BPM-boete niet toegestaan!

De Hoge Raad heeft op 11 oktober 2024 geoordeeld dat geen vergrijpboete kan worden opgelegd aan een autohandelaar die ten onrechte BPM-teruggaven had geclaimd. De achtergrond van dit oordeel is erin gelegen dat de Algemene wet inzake rijkbelastingen (hierna: AWR) daarvoor simpelweg geen wettelijke grondslag biedt. De handelaar was namelijk geen belastingplichtige voor de BPM.

In dit blog licht ik het arrest van de Hoge Raad toe en bespreek ik wat de mogelijkheden zijn als een dergelijke vergrijpboete aan u is opgelegd.

Wat was er aan de hand?

Belanghebbende koopt gebruikte personenauto’s in van particulieren en verkoopt deze auto’s vrijwel uitsluitend aan personen die buiten Nederland wonen. De ingekochte auto’s waren voorzien van een Nederlands kenteken. Omdat de auto in het buitenland werd geleverd, heeft belanghebbende op grond van artikel 14a van de Wet BPM 1992 verzocht om teruggaven van BPM.

In 2016 heeft de inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende uitgevoerd. Tijdens dat onderzoek heeft de inspecteur geconstateerd dat belanghebbende voor nagenoeg alle door hem verkochte auto’s om BPM-teruggaven heeft verzocht. Deze teruggaven waren ook door de Belastingdienst verleend.

Naar aanleiding van de bevinding uit het boekenonderzoek heeft de inspecteur geconcludeerd dat de BPM-teruggaven ten onrechte zijn verleend omdat de auto’s slechts kortstondig waren geregistreerd in het Duitse kentekenregister. Over deze handelwijze is al veel te doen geweest; mijn kantoorgenoot Thijs Droog heeft hierover al eerder op 8 mei 2023 en 22 december 2023 blogs geschreven. De ten onrechte ontvangen bedragen zijn vervolgens nageheven bij belanghebbende. Tegelijkertijd met het opleggen van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete opgelegd op grond van artikel 67f AWR.

Het ontbreken van een wettelijke grondslag voor de vergrijpboete

De inspecteur heeft de vergrijpboete gebaseerd op artikel 67f AWR. Dat wetsartikel biedt de grondslag om aan een belastingplichtige een vergrijpboete op te leggen. Zo’n boete is ook mogelijk als verzocht wordt om een belastingteruggaaf waar geen recht op bestaat, mits die teruggaaf wordt gevraagd door een persoon die het daarop teruggegeven bedrag aan belasting eerder als belastingplichtige op aangifte had voldaan. In deze zaak is de autohandelaar echter niet de belastingplichtige voor de BPM. Dat waren immers degenen die oorspronkelijk de BPM hadden voldaan (lees: de eerste eigenaar die de auto heeft ingeschreven[1]).

Uit de memorie van toelichting blijkt dat de wetgever het wel heeft bedoeld om deze situatie te beboeten.[2] De wettekst is echter duidelijk en laat dat simpelweg niet toe. In juridische termen: het legaliteitsbeginsel prevaleert boven de bedoeling van de wetgever. De Hoge Raad heeft dan ook geoordeeld dat de vergrijpboete moet worden vernietigd. De naheffing blijft wel gewoon in stand.

Bezwaar of beroep

Heeft de inspecteur bij u een vergrijpboete aangekondigd op grond van artikel 67f AWR vanwege een onterechte BPM-teruggaven? Of is deze boete al opgelegd maar is de bezwaar- of beroepstermijn van (meestal) zes weken nog niet verstreken? Kom dan zo spoedig mogelijk in actie. De kans bestaat immers dat ook bij u onterecht een vergrijpboete is opgelegd.

De advocaten van Jaeger zijn gespecialiseerd in het fiscale boeterecht en hebben veel ervaring met het bestrijden van fiscale boetes. Heeft u naar aanleiding van dit blog nog vragen, neem dan vooral contact met mij op of één van onze andere specialisten.


[1] Artikel 5, eerste lid, Wet BPM 1992.

[2] Kamerstukken II 1993/94, 23470, nr. 3, p. 47.  

Stuur een reactie naar de auteur