Beslissing op het bezwaar op grond van artikel 182 lid 6 Sv.
Alle pagina's gelinkt aan
ECLI:NL:RBAMS:2023:7624
Beslissing op het bezwaar op grond van artikel 182 lid 6 Sv. Deels gegrond, deels ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-053819-22
raadkamernummer : 23-020343
datum : 28 november 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[bezwaarde] ,
geboren op [geboortedag] 1937 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. W. de Vries, advocaat te Amsterdam ( [adres] ),
hierna te noemen: de bezwaarde.
1 Feiten
1.1
Namens de bezwaarde heeft de raadsman op 3 april 2023 de rechter-commissaris verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, te weten:
– Het voegen van en inzage verstrekken in stukken (A, F, I en Q);
– Het horen van de volgende getuigen:
B. [naam 1] ;
C. [naam 15] ;
D. [naam 3] ;
E. [naam 4] ;
G. [naam 5] ;
H. [naam 6] ;
J. [naam 7] ;
K. [naam 8] ;
L. [naam 9] en [naam 10] ( [bedrijf] );
M. [naam 11] ;
N. [naam 12] ;
O. [naam 6] ;
P. [naam 13] en
R. [naam 14] (notaris).
1.2
De officier van justitie heeft op 15 mei 2023 schriftelijk gereageerd op de onderzoekswensen, waarin het Openbaar Ministerie zich niet verzet tegen het horen van de getuigen onder B, C, D, E, G, H, J, K, L, N, O en P. Het Openbaar Ministerie heeft zich (op 15 mei 2023) enkel verzet tegen het horen van de getuigen onder M en R.
1.3
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 31 juli 2023 (onder meer) het horen van de getuigen onder B, K, L, M, N en R afgewezen. De rechter-commissaris heeft, ten aanzien van de afgewezen getuigenverzoeken, als volgt overwogen.
De getuige onder B, [naam 1]
De getuige [naam 1] heeft eerder geweigerd mee te werken aan een getuigenverhoor in China. Het valt niet te verwachten dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn (succesvol) zal kunnen worden gehoord. Belangrijker is nog dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd wat het belang is om specifiek deze getuige te horen, naast nog de getuigen die wel worden toegewezen. Daarbij is mede van belang de vaststelling van de rechtbank dat niet deze getuige, maar (de wel toegewezen) [naam 15] de feitelijke controle had over de betreffende rekeningen, en de contacten, overeenkomsten en afspraken via deze [naam 15] liepen.
De getuige onder K, [naam 8]
Nog daargelaten dat te verwachten valt dat de advocaat [naam 8] zich zal beroepen op zijn professioneel verschoningsrecht, is onvoldoende gemotiveerd waarom het voor de beoordeling van het ten laste gelegde van belang zou zijn specifiek deze getuige te horen.
De getuigen onder L, [naam 9] en [naam 10] ( [bedrijf] )
Over deze getuigen is niet meer naar voren gebracht dan dat er betalingen aan deze bouwbegeleiders zijn verricht. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd waarom het horen van deze getuigen van belang is voor de beantwoording van de vragen van 348 en 350 Sv.
De getuige onder M, [naam 11]
Volgens de verdediging zou deze oud-medewerker van de Gemeente Amsterdam kunnen verklaren dat het bij de aanvraag van een omgevingsvergunningen “niet ongebruikelijk is dat ontwikkelaars niet volledig inzicht verschaffen in financiële zaken tenzij daar door de gemeente expliciet om wordt gevraagd”. De officier van justitie stelt terecht dat, zelfs al kan de heer [naam 11] daar iets over verklaren, dit hoe dan ook niet afdoet aan de aangifte van de gemeente dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de vergunning zouden hebben geweigerd. Het verzoek om deze getuige moet daarom bij gebrek aan relevantie worden afgewezen.
De getuige onder N, [naam 12]
De verdediging stelt dat deze persoon door [naam 15] naar voren zou zijn geschoven als huurder. Wat de getuige zou kunnen verklaren over de al dan niet met [naam 15] overeengekomen optievergoeding blijft onduidelijk. Ook dit verzoek wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
De getuige onder R, [naam 14] (notaris)
De verdediging wenst deze notaris te horen over de vraag of hem onregelmatigheden zijn opgevallen. Of dat het geval is of niet kan niet beslissend zijn voor de vraag of het ten laste gelegde kan worden bewezen. Ook deze getuige wordt, nog afgezien van zijn te verwachten beroep op een verschoningsrecht, bij gebrek aan relevantie afgewezen.
2 Procedure
Het bezwaarschrift is op 14 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt, namelijk op 2 november 2023.
De rechtbank heeft op 14 november 2023 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de bezwaarde, mr. W. de Vries en de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, op zitting gehoord.
De bezwaarde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
3 Bezwaar
Het bezwaar richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris de door de bezwaarde gewenste onderzoekshandelingen te verrichten, te weten het horen van de navolgende getuigen:
B. de heer [naam 1] ;
K. de heer [naam 8] ;
L. [naam 9] en [naam 10] ( [bedrijf] );
M. de heer [naam 11] (Gemeente Amsterdam);
N. de heer [naam 12] ;
R de heer [naam 14] (oud-notaris).
Namens de bezwaarde is het volgende aangevoerd.
De getuige onder B, [naam 1]
De raadsman heeft betoogd dat de rechter-commissaris het verzoek heeft afgewezen omdat de getuige in een eerder onderzoek heef geweigerd mee te werken. Omdat niet blijkt dat enig onderzoek is gedaan naar de vraag of het valt te verwachten dat deze getuige binnen aanvaardbare termijn succesvol zal kunnen worden gehoord, wordt door de raadsman gesteld dat de afwijzing van het verzoek niet op de weigerachtige houding van de getuige van vele jaren geleden kan worden gebaseerd. Er moet minimaal een poging worden gedaan om [naam 1] uit te nodigen voor een nader verhoor. De verdediging wenst de getuige te bevragen over zijn contacten met bezwaarde en zijn kennis omtrent de herkomst van de geldstromen vanuit [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en de reden dat de overboekingen vanuit deze rechtspersonen zijn gedaan. Ook kan [naam 1] gevraagd worden naar de reden van de ‘generieke omschrijvingen’ bij de overboekingen. Nu dit als onderbouwing wordt gebruikt bij de verdenking van witwassen ten aanzien van bezwaarde is hierin het verdedigingsbelang gelegen.
De getuige onder K, [naam 8]
De raadsman heeft gesteld dat bij de beoordeling niet op voorhand uit kan worden gegaan van de mogelijkheid dat [naam 8] zich op zijn verschoningsrecht zal gaan beroepen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat [naam 8] als advocaat betrokken is geweest bij, in elk geval, het opstellen van de intentie/optieovereenkomst met de [rechtspersoon 3] . Hem is verder gevraagd om huurcontracten op te stellen. [naam 8] kan naar verwachting verklaren over zijn waarnemingen ten aanzien van de (wijze van) betrokkenheid van [naam 15] en diens intenties ten aanzien van de exploitatie van het project Hotel [projectnaam] . Het verdedigingsbelang is dat als (ook) vanuit het perspectief van [naam 8] naar voren komt dat de [rechtspersoon 3] voornemens was om daadwerkelijk het op te trekken hotel [projectnaam] te exploiteren, dit het door het Openbaar Ministerie aangedragen scenario ondergraaft dat de geldstroom niet op een betaalde optievergoeding, maar op een witwasconstructie zou zien.
De getuigen onder L, [naam 9] en [naam 10] ( [bedrijf] )
De raadsman heeft betoogd dat de getuigen uit hoofde van de werkzaamheden als bouwbegeleiders van het project [projectnaam] kunnen bevestigen dat het wel degelijk de bedoeling was dat de [rechtspersoon 3] het hotel ook daadwerkelijk zou gaan exploiteren. Dit omdat de [familienaam] zich bemoeide met de indeling van het hotel en de betalingen vanuit [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] in delen – nadat bouwkosten werden gemaakt, werden overgeboekt. Het Openbaar Ministerie stelt dat de optievergoeding zou zien op een schijnconstructie om geld wit te wassen. Middels het horen van de bouwbegeleiders van [bedrijf] wenst de verdediging bevestigd te krijgen dat hiervan geen sprake is.
De getuige onder M, [naam 11] (Gemeente Amsterdam)
De raadsman heeft betoogd dat de afwijzende beslissing van de rechter-commissaris impliceert dat én een onjuiste voorstelling van zaken zou zijn gegeven én de gemeente Amsterdam daartoe zou zijn bewogen tot het afgeven van een vergunning. Dergelijke vaststellingen zijn voorbehouden aan een inhoudelijke zittingscombinatie. Door het horen van de getuige [naam 11] wenst de verdediging alsnog bevestigd te krijgen dat het niet vanzelfsprekend is dat financiële aangelegenheden met de gemeente worden gedeeld en dat het niet opnemen van bedragen – dus – niet duidt op enige valsheid of witwassen. Het verdedigingsbelang is daarmee gegeven.
De getuige onder N, [naam 12]
De raadsman heeft betoogd dat de getuige [naam 12] naar verwachting zal kunnen bevestigen dat toen de [rechtspersoon 3] exploitatieplannen voor het project Hotel [projectnaam] niet verder kon voortzetten, [naam 12] als nieuwe exploitant naar voren is geschoven. Dit om te voorkomen dat het al overgeboekte optiegeld zou komen te vervallen. Verder kan hij bevestigen dat, omdat [naam 12] een te kleine partij was om het project over te kunnen nemen, het uiteindelijk niet zo ver is gekomen. Deze bevestigingen onderbouwen het verdedigingsstandpunt dat de betaalde optievergoedingen geen witwasconstructie betreffen.
De getuige onder R, [naam 14] (oud-notaris)
De raadsman heeft gesteld dat in het dossier wordt gesuggereerd dat de aanleiding van de schorsing van [naam 14] als notaris verband houdt met de verdenkingen uit het onderzoek 13Doezel. Het ondergraven hiervan is voldoende om van een verdedigingsbelang te spreken. Belangrijker is om bevestigd te krijgen dat de notaris in de uitoefening van zijn beroep
geen onregelmatigheden zijn opgevallen.
4 Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft in de reactie van het Openbaar Ministerie van 2 november 2023 verzocht het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. De officier van justitie heeft daarin verwezen naar de schriftelijke reactie op de onderzoekswensen van 15 mei 2023. Daarbij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de getuigen onder B. ( [naam 1] ), K. ( [naam 8] ), L. ( [naam 9] en [naam 10] ) en N. ( [naam 12] ), waartegen het OM zich in eerste instantie niet had verzet, terecht door de rechter-commissaris zijn afgewezen nu deze verzoeken onvoldoende zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de getuige onder M. ( [naam 11] ) heeft de officier van justitie zich verzet tegen het horen van deze getuige. De verdediging stelt dat deze getuige kan bevestigen dat het niet ongebruikelijk is dat ontwikkelaars geen volledig inzicht verschaffen in hun financiële situatie maar dat betekent nog niet dat dit legaal is. Niet duidelijk is daarnaast wie [naam 11] precies is.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de getuige onder R. ( [naam 14] ) het volgende betoogd. Vooropgesteld dient te worden dat voor wat betreft de verdenking van het witwassen van het ten laste gelegde bedrag relevant is wat de herkomst van het geld is, niet wat het doel van het geld zou zijn. De herkomst van het geld zou gelegen zijn in de eigen middelen van bezwaarde. Het bedrag is door bezwaarde vanaf de rekening van [naam 16] (vader van bezwaarde) overgemaakt naar de notaris. Of de notaris al dan niet onderzoek heeft gedaan, is wat het Openbaar Ministerie betreft niet relevant voor de verdenking richting bezwaarde.
5 Beoordeling
5.1
Gegrond
De rechtbank verklaart het bezwaar, ten aanzien van de getuigen onder B, K, L, N en R, gegrond. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde onderzoekshandelingen moeten worden toegewezen, nu gebleken is dat het uitvoeren van deze onderzoekshandelingen van belang kan zijn voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. De rechtbank overweegt als volgt.
De getuige onder B, [naam 1]
De getuige [naam 1] kan, als directeur van de bedrijven [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] , worden bevraagd aan de hand van de door de verdediging genoemde vragen. De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang.
De rechter-commissaris dient te onderzoeken of het mogelijk is om de getuige, die mogelijk in China verblijft, te horen. Op de mogelijkheid dat deze getuige niet binnen aanvaardbare termijn gehoord zou kunnen worden, omdat geen recente adresgegevens van deze getuige bekend zijn, mag niet vooruit worden gelopen. Gelet op deze mogelijkheid stelt de rechtbank wel een termijn vast waarbinnen deze getuige gehoord moet zijn: namelijk binnen twaalf maanden gerekend vanaf de datum van deze beschikking.
De getuige onder K, [naam 8]
De getuige was als advocaat betrokken bij het project [projectnaam] en bij de onderhandelingen met [naam 15] en het opstellen van de intentieverklaring. De getuige zou mogelijk kunnen verklaren over het bestaan van een optieovereenkomst. De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang.
De getuigen onder L, [naam 9] en [naam 10] ( [bedrijf] )
De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuigen voor de bezwaarde een verdedigingsbelang. Deze getuigen kunnen worden bevraagd over de afspraken met [naam 15] en zijn betrokkenheid bij het project [projectnaam] , alsmede wat zij over de rol van bezwaarde en de andere verdachten kunnen verklaren, waaronder ook de rol van de gemeente.
De getuige onder N, [naam 12]
De getuige kan, als opvolgend exploitant, bevraagd worden over het optierecht dat de [rechtspersoon 3] had op de aanhuur van het hotel. Uit het dossier blijkt dat er contacten zijn geweest met deze getuige over overnemen van de exploitatie van het hotel. De verklaring van deze getuige raakt de validiteit van de verklaring van verdachten, en bezwaarde, over de ontvangst van de gelden. De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang.
De getuige onder R, [naam 14] (oud-notaris)
De rechtbank ziet in de bevraging van deze getuige voor de bezwaarde een verdedigingsbelang, in verband met de verdenking dat bezwaarde wetenschap had, dan wel redelijkerwijs kon vermoeden, dat het geld een criminele herkomst had.
5.2
Ongegrond
De rechtbank verklaart het bezwaar ten aanzien van de getuige onder M. ( [naam 11] van de gemeente Amsterdam) ongegrond, omdat onvoldoende is vast komen te staan welk belang de verdediging heeft bij toewijzing van dit verzoek, nu ook na nadere onderbouwing en toelichting niet is gebleken dat de gevraagde onderzoekshandelingen voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv van belang kunnen zijn. Immers is niet gebleken dat [naam 11] betrokkenheid heeft gehad bij het project [projectnaam] en dat hij daarover kan verklaren. Dat hij mogelijk kan verklaren over soortgelijke projecten met de [rechtspersoon 3] maakt niet dat er een verdedigingsbelang is bij het horen van deze getuige over het project dat in de onderhavige zaak aan de orde is. Om die reden wordt het bezwaar ten aanzien van getuige [naam 11] ongegrond verklaard.
6 Beslissing
6.1
Gegrond
De rechtbank
– verklaart het bezwaar gegrond, ten aanzien van de getuigen onder B, K, L, N en R;
– vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris van 31 juli 2023 ten aanzien van voornoemde getuigen;
– bepaalt dat de rechter-commissaris de volgende onderzoekshandelingen zal verrichten, te weten het horen van de getuigen:
B. de heer [naam 1];
K. de heer [naam 8];
L. [naam 9] en [naam 10] ( [bedrijf] );
N. de heer [naam 12];
R de heer [naam 14] (oud-notaris).
6.2
Ongegrond
De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond, ten aanzien van de getuige onder M. ( [naam 11] , gemeente Amsterdam).
Stuur een reactie naar de auteur