van ‘voorwenden’.
- -Verdachte heeft nooit geschermd met een samenwerking met Nuon of een ander energiemaatschappij, zodat dit geen oplichtingsmiddel is.
- -Doordat tegenover het in privé gebruik maken van ingelegd geld een rekening-courantschuld stond, is er geen sprake van ‘aanwenden’, omdat er geen financieel gat is ontstaan. Ook is er geen sprake van verzwijgen, omdat in artikel 2 van de statuten van de projectvennootschappen is opgenomen dat zij geld mogen uitlenen. De statuten maken deel uit van het informatiememorandum, zodat de investeerders van deze mogelijkheid op de hoogte hoorden te zijn. Verder blijkt niet dat verdachte geld heeft gebruikt dat uiteindelijk (na een geslaagd project) niet toch aan hem zou toekomen. Van een misleidende oplichtingshandeling is dan ook geen sprake.
- -Het verzwijgen dat het zonneproject in Ansen niet door ging geldt alleen voor de investeerders in [medeverdachte 1] die na 19 januari 2017 hebben ingelegd. Echter, het officiële besluit dat het project niet door zou gaan, werd pas op 28 maart 2017 genomen door de gemeente De Wolden. Ook dit oplichtingsmiddel kan niet worden bewezen.
Verduistering
Er is geen sprake van wederrechtelijkheid, noch van opzet, omdat in de statuten de mogelijkheid van uitlenen van geld is opgenomen en alle investeerders, door ondertekening van het inschrijfformulier, hiermee akkoord zijn gegaan. Het geld heeft verdachte zich niet toegeëigend, omdat tegenover de lening vanuit de projectvennootschappen een rekening-courantverhouding stond en verdachte beschikte over een financieel vangnet voor het voldoen van zijn verplichtingen uit hoofde van die rekening-courantverhouding. Bovendien leidt het aanwenden van het door de investeerders ingelegde geld door verdachte niet tot wederrechtelijke toe-eigening omdat dit geld verdachte in de toekomst sowieso zou toekomen. Bij een geslaagd project zou er voldoende geld achterblijven in [medeverdachte 3] om de rekening-courantschuld aan de projectvennootschappen te voldoen. Daarnaast heeft verdachte steeds aangegeven dat hij geld verwachtte uit de verkoop van een woning in Spanje en dat hem in geval van nood een financiering ter zekerheid was toegezegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft te oordelen over de vraag of sprake is van oplichting van de investeerders in [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , dan wel of sprake is van verduistering van de door de investeerders ingelegde gelden.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1
4.3.1. Opzet om de ingelegde bedragen anders te gebruiken dan waarvoor deze zijn ingelegd.
Naar aanleiding van een melding van de AFM op 2 augustus 2017 dat obligatiefonds [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) mensen laat investeren in projecten waarvan het twijfelachtig is of deze ooit gerealiseerd worden, is de FIOD een strafrechtelijk onderzoek gestart. Verdachte heeft twee besloten vennootschappen opgericht, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), met als – ogenschijnlijk – doel het aantrekken van vreemd vermogen ter financiering van de aankoop en exploitatie van grondposities. Op deze grond zouden zonneparken worden gebouwd.2 [medeverdachte 3] BV (hierna: [medeverdachte 3] ) is enig aandeelhouder van beide vennootschappen. Verdachte is enig bestuurder en (indirect) enig aandeelhouder van al deze BV’s.3
[medeverdachte 1] is op 29 juni 2016 opgericht. Op 15 juli 2016 heeft [medeverdachte 1] een informatie-memorandum uitgegeven, waarin de uitgifte van een obligatielening wordt aangekondigd. De lening heeft een looptijd van 3 jaar, een vaste couponrente van 6,5% (jaarlijks) en op de einddatum een aflossing van 106%. De lening is bestemd voor de financiering van de aankoop en exploitatie van een grondpositie in Ansen, ten behoeve van de bouw van een zonnepark.4
Door investeerders is een bedrag van in totaal € 632.500,- in [medeverdachte 1] ingelegd.5 De eerste inleg van investeerders vond plaats op 9 september 2016 ( [naam 2] ), de laatste inleg op 2 maart 2017 ( [naam 3] en [naam 4] ).6 De laatste transactie op de rekening van [medeverdachte 1] vond plaats op 1 augustus 2017.7
[medeverdachte 2] is opgericht op 16 november 2016. Op 15 april 2017 heeft [medeverdachte 2] een informatiememorandum uitgegeven, waarin de uitgifte van een obligatielening wordt bekend gemaakt. Ook dit betreft een obligatielening met een looptijd van 3 jaar, een vaste couponrente van 6,5% per jaar en een aflossing van 106% op de einddatum. Met de lening zal de aankoop en exploitatie van een grondpositie voor de aanleg van een Zonnepark in Willemsoord worden gefinancierd.8
Door de investeerders in [medeverdachte 2] is een bedrag van in totaal € 522.500,- ingelegd.9 De eerste inleg van investeerders vond plaats op 11 mei 2017 ( [naam 5] Consulting)10, de laatste op 29 augustus 2017 ( [naam 6] Beheer BV en [naam 7] ).11 De laatste transactie op de rekening van [medeverdachte 2] heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2017.12
In totaal is door de investeerders van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] € 1.155.000,- ingelegd.
Op 16 augustus 2017 is beslag gelegd op alle vorderingen/tegoeden van de bankrekeningen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] III bij Knab bank. Het totaal tegoed van de rekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bedroeg op dat moment € 400.726,62, waarbij de rekening van [medeverdachte 1] nagenoeg leeg was.13
Door de AFM zijn overzichten van bankmutaties van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over-gelegd aan de FIOD. Het onderzoek naar de geldstromen laat zien dat een deel van de bij de [medeverdachte 1 en 2 vennootschappen] ingelegde bedragen wordt besteed aan diverse kosten, zoals salarissen, beheerkosten, diverse facturen en betalingen aan de belastingdienst, tot in totaal circa € 90.000,-. Daarnaast vindt op de rekening van [medeverdachte 1] een groot aantal contante opnamen en contante stortingen plaats bij betaal- en geldautomaten. In totaal wordt ruim € 98.000,- contant opgenomen van de rekening van [medeverdachte 1] , welk bedrag nagenoeg volledig wordt terugbetaald vanaf de privérekening van verdachte. Ook wordt er een bedrag van totaal € 521.900,- overgeschreven naar de rekening van [medeverdachte 3] BV. Van de rekening van [medeverdachte 2] is een bedrag van € 17.850,- contant opgenomen en later terugbetaald door verdachte. Naar [medeverdachte 3] is € 8.000,- overgemaakt met de omschrijving: deelbetaling aankoop Steenwijkerland b 2435.14
Van de rekening van [medeverdachte 3] is ruim € 14.000,- in contanten opgenomen, is € 439.299,- overgemaakt naar de privérekening van verdachte en is er per saldo voor een bedrag van € 9.245 overgemaakt aan [verdachte] Real Estate Holding BV.15 [medeverdachte 3] heeft leningen ontvangen van [naam 8] BV (€ 20.000,-) en [naam 9] (€ 31.013,-).16 Deze bedragen zijn op 14 november 2016 respectievelijk 23 december 2016 afgelost, terwijl op die dagen grote bedragen vanuit [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] zijn overgeboekt. Uit het financieel onderzoek is voorts gebleken dat in totaal € 41.732,95 door [medeverdachte 3] is betaald aan optievergoedingen en aanbetalingen voor grond. Dit betreft: € 7.500,- optievergoeding grond Ansen, € 8.000,- optievergoeding grond Willemsoord/Steenwijkerwold, € 25.938,- deelbetaling aankoop grond Steenwijk van [naam 9] en € 294,95 aan gemeente De Wolden.17 Er is geen grond aangekocht door verdachte of de overige betrokkenen.18
Uit het door de officier van justitie op 10 december 2018 per e-mail verstrekte excel-overzicht van alle rekeningen is gebleken dat tot en met 31 augustus 2017 een bedrag van € 26.729,30 aan couponrente is betaald aan de participanten van [medeverdachte 1] en € 709,65 aan de participanten van [medeverdachte 2] . In ditzelfde excel-overzicht is ook te zien dat de bankrekeningen van verdachte en de zeven aan hem gelieerde vennootschappen op 18 augustus 2017 in totaal een saldo van € 401.516,69 hebben, waarvan ruim € 400.000,- op de rekening van [medeverdachte 2] staat, hetgeen ongeveer € 750.000 minder is dan hetgeen de beleggers in de projectvennootschappen hebben ingelegd terwijl er geen aangekochte grond tegenover staat.19
Uit bovenstaande maakt de rechtbank op dat een groot deel van het ingelegde geld niet is uitgegeven aan de van aankoop van grond en dat dit geld kort na de inleg daarvan door de beleggers uit de projectvennootschappen is gehaald en is gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor de geïnvesteerde bedragen waren bestemd. Verdachte heeft noch ter terechtzitting noch tijdens zijn verhoren door de FIOD voldoende concreet aangegeven wat er met dit geld is gebeurd. Met name de ton die in contanten uit de ingelegde gelden is opgenomen vraagt om een (verifieerbare) verklaring die niet door verdachte is gegeven. Daar waar hij wel een verklaring voor de geldstromen geeft, bijvoorbeeld dat hij een voorschot nam op het geld dat hij via zijn vennootschap [medeverdachte 3] aan een geslaagd project zou verdienen of dat uitgaven zijn gedaan om medewerkers van het project te betalen, blijkt uit niets dat verdachte of enige medewerker van het project ten opzichte van de projectvennootschap (reeds) tot dergelijke betalingen gerechtigd waren, noch dat de investeerders over de besteding van hun inleg zijn geïnformeerd. Deze handelwijze leidt tot de overtuiging van de rechtbank dat verdachte nimmer van plan is geweest de gelden van de beleggers te gebruiken voor het aankopen van grond om daarop een zonnepark te realiseren, maar dat hij van meet af aan van plan was dit geld in zijn eigen zak te steken en dat hij de hele constructie met dat doel heeft opgetuigd.
Dat verdachte middels zijn projectvennootschappen wel degelijk activiteiten heeft ondernomen die betrekking hebben op de aan de beleggers gepresenteerde plannen, doet aan die overtuiging niet af. Het optuigen van een vennootschapsstructuur, het in het leven roepen van een stichting die de belangen van de beleggers zou moeten behartigen, het aankopen van grondopties, de aanvraag van vergunningen, het naar voren schuiven van een partij die de exploitatie van de zonneparken op zich zou nemen en het uitbetalen van rente, zijn naar het oordeel van de rechtbank allemaal onderdeel geweest van de façade om potentiële investeerders te bewegen geld in te leggen in de door verdachte voorgespiegelde projecten en te voorkomen dat beleggers argwaan kregen en hun geld zouden terugvragen. Typerend is hiervoor dat de “rente” werd uitbetaald uit de inleg van de beleggers en dus een sigaar uit eigen doos betrof, dat verdachte het bestuur van de stichting heeft opgedragen aan zijn buurman die geen enkele ervaring had in de financiële wereld en ook op geen enkele wijze toezicht heeft gehouden op wat er met het door de beleggers ingelegde geld gebeurde. Ook is typerend dat de partij die door verdachte was geselecteerd om de aanleg en exploitatie van de grootschalige zonneparken op zich te nemen een eenmanszaak van een kennis van verdachte betrof die zich bezighield met marketing en communicatie en geen enkele ervaring of kennis had op het gebied van de exploitatie van zonneparken en waarvan het desgevraagd ook duister is gebleven waar die partij de voor die aanleg benodigde miljoeneninvestering vandaan zou gaan halen. Dat er gedegen onderzoek is gedaan naar de ontwikkelingsmogelijkheid van de gronden waarop verdachte met zijn project-vennootschappen – relatief goedkope – grondopties heeft (bestaande uit een koop onder ontbindende voorwaarde van niet verkrijging van een vergunning en een betaling aan de eigenaar voor het verlenen van deze “optie”), blijkt evenmin uit het dossier. Daaruit valt integendeel juist op te maken dat er ten tijde van de voorwaardelijke aankoop van de grond in Ansen al beleid in de maak was bij de gemeente dat erop neer kwam dat grootschalige parken voor commercieel gebruik niet zouden worden toegestaan. Enig contact met de gemeente is er voorafgaand aan de koop niet geweest. Ook waren de geschatte doorlooptijden voor het verkrijgen van een vergunning veel langer dan de overeengekomen termijn waarbinnen de projectvennootschappen de ontbindende voorwaarden konden inroepen en het verbaast dus ook niet dat beide koopcontracten zijn ontbonden.
4.3.2 Oplichting en oplichtingsmiddelen
Voor een strafbare oplichting zoals bedoeld in artikel 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr) is nodig dat de dader één of meer oplichtingsmiddelen heeft gebruikt, waardoor degene die wordt opgelicht, is bewogen tot afgifte van (in dit geval) geld. In de tenlastelegging zijn elf oplichtingsmiddelen opgenomen, namelijk dat verdachte heeft
1. voorgewend dat hij, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (een) bonafide investeerder(s) en/of belegger(s) en/of beheerder(s) en/of crediteur(en) van aan hem/haar/hen toevertrouwde en/of ter leen ontvangen/ingelegde gelden is/zijn, en/of
2. voorgewend dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] BV en/of Stichting Obligatiehouders [medeverdachte 1] (een) bestaand(e) onderneming(en)/ bedrij(f)(ven)/obligatiefonds(en)/stichting(en) is/zijn dat/die de ter leen ontvangen en/of ingelegde en/of aangetrokken gelden zal/zullen investeren in grond en/of (een) zonnepark(en), en/of die gelden c.q. aanspraken daarop veilig stellen/stelt
3. voorgewend dat alles gereed en geregeld is voor de aankoop van de grond en/of de vergunningen er al waren
4. voorgewend dat het project 100% haalbaar is en/of dat bij het niet verkrijgen van de omgevingsvergunning de inleg/het geïnvesteerde geld terugbetaald zal worden, en/of
5. voorgewend dat bij participatie en/of inleg en/of investering in [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] sprake is van een hoog rendement van 6,5% per jaar en/of een bonus in de zin van een einduitkering van 6% van de ingelegde hoofdsom, en/of
6. voorgewend dat de rentevergoeding voor rekening van hem, verdachte, en/of (een) aan hem gelieerde onderneming(en) zal zijn, en/of
7. voorgewend dat met betrekking tot de inleg/deelname in [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (de) potentiele inlegger(s)/investeerder(s) snel moet(en) beslissen en/of op tijd moet(en) investeren en/of dat het de laatste kans is om in te schrijven (omdat het fonds bijna vol is/er anders niet meer ingelegd/deelgenomen kan worden), en/of
8. aangegeven dat bij een snelle en/of minimale inleg (van Euro 25.000,-) geen emissiekosten verschuldigd zijn, en/of
9. voorgewend dat er met NUON, althans (een) energiebedrij(f)(en), wordt samen gewerkt, en/of
10. verzwegen dat de ingelegde gelden (deels) aangewend zullen/zouden worden voor privébestedingen door hem, verdachte, en/of (on)middellijk via (een) aan hem, verdachte, gelieerde onderneming(en)) zullen/zouden worden uitgeleend aan hem, verdachte, en/of (een) aan hem, verdachte, gelieerde onderneming(en),
11. verzwegen dat de gemeente De Wolden op 19 januari 2017 heeft laten weten dat er geen zonnepanelen geplaatst kunnen worden op de grond “Ansen” (zie DOC-131, pagina 16) en/of verzwegen dat de gemeente De Wolden op 28 maart 2017 het verzoek om zonnepanelen op de grond “Ansen” te realiseren, heeft afgewezen (zie DOC-131).
4.3.3 Overweging ten aanzien van de niet bij name genoemde beleggers
Van de 90 participanten in [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn zeven participanten in het onderzoek gehoord. Van de 83 niet gehoorde participanten is niet bekend of zij door een van de oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot het beleggen in [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] , zodat ten aanzien van hen niet kan worden bewezen dat sprake is van oplichting en verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.3.4 De overige zeven in de tenlastelegging genoemde beleggers
[naam 10] Holding BV heeft op 27 januari 2017 een bedrag van € 200.000,- geïnvesteerd in [medeverdachte 1] .20
[naam 11] heeft op 8 februari 2017 een bedrag van € 2.500,- geïnvesteerd in [medeverdachte 1] .21
[naam 12] heeft op 13 september 2016 een bedrag van € 5.000,- geïnvesteerd in [medeverdachte 1] .22
[naam 13] heeft op 14 november 2016 een bedrag van € 10.000,- geïnvesteerd in [medeverdachte 1]23 en op 28 juli 2017 een bedrag van € 15.000,- in [medeverdachte 2] .24
[naam 14] Beheer BV heeft op 11 november 2016 een bedrag van € 25.000,- geïnvesteerd in [medeverdachte 1] .25
[naam 15] heeft op 13 december 2016 een bedrag van € 7.500,- geïnvesteerd in [medeverdachte 1] .26
[naam 2] heeft op 19 september 2016 een bedrag van € 7.500,- geïnvesteerd in [medeverdachte 1]27 en op 31 juli 2017 een bedrag van € 5.000,-in [medeverdachte 2] .28
4.3.5 Zijn deze zeven beleggers door de oplichtingsmiddelen bewogen te investeren?
Naar oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat zij zijn bewogen te investeren door de onder 3, 6 en 9 genoemde middelen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 3
Alleen getuige [naam 11] heeft verklaard dat hem is verteld dat de vergunningen aanwezig waren en dat, als hij had geweten dat er problemen waren met het verkrijgen van de vergunningen, hij niet zou hebben belegd in [medeverdachte 1] . De rechtbank acht deze verklaring, mede gelet op de bij hem aanwezige geheugenproblemen, onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit oplichtingsmiddel te komen.
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 6
Alleen getuige [naam 12] heeft verklaard dat [verdachte] hem heeft verteld dat de rentevergoeding ten laste van hem zou komen, omdat het geld was ingelegd en dat het zijn ( [verdachte] ’) risico zou zijn tot aan het moment dat de vergunning er zou zijn. Nu [naam 12] de enige investeerder is die hierover heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat dit onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van dit oplichtingsmiddel te komen.
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 9
De rechtbank is van oordeel dat het voorwenden van samenwerking met een energiemaatschappij niet bewezen kan worden, nu geen van de gehoorde participanten heeft verklaard hierdoor te zijn bewogen in [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] te investeren en bovendien de enkele verklaring van getuige [naam 11] , die aan geheugenproblemen lijdt, niet voldoende is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte dit aan de investeerders heeft meegedeeld.
De zeven op de tenlastelegging genoemde investeerders zijn naar oordeel van de rechtbank wel bewogen te investeren door een of meer van de overige oplichtingsmiddelen.
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 1
Zes van de zeven gehoorde investeerders geven aan in de obligatiefondsen te zijn gestapt omdat de brochure, het verhaal dat werd verteld of [verdachte] betrouwbaar en solide overkwam.29 Ook hebben twee van de gehoorde investeerders verklaard dat de ontvangst van de rentebetaling op hun belegging in [medeverdachte 1] I hen ertoe heeft bewogen in te gaan op het kort daarop volgende aanbod om in [medeverdachte 2] te beleggen.30
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 2
De gehoorde investeerders zijn er op basis van de aan hen verstrekte informatie dan wel mededelingen van verdachte zelf vanuit gegaan dat met de geïnvesteerde gelden grond ten behoeve van de aanleg van zonneparken dan wel zonneparken zouden worden gefinancierd. Dit wordt door alle gehoorde investeerders verklaard.31
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 4
Zowel [naam 13] , [naam 14] als [naam 15] verklaren dat hen is verteld dat het project [medeverdachte 1] een zekerheid was en dat het 100% haalbaar was.32 Het risico dat niet zou worden terugbetaald moest als nihil worden ingeschat, zo verklaart [naam 15] nog.33 Daarnaast is aan [naam 14] verteld dat hij zijn geld terug zou krijgen als het project niet door zou gaan.34
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 5
[naam 10] , [naam 11] , [naam 12] , [naam 13] , [naam 15] en [naam 2] hebben deelgenomen aan [medeverdachte 1] vanwege het in de verstrekte informatie voorgespiegelde rendement.35
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 7
[naam 10] heeft verklaard dat hij op 27 januari 2017 een e-mail kreeg van [medeverdachte 1] waarin stond dat het de laatste kans was om in te schrijven. Hierop heeft zijn vrouw het deelnameformulier ingevuld en op dezelfde dag per e-mail opgestuurd naar [medeverdachte 1] .36 [naam 14] heeft van verdachte te horen gekregen dat er veel animo was voor het project en dat [verdachte] hem misschien moest teleurstellen als hij niet op tijd zou investeren.37
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 8
[naam 12] is verteld dat [verdachte] zei dat als hij voor 15 september zou inleggen, hij dan geen emissiekosten hoefde te betalen. Hierop heeft hij op 14 september 2016 gereageerd. Die datum speelde voor hem wel degelijk mee.38 [naam 14] heeft verklaard dat het minimaal in te leggen bedrag € 25.000,- was, omdat hij dan geen emissiekosten hoefde te betalen.39 Ook aan [naam 13] is gezegd dat hij geen emissiekosten hoefde te betalen als hij onmiddellijk in zee zou gaan met het project.40
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 10
Uit het financieel onderzoek is komen vast te staan dat de door de beleggers in [medeverdachte 1] ingelegde gelden zijn besteed aan andere zaken dan investeringen ten behoeve van het zonnepark (zie hierboven onder 4.3.1).
Alle gehoorde investeerders hebben verklaard dat zij geen toestemming hebben gegeven hun ingelegde geld voor iets anders te gebruiken dan waarvoor zij het ingelegd hebben namelijk investering in (grond voor) zonneparken. Zij wisten ook niet dat hun inleg voor andere doeleinden werd gebruikt en als zij geweten hadden dat dat gebeurde, dan hadden zij niet geïnvesteerd.41
Ten aanzien van oplichtingsmiddel 11
Op 19 januari 2017 heeft [naam 1] , beleidsmedewerker van De Wolden, aan verdachte een e-mail gestuurd waarin zij aangeeft dat het plaatsen van zonnepanelen op de locatie in Ansen niet mogelijk is.42 Op 23 januari 2017 heeft verdachte aan [naam 16] van [naam 17] Makelaars laten weten dat hij afziet van de aankoop van de gronden te Ansen.43 Verdachte heeft dit verzwegen voor de investeerders, ook nadat hij op 28 maart 2017 een officiële bevestiging van de gemeente De Wolden heeft ontvangen dat er geen medewerking wordt verleend aan het verzoek om een commercieel zonnepark te realiseren in Ansen.44
[naam 10] , [naam 11] , [naam 12] , [naam 13] en [naam 14] hebben verklaard dat zij niet wisten dat er geen vergunning is verleend of dat het project niet is doorgegaan en/of dat zij dachten dat het project in Ansen nog steeds actief was.45 [naam 11] , die in [medeverdachte 1] heeft belegd op 7 februari 2017, heeft verklaard dat hij niet was ingestapt als hij had geweten dat er al problemen waren met de verstrekking van de vergunning voor het project.46 [naam 13] heeft verklaard dat hij waarschijnlijk niet in [medeverdachte 2] had geïnvesteerd als hij daarvoor geïnformeerd was dat het project in Ansen niet door ging.47
4.3.6 Bewijsoverwegingen
Voorgewend een bonafide investeerder te zijn
De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake van is dat verdachte heeft voorgewend een bonafide investeerder te zijn. Verdachte heeft immers handelingen verricht die erop gericht zijn grond aan te kopen en vergunningen te verkrijgen.
Het verweer vindt weerlegging in hetgeen de rechtbank onder 4.3.1 heeft overwogen.
4.3.7 Verzwijgen dat de gelden zijn uitgeleend
De verdediging heeft aangevoerd dat de investeerders wisten dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de ingelegde gelden konden uitlenen, omdat dit is vermeld in de bij de informatiememoranda opgenomen statuten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dus gewoon geoorloofd was. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De bepalingen in de statuten hebben interne werking. De – standaard – bepaling dat de vennootschap gelden ter leen mag verstrekken, kan reeds daarom geen afbreuk doen aan de afspraak die wél met de beleggers is gemaakt: namelijk dat het ingelegde geld zou worden aangewend voor het aankopen van grond waarop een zonnepark zou worden gerealiseerd. De beleggers hoefden er dus ook niet op bedacht te zijn dat ingelegde gelden zouden worden uitgeleend. Verdachte heeft wel degelijk verzwegen dat hij in weerwil van de aan de beleggers verstrekte informatie van plan was om het door hen geïnvesteerde geld te gebruiken voor privé-uitgaven en het financieren van andere aan hem gelieerde ondernemingen en dat hij dus niet van plan was de afspraak met de beleggers over het aanwenden van het geïnvesteerde geld na te komen. Het verweer van verdachte dat op dit punt geen sprake is van verzwijgen wordt dan ook verworpen.
4.3.8 Verduistering
Nu de rechtbank de oplichting bewezen acht, komt zij niet meer toe aan de bespreking van de verduistering.
6 Waardering van het bewijs: Valsheid in geschrift (feit 2)
6.1 Het standpunt van de officier van justitie
De in de tenlastelegging genoemde rekening-courantovereenkomsten en addenda zijn valselijk opgemaakt. Vlak nadat verdachte van de bank te horen had gekregen dat op de zakelijke rekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] beslag was gelegd, heeft verdachte naar [naam 18] van het administratiekantoor [naam 19] ge-e-maild over rekening-courantovereenkomsten. [naam 18] heeft nieuwe overeenkomsten opgemaakt met als datum 17 augustus 2017. [verdachte] heeft met haar gebeld dat de data aangepast moesten worden, waarop de data zijn veranderd naar 1 januari 2017 en de overeenkomsten naar [verdachte] zijn gemaild. [verdachte] wilde kennelijk geantedateerde overeenkomsten hebben die hij aan de bank kon overleggen om te bewijzen dat hij rechtmatig bedragen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] had geleend. De overeenkomsten zijn in het systeem van [naam 19] opgeslagen met wijzigingsdatum 18 augustus 2017.
Hetzelfde geldt voor de addenda, met dien verstande dat deze op 21 augustus 2017 zijn opgemaakt door [naam 20] van administratiekantoor [naam 19] . Met deze addenda wilde verdachte voorwenden dat alles al lang was afgesproken. Verdachte heeft deze valse overeenkomsten en addenda opgemaakt samen met dan wel namens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .
De overeenkomsten en addenda zijn aangetroffen in het beslag onder verdachte, op het kantooradres van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Deze stukken zijn verzonden aan Knab bank om het beslag opgeheven te krijgen, verzonden aan het Openbaar Ministerie ten behoeve van het gesprek van 29 augustus 2017 en overgelegd aan de raadkamer van de rechtbank en het hof in het kader van de voorlopige hechtenis.
Verdachte heeft deze stukken voorhanden gehad.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de tenlastegelegde valsheid in geschrift bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het ondertekenen van een onjuist geschrift geen valsheid in geschrift is. Daarbij komt dat de rekening-courantverhoudingen bij de oprichting van de vennootschappen zijn aangegaan, hetgeen blijkt uit de omschrijving van de over-boekingen, waar staat “rekening-courant”. Verdachte heeft verzocht deze reeds bestaande verhouding schriftelijk vast te leggen. De overeenkomsten zijn qua datering onjuist, inhoudelijk echter niet. Er is geen misleidend element. Daar komt bij dat verdachte geen opdracht heeft gegeven tot het onjuist opstellen van de documenten, waardoor er geen sprake is van medeplegen en evenmin was verdachte zich bewust van de onjuistheid, waardoor er geen sprake is van opzet.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten laste is gelegd medeplegen van vervalsing van twee rekening-courantovereenkomsten (doc-092 en doc-094) en twee addenda (doc-091 en doc-095) en het voorhanden hebben van deze documenten.
Vervalsen
Bij de doorzoeking van het kantoor van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 7 september 2017 is een groot aantal documenten in beslag genomen, waaronder:
Een rekening-courantovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Dit document is gedateerd op 1 januari 2017 en ondertekend door verdachte.48
Een rekening-courantovereenkomst tussen verdachte en [medeverdachte 3] . Dit document is gedateerd op 1 januari 2017 en ondertekend door verdachte.49
Een addendum op een rekening-courantovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , waarbij het rekening-courantbedrag wordt opgehoogd naar € 200.000,-. Dit document is gedateerd op 1 november 2016 en ondertekend door verdachte. 50
Een addendum op een rekening-courantovereenkomst tussen verdachte en [medeverdachte 3] , waarbij het rekening-courantbedrag wordt opgehoogd naar € 150.000,-. Dit document is gedateerd op 30 september 2016 en ondertekend door verdachte.51
Op 7 september 2017 zijn bij het administratiekantoor [naam 19] de dossiers van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] inbeslaggenomen, evenals digitale gegevens met betrekking tot verdachte en zijn ondernemingen. In de digitale gegevensbestanden van administratie-kantoor [naam 19] zijn dezelfde documenten aangetroffen:
Een rekening-courantovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .52 Dit document is gedateerd op 1 januari 2017 en ondertekend door verdachte.
Een rekening-courantovereenkomst tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] .53 Dit document is gedateerd op 1 januari 2017 en ondertekend door verdachte.
Een addendum op een rekening-courantovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , waarbij het rekening-courantbedrag wordt opgehoogd naar € 200.000,-.54 Dit document is gedateerd op 1 november 2016 en ondertekend door verdachte.
Een addendum op een rekening-courantovereenkomst tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] , waarbij het rekening-courantbedrag wordt opgehoogd naar € 150.000,-.55 Dit document is gedateerd op 30 september 2016 en ondertekend door verdachte.
In de gegevensbestanden van [naam 19] is te zien dat het bestand van het addendum van 1 november 2016 is gewijzigd op 21 augustus 2017 om 13.31 uur. Het bestand van de rekening-courantovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] van 1 januari 2017 is gewijzigd op 18 augustus 2017 om 15.10 uur. Het bestand van het addendum van 30 september 2016 is gewijzigd op 21 augustus 2017 om 11.31 uur en het bestand van de rekening-courantovereenkomst tussen verdachte en [medeverdachte 3] van 1 januari 2017 is gewijzigd op 18 augustus 2017 om 15.09 uur.56
De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze documenten heeft laten vervalsen en dat verdachte dit deed mede namens – en dus samen met – de door hem vertegenwoordigde vennootschappen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .
De rechtbank baseert dit op het volgende.
Rekening-courantovereenkomsten
Op 17 augustus 2017 om 11.24 uur stuurt verdachte een e-mail van Knab bank door aan de FIOD betreffende het beslag op zijn zakelijke rekeningen.57
Hierna volgen e-mails tussen verdachte en medewerkers van [naam 19] .
17 augustus 2017 om 14.56 uur stuurt verdachte een mail door aan [naam 18] . Dit betreft een mail van 19 dec 2014, met als bijlage een getekende rekening-courantovereenkomst tussen verdachte en [medeverdachte 3] d.d. 18 december 2014.58 Om 16.22 uur reageert [naam 18] en geeft aan dat er aanpassingen aan de rente zijn gedaan. Als bijlage zendt zij rekening-courantovereenkomsten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en tussen verdachte en [medeverdachte 3] . Beide zijn gedagtekend op 17 augustus 2017.59 Om 16.51 uur mailt [naam 18] aan verdachte dat de rekening-courantovereenkomsten zijn aangepast. Als bijlage zijn de rekening-courantovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en tussen verdachte en [medeverdachte 3] opnieuw bijgevoegd, met dien verstande dat de dagtekening daarin is aangepast naar 1 januari 2017.60
Op 18 augustus 2017 om 14.29 uur mailt [naam 18] aan verdachte. Dit betreft de verbetering van een fout. In eerdere mails (van 9.38 uur en 10.49 uur, die onder de mail van 14.29 uur staan) wordt gevraagd om de verhuisdata die nodig zijn om de juiste adressen in de overeenkomsten te kunnen opnemen. In de bijlage is opnieuw de rekening-courantovereenkomst tussen verdachte en [medeverdachte 3] met datum 1 januari 2017 opgenomen.61
Op 18 augustus 2017 om 15.07 uur reageert verdachte en stuurt hij [naam 18] de getekende documenten toe. In de bijlage zijn de getekende exemplaren van de rekening-courantovereenkomsten tussen verdachte en [medeverdachte 3] (deze komt overeen met doc-094) en tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (deze komt overeen met doc-092). Beide zijn gedagtekend 1 januari 2017.62
De rechtbank concludeert uit bovenstaande e-mailwisselingen in combinatie met de wijzigingsdata van de pdf-bestanden in het digitale archief van [naam 19] , dat de rekening-courantovereenkomsten in opdracht van verdachte, mede namens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , zijn vervalst teneinde aan Knab bank/Aegon aan te tonen dat er sprake is van een al langer bestaande rekening-courantverhouding.63
Addenda
Op 20 augustus 2017 om 15.41 uur mailt verdachte aan [naam 20] dat hij wil praten over zijn salaris over boekjaar 2016. Hij vraagt of 21 augustus schikt en of [voornaam] dan de overeen-komsten die nog moeten worden gemaakt in tweevoud wil opstellen, zodat hij die meteen kan ondertekenen.64
Op 21 augustus 2017 om 10.38 uur antwoordt [naam 20] . Hij stuurt de aanvullingen op. Als bijlage bij deze mail zijn opgenomen addenda op de rekening-courantovereenkomsten tussen verdachte en [medeverdachte 3] (gedateerd 30 september 2016) en tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (gedateerd 1 november 2016).65
Op 23 augustus 2017 om 12.31 uur stuurt verdachte een mail aan [naam 20] met de mede-deling dat [medeverdachte 3] er nog bij moet. Hij vraagt of dat vandaag nog kan, zodat hij straks tot ondertekening kan overgaan.66
De rechtbank concludeert uit bovenstaande e-mailwisselingen in combinatie met de wijzigingsdata van de pdf-bestanden in het digitale archief van [naam 19] , dat addenda op de rekening-courantovereenkomsten in opdracht van verdachte, mede namens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , zijn vervalst teneinde aan Knab bank/Aegon aan te tonen dat er sprake was van een al langer bestaande rekening-courantverhouding.67
Voorhanden hebben
Op 7 september 2017 zijn de ondertekende rekening-courantovereenkomsten en addenda bij verdachte in het kantoor van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] aangetroffen. De documenten zijn in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 23 augustus 2017 aangemaakt, zoals hierboven is vast komen te staan. De rechtbank is van oordeel dat hiermee bewezen is dat verdachte mede namens en dus samen met aan hem gelieerde vennootschappen de documenten in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 7 september 2017 voorhanden heeft gehad. Deze geschriften waren bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen en verdachte wist dat deze geschriften waren bestemd om te worden gebruikt als ware zij echt en onvervalst.
7 Waardering van het bewijs: Gewoontewitwassen (feit 3)
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat gewoontewitwassen bewezen kan worden, gelet op het veelvuldig aantrekken, overboeken, opnemen en gebruiken van de ingelegde gelden. Deze gelden zijn uit misdrijf afkomstig. Het gaat, in geval van bewezenverklaring van oplichting, om witwassen van € 754.273,38. Indien verduistering wordt bewezenverklaard gaat het om een bedrag van € 716.039,47. Deze bedragen zijn overgeboekt naar andere entiteiten en daarmee omgezet en niet enkel voorhanden geweest Van de totale inleg in [medeverdachte 1] I en [medeverdachte 2] van € 1.155.000,00 is naast het beslagen saldo van de twee bankrekening van in totaal€ 400.726,62, niets over. Hiermee staat vast dat de bedragen ook zijn omgezet en gebruikt.
7.2 Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman betoogd dat nu verdachte moet worden vrijgesproken van oplichting en verduistering er geen sprake is van een gronddelict om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen.
Subsidiair kan verdachte als (indirect) enig aandeelhouder van [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden vereenzelvigd. Hiermee kan het overdragen en omzetten worden gezien als een ‘vestzak-broekzak-handeling’. Het verwerven en voorhanden hebben vallen hierbij onder de kwalificatie-uitsluitingsgrond. Ten slotte blijkt niet dat verdachte of de vennootschappen de herkomst van het onttrokken geld heeft willen verhullen, zodat vrijspraak dient te volgen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met zijn ondernemingen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de periode van 1 september 2016 tot en met 17 augustus 2017 een geldbedrag van € 754.273,38 heeft witgewassen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Negentig investeerders hebben in totaal € 1.155.000,- geïnvesteerd in de obligatiefondsen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]68, welke – ogenschijnlijk – als doel hadden te investeren in grondprojecten ten behoeve van de aanleg van zonne-energieparken. Van de rekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn grote bedragen overgemaakt aan [medeverdachte 3] en er worden per saldo grote bedragen contant van de rekeningen opgenomen.69 [medeverdachte 3] heeft van de ingelegde gelden € 41.732,95 besteed aan betaling van optiepremies voor grond en de aanvraag omgevingsvergunning De Wolden.70 Van de rekening van [medeverdachte 3] is een bedrag van € 432.555,65 overgemaakt naar de privérekening van verdachte en worden bedragen overgemaakt naar de rekening van [verdachte] Real Estate Holding.71
De privérekening van verdachte wordt voornamelijk gevoed met gelden van [medeverdachte 3] (€ 439.222) (welk geld voornamelijk afkomstig is van [medeverdachte 1] I en II (€ 581.400)) en met contante stortingen. Van de rekening van verdachte worden bedragen overgemaakt naar [medeverdachte 1] onder vermelding van “aflossing alle privé opnames”, “deel aflossing privé opnames” en “restitutie deelaflossing privéopnames”.72 Ook worden grote bedragen overgemaakt naar de rekeningen van [verdachte] Real Estate Holding en [medeverdachte 3] , beide aan [verdachte] gelieerde vennootschappen.73
Van het totaal in [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geïnvesteerde bedrag is nog € 400.726,62 op diverse rekeningen van verdachte en zijn ondernemingen aangetroffen,74 zodat een bedrag van € 754.273,38 is verdwenen. Uit de financiële onderzoeken is gebleken dat de gelden zijn overgeboekt tussen verdachte en zijn ondernemingen en dat verdachte grote sommen geld contant heeft opgenomen. Met dit geld heeft verdachte onder meer privé-uitgaven gedaan.75
De rechtbank stelt vast dat de door de investeerders in [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ingelegde bedragen zijn overgeboekt naar [medeverdachte 3] . Ook zijn bedragen vanuit deze drie vennootschappen cash opgenomen door [verdachte] . Vanuit [medeverdachte 3] is geld overgeboekt naar de rekeningen van verdachte en andere vennootschappen van verdachte. Bij deze stand van zaken worden de bestanddelen “omzetten” en “overdragen” feitelijk vervuld.
Door de diverse overboekingen tussen de vennootschappen en de contante opnames van en stortingen op diverse rekeningen heeft verdachte de herkomst van de bedragen verhuld.
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van witwassen, nu verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] moeten worden gezien als één entiteit. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer. De vennootschappen zijn immers in het leven geroepen om
– in ieder geval voor het oog van de beleggers – de vermogens afgescheiden te houden.
Tevens zijn de geïnvesteerde bedragen onder meer besteed aan aflossing van (zakelijke) schulden, betalingen van salarissen, betalingen aan de belastingdienst en privéuitgaven van verdachte. Hiermee is voldaan aan het bestanddeel “gebruik maken”.
Verdachte wist dat het geld van de beleggers van misdrijf afkomstig was, namelijk van oplichting.
De rechtbank acht voorts het witwassen van het volledige ingelegde bedrag bewezen . Verdachte is nimmer van plan geweest de gelden van de beleggers te gebruiken voor het aankopen van grond om daarop een zonnepark te realiseren. Hij was van meet af aan van plan was dit geld in zijn eigen zak te steken en hij heeft de hele constructie met dat doel opgetuigd. Alle beleggers – ook zij die niet in het onderzoek zijn gehoord – hebben deelgenomen in de obligatiefondsen van verdachte. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat alle gelden afkomstig waren van enig misdrijf.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen, nu het betreft een veelvuldig aantrekken, overboeken en besteden van gelden.
8 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 5.3, 6.3 en 7.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1.
in de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 augustus 2017 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels meerdere natuurlijke personen en rechtspersonen (inleggers en/of investeerders), heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- -[naam 10] Holding BV (G10-001) tot afgifte van
circaEuro 200.000,- (DOC-034), en - -[naam 11] (G11-001) tot afgifte van Euro 2.500,- (DOC-034), en
- -[naam 12] (G13-001) tot afgifte van Euro 5.000,- (DOC-034), en
- -[naam 13] (G015-01) tot afgifte van Euro 10.000,- (DOC-034) en Euro 15.000,- (DOC-035), en
- -[naam 14] Beheer BV (G16-001) tot afgifte van Euro 25.000,- (DOC-034), en
- -[naam 15] (G17-001) tot afgifte van Euro 7.500,- (DOC-034), en
- -[naam 2] (G18-001) tot afgifte van Euro 7.500,- (DOC-034) en Euro 5.000,- (DOC-035),
hebbende verdachte – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid aan bovengenoemde natuurlijke personen en rechtspersonen:
– voorgewend dat hij, verdachte, een bonafide investeerder van aan hem toevertrouwde en ter leen ingelegde gelden is, en
– voorgewend dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] BV ondernemingen/obligatiefondsen zijn die de ingelegde gelden zullen investeren in grond en/of zonneparken, en
– voorgewend dat het project 100% haalbaar is en dat bij het niet verkrijgen van de omgevingsvergunning de inleg terugbetaald zal worden, en
– voorgewend dat bij participatie in [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake is van een hoog rendement van 6,5% per jaar en een bonus in de zin van een einduitkering van 6% van de ingelegde hoofdsom, en
– voorgewend dat met betrekking tot de deelname in [medeverdachte 1] de potentiele investeerders snel moeten beslissen of dat het de laatste kans is om in te schrijven, en
– aangegeven dat bij een snelle en/of minimale inleg (van Euro 25.000,-) geen emissiekosten verschuldigd zijn, en
– verzwegen dat de ingelegde gelden (deels) aangewend zouden worden voor privé-bestedingen door hem, verdachte, of (on)middellijk via een aan hem, verdachte, gelieerde onderneming zouden worden uitgeleend aan hem, verdachte, of een aan hem gelieerde onderneming, en
– verzwegen dat de gemeente De Wolden op 19 januari 2017 heeft laten weten dat er geen zonnepanelen geplaatst kunnen worden op de grond “Ansen” en verzwegen dat de gemeente De Wolden op 28 maart 2017 het verzoek om zonnepanelen op de grond “Ansen” te realiseren, heeft afgewezen
waardoor bovengenoemde personen en rechtspersonen zijn bewogen tot bovenomschreven afgiften;
Ten aanzien van feit 2.
in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
twee rekening-courantovereenkomsten (DOC-092 en DOC-094), geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders, valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- die rekening-courantovereenkomsten doen dateren en ondertekend op een andere datum dan waarop die rekening-courantovereenkomsten in werkelijkheid zijn opgemaakt en ondertekend,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en
in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
twee addenda (DOC-091 en DOC-095), geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- die addenda doen dateren en ondertekend op een andere datum dan waarop die addenda in werkelijkheid zijn opgemaakt en ondertekend, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en
in de periode van 17 augustus 2017 tot en met 7 september 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk voorhanden heeft gehad twee rekening-courantovereenkomsten (DOC-092 en DOC-094) en twee addenda (DOC-091 en DOC-095), geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte wist dat die geschriften bestemd waren tot gebruik als ware die geschriften echt en onvervalst, en bestaande die valsheid hierin dat die rekening-courantovereenkomsten en addenda gedateerd en ondertekend zijn op een andere datum dan waarop die rekening-overeenkomsten en addenda in werkelijkheid zijn opgemaakt en ondertekend;
Ten aanzien van feit 3.
hij in de periode van 1 september 2016 tot en met 17 augustus 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen van in totaal Euro 754.273,38, heeft omgezet en overgedragen en van die geldbedragen gebruik heeft gemaakt en van die geldbedragen de herkomst verhuld terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders daarvan een gewoonte hebben gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardi-gingsgrond is niet aannemelijk geworden.
10 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
11 Motivering van de straffen en maatregelen
11.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Ook vordert zij dat aan verdachte een verbod zal worden opgelegd om beleggingsproducten aan te bieden voor de duur van vijf jaar, ingaande nadat verdachte de gevangenisstraf heeft uitgezeten.
11.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte en de rechtspersonen zijn te vereenzelvigen. Hierdoor zullen de eventueel aan de rechtspersonen op te leggen boetes uiteindelijk ten laste van verdachte komen. Hiermee zal in de strafmaat rekening dienen te worden gehouden.
Met betrekking tot het benadelingsbedrag zal rekening moeten worden gehouden met de kosten die zijn gemaakt.
Tevens moet rekening worden gehouden met de reputatieschade die verdachte heeft opgelopen doordat het Openbaar Ministerie in een vroeg stadium een persbericht heeft doen uitgaan.
Ook dient rekening te worden gehouden met de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten slotte voert de raadsman aan dat op de bankrekeningen vermogensbeslag is gelegd. Dit dient te worden aangewend om de rechthebbende obligatiehouders mee te voldoen.
11.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan oplichting en witwassen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift.
Verdachte heeft op geraffineerde wijze doen voorkomen dat hij met de vennootschappen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zou investeren in duurzame zonne-energieparken. In het kader van zijn activiteiten ten aanzien van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft een groot aantal investeerders ruim 1,1 miljoen euro op de rekeningen van deze vennootschappen overgemaakt. Vanaf het begin zijn de geïnvesteerde bedragen overgemaakt op andere rekeningen, waarover uitsluitend verdachte kon beschikken. Van het geïnvesteerde bedrag is ruim € 750.000.- verdampt. Hiervan kan niet worden achterhaald waaraan dit is uitgegeven. De investeerders zijn niet op de hoogte gesteld van het feit dat de geïnvesteerde bedragen voor andere doeleinden zijn gebruikt dan het investeren in grond. Daar komt bij dat verdachte heeft verzwegen dat verdachte geen vergunningen zou krijgen voor het realiseren van de zonneparken, om zo te beletten dat de investeerders hun geld terug zouden vragen, geld dat al lang niet meer op de rekeningen aanwezig was.
Om zijn onrechtmatig handelen te verdoezelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door het laten opstellen en antedateren van rekening-courantovereenkomsten en addenda, waaruit zou moeten blijken dat verdachte gerechtigd was gelden aan de rekeningen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] te onttrekken.
Ter terechtzitting heeft verdachte geen blijk gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen.
De rechtbank acht op grond van dit alles een langdurige gevangenisstraf zoals gevorderd geboden.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de reputatieschade, die is ontstaan doordat het Openbaar Ministerie in een vroeg stadium een persbericht heeft doen uitgaan.
De rechtbank overweegt dat strafzaken als deze nu eenmaal negatieve publiciteit met zich meebrengen. Het Openbaar Ministerie heeft het persbericht doen uitgaan in verband met het traceren van mogelijke benadeelden, niet om het publiek op de hoogte te stellen van deze zaak. Dat rechtbank erkent dat de gevolgen van deze zaak voor verdachte groot zijn, maar verdachte heeft deze door zijn eigen gedrag over zich afgeroepen. Voor strafvermindering ziet de rechtbank hierin geen aanleiding.
Ingevolge artikel 28, eerste lid Sr kan de rechter bij een veroordeling de schuldige ontzetten van de uitoefening van het beroep waarin het delict is begaan.
De rechtbank acht oplegging van deze bijkomende straf, het niet mogen optreden als aanbieder van beleggingsproducten, passend en geboden. De rechtbank betrekt daarbij de langere periode gedurende welke de oplichting heeft plaatsgevonden en het stelselmatige en geraffineerde karakter ervan, alsook de hoogte van het totale schadebedrag. Mede gezien de financiële situatie waarin verdachte verkeert, acht de rechtbank het niet ondenkbaar dat verdachte bij een verdere uitoefening van dit beroep opnieuw soortgelijke feiten zal begaan.
De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 31, eerste lid, aanhef en onder 2 Sr, de duur van de ontzetting van de uitoefening van dit beroep bepalen op vijf jaren vanaf de dag waarop de uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.
11.4 Beslag
Onder verdachte zijn in beslag genomen de voorwerpen die vermeld staan op de beslaglijst. Deze lijst met inbeslaggenomen voorwerpen is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De raadsman heeft gesteld dat alle voorwerpen die niets van doen hebben met de tenlastegelegde feiten dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
De officier van justitie vindt dat alle stukken waar thans nog ‘klassiek’ beslag op ligt, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het betreft onder meer klantgegevens en bellijsten, met behulp waarvan de strafbare feiten zijn voorbereid of begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat, nu met behulp van deze voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is voorbereid en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, deze voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
11.5 Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Een groot aantal beleggers heeft zich als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd om de schade te verhalen die zij hebben geleden. Deze benadeelde partijen staan vermeld op de aan dit vonnis als bijlage 3 gehechte lijst van benadeelde partijen.
De officier van justitie vindt dat alle ingediende vorderingen toewijsbaar zijn omdat deze afdoende zijn onderbouwd dan wel dat de geleden schade afdoende blijkt uit het strafdossier. De schade is inmiddels geleden door de beleggers/benadeelde partijen, nu is gebleken dat zowel het project [medeverdachte 1] (project Ansen) als het project [medeverdachte 2] (project Willemsoord) niet zijn doorgegaan en de investeerders hun geld kwijt zijn.
De raadsman heeft betoogd dat alle vorderingen moeten worden afgewezen, omdat de investeerders geen schade hebben geleden. Verdachte heeft tot nu toe aan de betalingen van de rente voldaan en de looptijd van de investeringen loopt nog tot 15 juli 2019.
De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
De rechtbank zal de niet in de tenlastelegging genoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren, nu de behandeling van al hun vorderingen tezamen een te grote belasting vormt voor het strafproces. Ook is niet gebleken of en op welke wijze de benadeelde partijen zijn opgelicht; zij zijn niet gehoord zodat niet valt vast te stellen wat hen heeft bewogen te investeren.
Dit is anders voor de zeven (7) investeerders van wie uit de bewezenverklaring dan wel de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat zij als benadeelden betrokken zijn bij het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit. Het betreft de volgende benadeelde partijen:
[naam 10] Holding BV
[naam 11]
[naam 12]
[naam 13]
[naam 14] Beheer BV
[naam 15]
[naam 2]
De rechtbank begroot de schade op het bedrag van hun inleg, verminderd met de ontvangen rentebetalingen.
[naam 10] Holding BV
De benadeelde partij [naam 10] Holding BV vordert € 200.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 200.000,- verminderd met de ontvangen rente van € 5.449,31 (doc-064, p. 1), in totaal € 194.550,69, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten 27 januari 2017, de datum van betaling van de inleg aan [medeverdachte 1] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 10] Holding BV voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[naam 11]
De benadeelde partij vordert € 2.500,- aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,- verminderd met de ontvangen rente van € 70,34 (doc-064, p. 2), in totaal € 2.429,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten 8 februari 2017, de datum van betaling van de inleg aan [medeverdachte 1] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 11] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[naam 12]
De benadeelde partij vordert € 5.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-, verminderd met de ontvangen rente van € 252,87 (doc-064, p. 2), in totaal € 4.747,13, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten 5 oktober 2016, de datum van betaling van de inleg aan [medeverdachte 1] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 12] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[naam 13]
De benadeelde partij vordert € 23.869,10 (inleg van € 25.000,- minus € 1.130,81 aan ontvangen rentebetalingen) aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding als volgt zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de inleg in [medeverdachte 1] een bedrag van € 10.000,-, verminderd met de ontvangen rente van € 430,95 (doc-064, p. 2), in totaal € 9.569,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 15 november 2016, zijnde de datum van betaling van de inleg aan [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van de inleg in [medeverdachte 2] een bedrag van € 15.000, verminderd met de ontvangen rente van € 699,86 (zie bijlage 6 van de vordering), in totaal € 14.300,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten 28 juli 2017, de datum van betaling van de inleg in [medeverdachte 2] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 13] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[naam 14] Beheer BV
De benadeelde partij [naam 14] Beheer BV vordert € 25.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 25.000,-, verminderd met de ontvangen rente van € 1.099,65 (doc-064, p. 3), in totaal € 23.900,35 , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten 10 november 2016, de datum van betaling van de inleg aan [medeverdachte 1] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 14] Beheer BV voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[naam 15]
De benadeelde partij vordert € 7.500,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 7.500,-, verminderd met de ontvangen rente van € 279,14 (doc-064, p. 1), in totaal € 7.220,86 , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten 13 december 2016, de datum van betaling van de inleg aan [medeverdachte 1] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 15] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[naam 2]
De benadeelde partij vordert € 12.500,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding als volgt zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de inleg in [medeverdachte 1] een bedrag van € 7.500,-, verminderd met de ontvangen rente van € 414,04 (doc-064, p. 3), in totaal € 7.085,96 , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten 9 september 2016, de datum van betaling van de inleg aan [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van de inleg in [medeverdachte 2] een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten 31 juli 2017, de datum van betaling van de inleg in [medeverdachte 2] .
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
12 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 28, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 225, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
13 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 8 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Oplichting, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
Medeplegen van opzettelijk een geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst
Ten aanzien van feit 3
Medeplegen van gewoontewitwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ontzet verdachte van de uitoefening van het beroep van aanbieder van beleggingsproducten, voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Ten aanzien van het beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
4 1.00 STK Administratie
1 witte ordner met opschrift ” [medeverdachte 2] “REG 2017& Adm
5 1.00 STK Administratie
1X blauwe ordner opschrift ” [medeverdachte 1] 2016″ met Adm.
6 1.00 STK Administratie
1 witte ordner met opschrift ” [medeverdachte 2] I 2017″met adm.
7 1.00 STK Administratie
1 witte ordner opschrift “Kaart 2″met administratie
8 1.00 STK Administratie
1x witte ordner opschrift “Kaart 1″met administratie
9 1.00 STK Administratie
1x zwarte ordner met daarin tabbladen en formulier
10 1.00 STK Administratie
1 bl ordner met opschrift ” [medeverdachte 1] 2016 2017″+ adm.
11 1.00 STK Administratie
Zwarte ordner met hierin overzicht [medeverdachte 3]
12 1.00 STK Administratie
zwarte ordner +daarin overz. eigenaar- [medeverdachte 3]
13 1.00 STK Administratie
Zwarte ordner met opschrift “klanten”
14 1.00 STK Administratie
zwarte ordner +daarin overz. eigenaar- [medeverdachte 3]
15 1.00 STK Administratie
zwarte ordner +daarin: overz. eigenaar- [medeverdachte 3]
16 1.00 STK Administratie
Zwarte ordner + daarin: form. met de naam verkoper
17 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met daarin formulieren + aantekeningen
18 1.00 STK Administratie
zwarte ordner +daarin overz. eigenaren- [medeverdachte 3]
19 1.00 STK Administratie
zwarte ordner +daarin: overz. eigenaar [medeverdachte 3]
20 1.00 STK Administratie
zwarte ordner +daarin NAW-gegevens van diverse BV’s
21 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met notities van de verkopers
22 1.00 STK Administratie
zwarte ordner +daarin form. met opschrift “overzichten
23 1.00 STK Administratie
5 witte A4 blaadjes +daarop “beldatum, naw-gegevens
24 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met opschrift “K”
25 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met opschrift “mnd”
26 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met opschrift ” [naam 21] -lange termijn”
27 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met opschrift “Bestand”
28 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met opschrift :”T”
29 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met opschrift “Belmap”
30 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met opschrift “10-08-2017 uit”
31 1.00 STK Administratie
zwarte ordner met opschrift “lange termijn”
32 1.00 STK Administratie
zwarte ordner +informatie memorandum en status
Ten aanzien van de benadeelde partijen
1. Wijst de vordering van [naam 10] Holding BV, gevestigd op het adres [adres 3] , toe tot € 194.550,69 (honderdvierennegentigduizend vijfhonderdvijftig euro en negenenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 10] Holding BV voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 10] Holding BV aan de Staat € 194.550,69 (honderdvierennegentigduizend vijfhonderdvijftig euro en negenenzestig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 266 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
2. Wijst de vordering van [naam 11], wonende op het adres [adres 4] , toe tot € 2.429,66 (tweeduizend vierhonderdnegenentwintig euro en zesenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 11] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 11] aan de Staat € 2.429,66 (tweeduizend vierhonderdnegenentwintig euro en zesenzestig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 3 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
3. Wijst de vordering van [naam 12], wonende op het adres [adres 5] , toe tot € 4.747,13 (vierduizend zevenhonderdzevenenveertig euro en dertien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 12] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 12] aan de Staat € 4.747,13 (vierduizend zevenhonderdzevenenveertig euro en dertien cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 6 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
4. Wijst de vordering van [naam 13], wonende op het adres [adres 6] , toe tot € 23.869,29 (drieëntwintigduizend achthonderdnegenenzestig euro en negenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 13] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 13] aan de Staat € 23.869,29 (drieëntwintigduizend achthonderdnegenenzestig euro en negenentwintig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 32 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
5. Wijst de vordering van [naam 14] Beheer BV, gevestigd op het adres [adres 7] , toe tot € 23.900,35 (drieëntwintigduizend negenhonderd euro en vijfendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 14] Beheer BV voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 14] Beheer BV aan de Staat € 23.900,35 (drieëntwintigduizend negenhonderd euro en vijfendertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 32 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
6. Wijst de vordering van [naam 15], wonende op het adres [adres 8] , toe tot € 7.220,86 (zevenduizend tweehonderdtwintig euro en zesentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 15] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 15] aan de Staat tot € 7.220,86 (zevenduizend tweehonderdtwintig euro en zesentachtig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
7. Wijst de vordering van [naam 2], wonende op het adres [adres 9] , toe tot € 12.085,96 (twaalfduizend vijfentachtig euro en zesennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 2] aan de € 12.085,96 (twaalfduizend vijfentachtig euro en zesennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 16 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
8. Verklaart de overige benadeelde partijen zoals opgenomen in bijlage 3 niet-ontvankelijk in hun vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.E. Geradts, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2019.
1Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De overige bewijsmiddelen zijn geschriften.
2Zie voorwoord informatiememoranda [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , doc-015 ( [medeverdachte 1] ) en doc-016 ( [medeverdachte 2] );
3Uittreksels Kamer van Koophandel, doc-008 en doc-009 en doc-1 voetnoot 1;
4Informatiememorandum [medeverdachte 1] , doc-015, pag.2;
5Overzicht beleggers [medeverdachte 1] , doc-034;
6Doc-034;
7AMB-033, pag. 9;
8Informatiememorandum [medeverdachte 2] , doc-016, pag. 2;
9Doc-035 (€ 482.500,-) + AMB 053 (€ 40.000,-);
10Doc-035;
11AMB-053;
12AMB-053;
13Brief van Aegon Bank NV d.d. 17 augustus 2017, IBN-001-02
14AMB-033, pag. 9 en pag. 10;
15AMB-033, pag. 11;
16AMB-034;
17Overzicht banktransacties [medeverdachte 3] , doc-053;
18AMB-004, pag. 5;
19Zie het excel-bestand ‘kopie van Dorado-Overzicht per datum van alle rekeningen t.b.v. RB’ tabblad ‘dashboard’, zoals door de officier van justitie per e-mail van 10 december 2018 toegezonden aan de leden van de rechtbank en de verdediging. Dit bestand is niet in fysieke vorm aan het dossier gevoegd;
20Deelnamebewijs Obligatielening [medeverdachte 1] [naam 10] Holding BV, Doc-135, pag. 4;
21Overzicht deelnemers [medeverdachte 1] , Doc-34;
22Deelnamebewijs Obligatielening [medeverdachte 1] B.V. – project Ansen 15 MW t.n.v. [naam 12] , Doc-79, pag. 14;
23Deelnameformulier [naam 13] , Doc-78, pag. 16;
24Deelnamebewijs Obligatielening [medeverdachte 2] B.V. t.n.v. [naam 13] , Doc-78, pag. 23;
25Deelnamebewijs Obligatielening [medeverdachte 1] B.V. – project Ansen 15 MW t.n.v. [naam 14] Beheer BV, Doc-80, pag. 8;
26Deelnameformulier [naam 15] , Doc-50D;
27Deelnamebewijs Obligatielening [medeverdachte 1] B.V. t.n.v. [naam 2] , Doc-83, pag. 17;
28Deelnameformulier t.n.v. [naam 2] , Doc-51CC;
29Verklaringen van [naam 10] (G10, pag. 4), [naam 11] (G11, pag. 7), [naam 12] (G13, pag. 2 en 3), [naam 14] (G16, pag. 2); [naam 15] (G17, pag. 3) en [naam 2] (G18, pag. 6);
30Proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [naam 13] bij de rechter-commissaris d.d. 15 mei 2018, pag. 3, en verklaring van [naam 2] (G18, pag. 3);
31Verklaringen [naam 10] (G10, pag. 4), [naam 11] (G11, pag. 4), [naam 12] (G13, pag. 4), [naam 13] (G15, pag. 3), [naam 14] (G16, pag. 3), [naam 15] (G17, pag. 4) en [naam 2] (G18, pag. 4);
32Verklaring [naam 13] (G15, pag. 5), verklaring [naam 14] (G16, pag. 4), verklaring [naam 14] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 25 mei 2018, verklaring [naam 15] (G17, pag. 4);
33Verklaring [naam 15] (G17, pag. 4);
34Verklaring [naam 14] (G16, pag. 2);
35Verklaringen [naam 10] (G10, pag. 4), [naam 11] (G11, pag. 3), [naam 12] (G13, pag. 4), [naam 13] (G15, pag. 4), [naam 15] (G17, pag. 4) en [naam 2] (GB18, pag. 3);
36Verklaring [naam 10] (G10, pag. 2);
37Verklaring [naam 14] (G16, pag. 2);
38Verklaring [naam 12] (G13, p. 4);
39Verklaring [naam 14] (G16, pag. 2) en proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 25 mei 2018;
40Proces-verbaal van verhoor van [naam 13] bij de rechter-commissaris d.d. 15 mei 2018, nagekomen stukken;
41Verklaringen [naam 10] (G10, pag. 5), [naam 11] (G11, pag. 5), [naam 12] (G13, pag. 5), [naam 13] (G15, pag. 5), [naam 14] (G16, pag. 4), [naam 15] (G17, pag. 6) en [naam 2] (G18, pag. 5) en de verklaringen van [naam 10] , [naam 11] , [naam 13] en [naam 14] afgelegd bij de rechter-commissaris (nagekomen stukken);
42Doc-131, pag. 16;
43Doc-131 pag. 15;
44Doc-13, pag. 1;
45Verklaringen [naam 12] (G13, pag. 5), [naam 14] (G16, pag. 5), [naam 13] (G15, pag.5) alsmede de verklaringen van [naam 13] , [naam 11] en [naam 10] , afgelegd bij de rechter-commissaris;
46Verklaring van [naam 11] afgelegd bij de rechter-commissaris (nagekomen stukken);
47Verklaring van [naam 11] afgelegd bij de rechter-commissaris (nagekomen stukken);
48Doc-092;
49Doc-094;
50Doc-091;
51Doc-095;
52Doc-116;
53Doc-113;
54Doc-118;
55Doc-114;
56AMB-037, pag. 2 en 3;
57Doc-111;
58Doc-099;
59Doc-100;
60Doc-101;
61Doc-102;
62Doc-103;
63Doc-112;
64Doc 105;
65Doc-106;
66Doc-107;
67Doc-112;
68Doc-034, 035 en AMB-053;
69AMB-033, pag. 9 en 10;
70AMB-033, pag. 11
71AMB-033, pag. 11;
72AMB-033, pag. 14;
73AMB-033, pag. 15;
74Doc-048
75Vierde verklaring van verdachte (V05-004,. Pag. 3)
Stuur een reactie naar de auteur