Duurde de belastingzaak te lang? Schadevergoeding, ook bij verlies!

Het voeren van een fiscale procedure is voor de meeste belastingplichtigen gelukkig geen dagelijkse aangelegenheid. Wie hier mee te maken heeft weet dat een fiscale procedure ingewikkeld is, lang duurt en de uitkomst onzeker is.

Een geschil met de overheid mag niet blijven slepen en het rechtszekerheidsbeginsel brengt mee dat over fiscale geschillen binnen een redelijke termijn moet worden beslist. Doet de inspecteur en/of de rechter er te lang over, dan wordt verondersteld dat de belastingplichtige – behalve in bijzondere omstandigheden – immateriële schade heeft geleden in de vorm van ondergane spanning en frustratie.

Deze schade kan hij op verzoek vergoed krijgen en bedraagt in beginsel € 500,- per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden. De Hoge Raad heeft dit alles gedetailleerd uitgewerkt in een overzichtsarrest van 2016. Over dit onderwerp wordt veelvuldig geprocedeerd, en vaak met succes. Ook in een kansloze zaak die lang loopt, bestaat mogelijk recht op immateriële schadevergoeding.

Wanneer heeft u recht op een immateriële schadevergoeding?

De behandeling van een fiscale procedure mag niet onredelijk lang duren. Zo moet de inspecteur binnen 6 weken uitspraak doen op een ingediend bezwaarschrift.[1] Deze termijn kan hij wel met 6 weken verlengen waardoor een totale behandeltermijn van 12 weken ontstaat.

[2] Als een belanghebbende het niet eens is met de uitspraak op bezwaar, kan hij in beroep bij de Rechtbank. Duurt de behandeling van de bezwaar- en beroepsprocedure in totaal langer dan twee jaar? Dan is de vuistregel – behalve in bijzondere omstandigheden – dat de redelijke termijn is overschreden. Voor de behandeling van een hoger beroeps- of cassatieprocedure geldt een redelijke termijn van twee jaren per instantie.[3]

Wanneer start de behandeltermijn?

De eerste tweejaarstermijn start op het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt en eindigt op het moment dat de rechtbank over de zaak heeft beslist.[4]

In hoger beroep- en in cassatie begint de redelijke termijn te lopen als hoger beroep of cassatie is ingesteld. Deze procedures mogen afzonderlijk twee jaar duren.

Wordt de zaak terugverwezen naar de inspecteur? Dan wordt hem geen extra behandeltijd gegund in het kader van de redelijke termijn.[5] Wordt de zaak echter verwezen naar een gerechtshof of rechtbank? Dan is het uitgangspunt dat die instantie binnen een jaar uitspraak moet doen.[6]

Wat als de procedure over de belastingaanslag binnen de tweejaarstermijn wordt afgehandeld maar wordt verder geprocedeerd over bijvoorbeeld de hoogte van de proceskostenvergoeding? Dan wordt de behandeltijd van die nevenvordering niet opgeteld bij de behandeling van de hoofzaak. Aan de ondervonden spanning en frustratie die ziet op het fiscale geschil is dan namelijk al een einde gekomen.[7]

Wanneer wordt een immateriële schadevergoeding toegekend?

De toekenning van een immateriële schadevergoeding gebeurt niet automatisch. Hiervoor moet de belastingplichtige actief een verzoek doen bij de rechter die de redelijke termijn voor de behandeling van dat geschil heeft overschreden.[8] Bij een verzoek om immateriële schadevergoeding is het overigens niet nodig om te onderbouwen waaruit de schade bestond. De geleden immateriële schade wordt verondersteld en is gefixeerd op een bedrag per half jaar overschrijding (€ 500).

Een verzoek om de immateriële schade vergoed te krijgen kan een belastingplichtige in elke fase van het proces doen. Zo kan ook (pas) in hoger beroep om een immateriële schadevergoeding worden verzocht voor de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar-/beroepsfase.[9]

Het toekennen van een immateriële schadevergoeding is niet afhankelijk van de uitslag van de procedure. Ook wanneer een procedure is verloren kan een vergoeding van de geleden immateriële schade worden toegekend.[10] Ook het vaststellen van het ongelijk van een belastingplichtige moet binnen een redelijke termijn plaatsvinden. En aangezien de uitkomst van een procedure voor de belastingplichtige onzeker is, moeten de daarmee gepaard gaande spanning en frustratie vergoed worden als die redelijke termijn wordt overschreden.

Hoogte van de vergoeding?

Als sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, dan wordt als uitgangspunt een tarief gehanteerd van € 500,- per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden.

Worden meerdere zaken van één belanghebbende gezamenlijk behandeld? Dan wordt voor die zaken tezamen eenmaal € 500 per half jaar overschrijding vergoed. De zaken moeten dan wel hetzelfde onderwerp betreffen. 

De redelijke termijn “behoudens bijzondere omstandigheden “

Er is sprake van een uitzondering. De redelijke behandeltermijn is twee jaar, “behoudens bijzondere omstandigheden”. Bij overschrijding daarvan wordt verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden, maar ook hiervoor geldt: “behoudens bijzondere omstandigheden”.

Bij de tweejaarstermijn kan worden gedacht aan de complexheid van een zaak en de invloed van de belanghebbende op de duur van de procedure.[11] Die factoren kunnen leiden tot verlenging van de redelijke termijn. Het standaarduitstel voor het motiveren van een pro forma bezwaarschrift vormt echter geen grond om die termijn te verlengen.[12]

Ook de coronapandemie kan een bijzondere omstandigheid zijn die een langere redelijke termijn rechtvaardigt.[13] De uitbraak van die pandemie is echter niet in algemene zin een grond om de termijn van twee jaar te verlengen. Voor verlenging is bijvoorbeeld aanleiding als een ingeplande zitting is verplaatst omdat de gerechtsgebouwen waren gesloten.[14]

Als is komen vast te staan dat de redelijke termijn is overschreden kunnen “bijzondere omstandigheden” maken dat aan een belanghebbende toch geen schadevergoeding wordt toegekend.

Zo kan een gering fiscaal belang ertoe leiden dat geen immateriële schadevergoeding wordt toegekend. In zo’n geval wordt verondersteld dat een belanghebbende minder of geen spanning en frustratie heeft gehad van de procedure.

Daarentegen vormt een geringe kans op succes geen bijzondere omstandigheid die aan de toekenning van een immateriële schadevergoeding in de weg staat. Ook al is de kans op succes in de procedure nog zo klein, onzekerheid over de uitkomst blijft onverminderd bestaan.

Zo oordeelde de Hoge Raad op 24 februari 2023 nog, volgens, zijn overzichtsarrest, dat als er nog geen uitspraak is gedaan in een specifieke zaak, de onzekerheid over de uitkomst daarvan blijft bestaan. Ook al heeft de rechter in andere zaken van dezelfde belanghebbende, die in de kern identiek zijn, het beroep ongegrond verklaard.

Conclusie

Het is van belang om te beseffen dat bij de bepaling van de lengte van de redelijke termijn niet elke bijzonderheid in het procedureverloop aanleiding is om die termijn te verlengen en daarmee aan het recht op immateriële schadevergoeding te tornen .

En aan een procedure komt pas een einde als het inhoudelijke fiscale geschil is beslecht. Overschrijdt de behandeltermijn in een kansloze zaak de redelijke termijn? Ook dan kan dus aanspraak worden gemaakt op een immateriële schadevergoeding.  


[1] Artikel 7:10 Awb.

[2] Artikel 7:10, derde lid, Awb.

[3] HR 19-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:252, BNB 2016/140.

[4] HR 02-09-2022, ECLI:NL:HR:2020:1128, BNB 2022/137.

[5] HR 22-22-2019, ECLI:NL:HR:2019:181, BNB 2020/6.

[6] HR 09-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1153, BNB 2022/123.

[7] HR 02-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1128, BNB 2022/137.

[8] HR 16-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1225, BNB 2022/135.

[9] HR 17-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:2875, BNB 2018/27.

[10] HR 19-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:252, BNB 2016/140.

[11] HR 22-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:A09006, BNB 2005/337.

[12] HR 21-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3321, BNB 2015/8.

[13] HR 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:752, BNB 2022/100.

[14] HR 24-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:291.

Stuur een reactie naar de auteur