Europese regelgeving aanstaande voor crypto-exchanges
Alle pagina's gelinkt aan
SDU BZ (BelastingZaken), 3 maart 2022
Financiële instellingen zullen volgens Europese regelgeving in de toekomst mogelijk verplicht worden het cryptobezit van hun klanten aan de Belastingdienst door te geven.
Automatische uitwisseling gegevens Volgens de Common Reporting Standard (CRS) delen de aangesloten landen automatisch financiële gegevens met elkaar. De CRS is opgesteld door de OESO met als hoofddoel het bestrijden van belastingontduiking.
De CRS is in Europa geïmplementeerd en uitgewerkt in een EU-richtlijn: The Directive on Administrative Cooperation (DAC).
De DAC-richtlijn, waarvan inmiddels de achtste aanvulling (DAC8) aanstaande is, verplicht financiële instellingen als banken om de gegevens van hun gebruikers met de fiscale autoriteiten van hun staat te delen. Met de invoering van DAC8 zal deze verplichting ook gelden voor crypto-exchanges. Als de voorgestelde plannen van de Europese Commissie inderdaad doorgaan, wordt
mogelijk het cryptobezit automatisch zichtbaar in de vooraf ingevulde aangifte (VIA), net als het vermogen op bankrekeningen.
Verplichte renseignering
In Nederland zijn volgens de AWR onder meer banken verplicht om gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst.
Deze gegevens gebruikt de Belastingdienst voor controlebevoegdheden (contra-informatie) en voor het automatisch opstellen van de VIA. Het is de verwachting dat voor crypto-exchanges eenzelfde renseigneringsplicht zal gaan gelden.
Cryptobezit: box 1 of box 3?
Door de implementatie van DAC8 wordt het anoniem houden van cryptovaluta moeilijker. Wordt de cryptovaluta aangehouden bij een crypto-exchange in een lidstaat van de Europese Unie, dan heeft Belastingdienst de mogelijkheid om te controleren of het cryptovermogen en/of de crypto-inkomsten juist en volledig zijn opgegeven in de aangifte IB. Dat roept direct de vraag op hoe
u als adviseur de activiteiten van uw klant moet kwalificeren en dan met name of de opbrengsten daaruit in box 1 dan wel box 3 vallen. Als de activiteiten ‘normaal actief vermogensbeheer’ zijn, dan bevinden zij zich in de beleggingssfeer en derhalve belastbaar in box 3. Van een belastbaar resultaat in box 1 is sprake als de werkzaamheden waaruit crypto-opbrengsten voortvloeien, naar hun aard en omvang onmiskenbaar zijn gericht op het behalen van – redelijkerwijs te verwachten – voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan.
Voordeelverwachting
Omdat de handel in cryptovaluta in hoge mate speculatief van aard is, is er niet snel sprake van een ‘redelijkerwijs te verwachten’ voordeel. Met andere woorden: het voordeel is niet redelijkerwijs voorzienbaar. Dit wordt anders als de gebruiker zich in een voorsprongpositie bevindt, omdat hij over kennis beschikt die andere marktpartijen niet hebben (informatie-asymmetrie). Te denken valt aan het aanwenden van voorkennis of daarmee gelijk te stellen vormen van kennis. Het hebben van ervaring en
deskundigheid is overigens niet gelijk te stellen met voorkennis. Het stelt de gebruiker in staat het voordeel beter in te schatten op basis van de voor alle marktpartijen beschikbare informatie, maar dat maakt het voordeel niet voorzienbaar. Ook het uitvoerig zelf verrichten van arbeid leidt er op zichzelf niet toe dat het voordeel voorzienbaar wordt. Daarvoor is immers vereist dat met het
aanwenden van ervaring, kennis en/of deskundigheid in samenhang met de verrichte arbeid de uitkomst van de transactie kan worden beïnvloed (denk bijv. aan het uitponden van panden).
Gegevens in de aangifte
Vanwege het speculatieve karakter valt de handel in cryptovaluta in de meeste gevallen in box 3. Leg daarom vast wat de omvang van het vermogen is op de betreffende peildatum. Leg ook de transactiegeschiedenis periodiek vast. Bij fiscale procedures over cryptovaluta is namelijk het gebrek aan voorhanden zijnde documentatie het grootste probleem.
Auteur: Woody Jansen de Lannoy
Stuur een reactie naar de auteur