Besluit fiscaal bestuursrecht geactualiseerd
Alle pagina's gelinkt aan
NLF 2017/1354
MvF 9 december 2016, 2017-1209
Samenvatting
Dit besluit is een actualisering van het Besluit fiscaal bestuursrecht van 15 februari 2016, BLKB2016/19, Stcrt. 2016, 9680. Naast actualisering van teksten en verwijzingen en redactionele wijzigingen is het volgende toegevoegd of aangepast ten opzichte van het besluit van 15 februari 2016: ·Paragraaf 3 inzake vooroverleg is verduidelijkt en uitgebreid met specifieke regels voor vooroverleg inzake grensoverschrijdende rulings met de Belastingdienst. ·In paragraaf 10, lid 5 is benadrukt dat de Inspecteur ook bij bezwaar tegen eigen aangifte kan volstaan met één bezwaar als er sprake is van ongewijzigde situaties over meerdere tijdvakken. ·Paragraaf 24 inzake de geheimhoudingsplicht is nieuw en bevat richtlijnen over een aantal bijzondere onderwerpen op het gebied van het strafrecht en het civiele recht. Aan de orde komen onder meer het afleggen van getuigenverklaringen, de aangifte van strafbare feiten en het verstrekken van informatie aan opsporingsdiensten door medewerkers van de Belastingdienst. In deze paragraaf is tevens een ontheffing van de geheimhoudingsplicht opgenomen ten aanzien van bepaalde gegevens die de Belastingdienst internationaal deelt in het kader van de verplichte uitwisseling van informatie over rulings. De aanvrager van de ruling kan hiermee de aard van de te delen gegevens controleren. In paragraaf 27 is de FIOD toegevoegd als organisatieonderdeel voor de toepassing van het beleid inzake schade- en kostenvergoeding. Hiermee is geen wijziging van het beleid beoogd. Dit besluit is met ingang van 24 mei 2017 in werking getreden.
NOOT
Afleggen getuigenis
Paragraaf 24 is nieuw en beschrijft in algemene zin wat het beleid is ten aanzien van het afleggen van een getuigenis door een belastingambtenaar in een procedure voor de rechter. Het vastleggen hiervan is vermoedelijk ingegeven door de negatieve pers die de Belastingdienst heeft gekregen rondom de deal die de FIOD heeft gesloten met een (anonieme) tipgever. In een fiscale procedure naar aanleiding van informatie van de tipgever weigerden de door het Hof gehoorde FIOD-ambtenaren de identiteit van de tipgever bekend te maken, waarop het Hof aangifte tegen het ministerie van Financiën deed omdat ‘opzettelijk instructies zijn gegeven, terwijl bekend was dat zij als getuigen een verklaring moesten afleggen’. De Hoge Raad heeft later geoordeeld dat de Inspecteurs mochten volharden in de weigering de identiteit van de tipgever bekend te maken en de FIOD-ambtenaren als gevolg daarvan niet verplicht waren een getuigenis af te leggen. [1]
Uit het nieuw opgenomen beleid hierover blijkt dat indien een belastingambtenaar wordt gehoord in een straf- of bestuursrechtelijke zaak waarin de Inspecteur niet bevoegd is, de ambtenaar in beginsel geen beroep op zijn verschoningsrecht doet. Het algemene belang dat met de fiscale geheimhouding is gediend, moet in die gevallen kennelijk wijken voor het belang van een andere overheidsdienst in een specifieke zaak. Uit het beleid blijkt ook dat indien de belangen van derden worden geraakt door schending van de geheimhouding, tot een mogelijk beroep op het verschoningsrecht wordt besloten in overleg met de contactambtenaar of de directeur van de FIOD. Dit is opmerkelijk, omdat schending van de geheimhoudingsplicht ex artikel 272 Sr. bestraft wordt met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie. Het beïnvloeden van getuigen is eveneens strafbaar op grond van artikel 285a Sr. De strafaangifte van het Hof in de tipgeverszaak – die nog gemakkelijk online te vinden is – kan zodoende vermoedelijk worden hergebruikt, nu het beïnvloeden van getuigen met de onderhavige ‘actualisatie’ van het Bfb een beleidsmatig karakter heeft gekregen.
Zekerheid vooraf
Een andere aanpassing van het Bfb betreft paragraaf 3, waarin is vastgelegd onder welke voorwaarden de Inspecteur door middel van vooroverleg bereid is tot het geven van zekerheid vooraf in de vorm van een standpuntbepaling, vaststellingsovereenkomst of ruling. Nederland is vanaf 1 januari 2017 op grond van Richtlijn 2015/2376 verplicht om automatisch gegevens over grensoverschrijdende rulings en verrekenprijsafspraken met de andere EU-lidstaten uit te wisselen. In het licht van die ontwikkeling is paragraaf 3 aangepast in die zin dat indien het verzoek om vooroverleg ziet op het aangaan van grensoverschrijdende rulings en verrekenprijsafspraken, de Inspecteur het verzoek slechts in behandeling neemt als dit vergezeld gaat van een in concept ingevuld standaardformulier voor uitwisseling van grensoverschrijdende fiscale rulings.
Niet nieuw maar wel opmerkelijk is dat de Inspecteur volgens het Bfb niet tot vooroverleg bereid is indien ‘belastingbesparing de enige dan wel de doorslaggevende beweegreden’ van de voorgenomen rechtshandelingen is. Dit is opmerkelijk, omdat de staatssecretaris recent nog heeft verdedigd dat de taxplanningstructuur van Credit Suisse terecht tot beboeting heeft geleid. In de aanloop naar de arresten van de Hoge Raad in deze zaak concludeerde A-G Wattel dat (vooralsnog) geen verplichting (maar dus ook geen mogelijkheid) bestaat om (anti)fiscale plannen vooraf aan de Inspecteur voor te leggen.[2] Het niet willen weten, maar wel beboeten van fiscale ‘grensverkenning’ is naar het mij voorkomt niet erg consequent.
De overige aanpassingen behoeven naar ik meen geen toelichting.
[1] HR 18 december 2015, 15/01348, ECLI:NL:HR:2015:3600
[2] Conclusie A-G Wattel 25 augustus 2016, 15/05349 t/m 15/05357, ECLI:NL:PHR:2016:897.
Stuur een reactie naar de auteur