Drieluik nemo tenetur: de rechterlijke garantie voor afgedwongen ‘wilsafhankelijk’ bewijs

Drie advocaten-generaal trekken ten strijde tegen de huidige opvatting van de Hoge Raad over van belastingplichtigen afgedwongen bewijsmateriaal. Zij concluderen dat het recht om niet aan de eigen veroordeling mee te werken ook op onder dwangsom verstrekte documenten van toepassing is. De Hoge Raad heeft tot dusverre deze vraag ontweken door geen uitspraak te doen over wat wel of niet als ‘wilsafhankelijk bewijsmateriaal’ moet worden aangemerkt.

Inleiding zwijgrecht in brede zin: nemo tenetur

Het EVRM waarborgt onder meer het recht op een eerlijk proces. Een van de kernwaarden binnen dit kader is het zwijgrecht van de verdachte. In bredere zin houdt dit in dat niemand kan worden gedwongen actief mee te werken aan de eigen veroordeling: dit wordt het ‘nemo tenetur’-beginsel genoemd. Nemo tenetur ziet op ‘echte’ verklaringen, maar ook op het verklaren waar bewijs tegen hem zou moeten worden gezocht, dus óók op documenten die justitie niet anders kan verkrijgen dan door de verdachte te dwingen ze af te geven. Dit is tenminste de uitleg (door velen) van de jurisprudentie van het EHRM, laatstelijk in de zaak Chambaz versus Zwitserland.

De Hoge Raad heeft deze uitleg tot nu toe nog niet aangedurfd. Recent zijn conclusies van drie advocaten-generaal gepubliceerd, waarin zij één voor allen, allen voor één concluderen dat ‘nemo tenetur’ toch echt ook documenten treft die onder dwangsom bij belastingplichtige worden afgedwongen, zonder garantie ‘dat het verstrekte materiaal uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de belastingheffing’, zoals door de Hoge Raad geformuleerd. Bovendien moet volgens de A-G’s voorafgaand aan het gedwongen verstrekken duidelijk worden gemaakt welk bewijs als ‘wilsafhankelijk’ moet worden aangemerkt.

A-G Wattel: EHRM eist (wettelijke) waarborg vóór afdwingen, ongeacht latere boete

Deze zaak gaat over twee vragen, aldus Wattel:

  1. welke informatie is wilsafhankelijk, en
  2. wie geeft duidelijkheid op welke (dus wilsafhankelijke) informatie de garantie betrekking heeft: de dwangsomrechter of de (eventueel) later oordelende boete-/strafrechter?

Wattel concludeert dat als de Staat bepaalde documenten niet kan of wil achterhalen zónder dwang(som) van de belastingplichtige, het dan gaat om wilsafhankelijk materiaal. Volgens de A-G blijkt uit een arrest in een faillissementszaak van januari 2014 dat ook de Hoge Raad van oordeel is dat duidelijk moet zijn op welk bewijsmateriaal de garantie betrekking heeft.

A-G Langemeijer: kort gedingrechter moet kwalificeren wat ‘wilsafhankelijk’ is

Langemeijer overweegt dat voor een ‘practicial and effective’ bescherming tegen gedwongen zelfincriminatie – het zichzelf belasten door de verdachte – nodig is dat iemand voorafgaand aan de verstrekking weet of dit bewijsmateriaal later wel of niet tegen hem kan worden gebruikt. Als op dit punt ten tijde van het bevel géén onderscheid zou worden gemaakt, dan moet alles wat onder dwangsom is verstrekt, worden behandeld ‘als ware het wilsafhankelijk’ en kan dit dus in zijn geheel niet voor een latere bestraffing worden gebruikt, aldus de A-G.

Daarnaast blijft echter onzekerheid bestaan voor de (latere) verdachte: wat gebeurt er met indirect verkregen bewijs op basis van het afgedwongen materiaal. Over dit gebruik kan de dwangsomrechter geen uitspraak doen, aldus de A-G: zijn oordeel treft uitsluitend het toekomstige gebruik van de direct gevorderde informatie.

A-G Niessen: bewijsuitsluiting documenten verkregen door dwangsom

De conclusie van Niessen betreft een zaak waarin documenten al zíjn afgedwongen onder dreiging van dwangsommen, zónder dat een garantie is gegeven ten aanzien van het gebruik. Ook Niessen concludeert dat het nemo tenetur-beginsel uitdrukkelijk niet alleen van toepassing is op verklaringen, maar ook op het afdwingen van bestaande documenten zoals bankafschriften.

Omdat voor de boete gebruik is gemaakt van deze afgedwongen documenten, kan de boete niet in stand blijven. De A-G concludeert dan ook dat de uitspraak van het Hof moet worden vernietigd en een ander Hof moet beslissen op basis van het eventueel resterende bewijs zonder de uitgesloten documenten.

Conclusie

Het is te hopen dat de Hoge Raad de drie A-G’s volgt en duidelijkheid verschaft in de vraag wat als ‘wilsafhankelijk’ bewijs kwalificeert en daarmee (iets) meer waarborg biedt tegen oneigenlijke bewijsvergaring. Als de advocaten-generaal in hun eensluidende conclusies worden gevolgd, vallen voortaan ook documenten die niet direct een verklaring van de betrokkene bevatten, onder de regel dat deze niet garantieloos mogen worden afgedwongen. Dwang voor heffingsdoeleinden is toegestaan, maar alleen als de waarborg bestaat dat deze niet later als belastend bewijs voor een straf of boete worden gebruikt.

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur