Gebruik van verlengde navorderingstermijn ter zake van Zwitserse bankrekening is toegestaan
Alle pagina's gelinkt aan
Samenvatting
De inspecteur steltdathijinde loop van2005 informatie heeftontvangenwaaruitblijktdatbelanghebbende eenbankrekening in
Zwitserland heeft.De inspecteur heeftinjanuari 2006 hierover eenvragenbriefaanbelanghebbende verzonden.Pas inoktober 2006 heeftbelanghebbende hierop gereageerd enaangegevendathijovergaattotvrijwillige verbetering vande eerder ingediende aangiften. Vervolgens heeftde inspecteur,anderhalve maand later,de navorderingsaanslagen,vermeerderd metboetes,opgelegd.Ingeschilis 1. ofde inspecteur gebruik kanmakenvande verlengde navorderingstermijnen2.de hoogte vande opgelegde boetes.
Rechtbank Arnhem achtaannemelijk datde FIOD inde eerste helftvan2005 de desbetreffende stukkenheeftgekregenendatdeze gegevens medio 2005 aande inspecteur zijntoegezonden.Geletop de gang vanzaken,is de rechtbank vanoordeeldatde inspecteur de termijnvoor hetopleggenvande navorderingsaanslagennietverder heeftoverschredendannoodzakelijk was voor hetvoorbereiden envaststellenvande navorderingsaanslagen.DathetprojectBuitenlands Vermogenalop 1 oktober 2003 was gestart,maaktditniet anders,aangeziende termijnpas gaatlopenzodra er aanwijzingenzijndatbelanghebbende beschiktover buitenlandse bankrekeningen.Voorts oordeeltde rechtbank datgeensprake is vaneenvrijwillige verbetering,aangezienbelanghebbende objectief gezienredelijkerwijs moestvermoedendatde inspecteur metde onjuistheid ofonvolledigheid vanzijnaangiftenbekend was ofzou worden.De rechtbank vermindertde boetes met20% omdatde redelijke termijnis overschreden.
(Beroep gedeeltelijk gegrond.)
Commentaar
1.Indeze uitspraak staatde vraag centraalofde verlengde navorderingstermijnverder is overschredendannoodzakelijk. Rechtbank Arnhem baseerthaar oordeelop HR26 februari 2010,nr.43.050bis,NTFR2010/1006.Voorafgaand aanditarrestheeftde Hoge Raad prejudiciële vragengesteld aanhetHofvanJustitie EU.Deze vragenhaddenbetrekking op de verenigbaarheid vande verlengde navorderingstermijnmethetEU-recht.Ditarresthad echter – integenstelling totde onderhavige uitspraak vanRechtbank Arnhem – betrekking op eenbankrekening die werd aangehoudenbijeenbinnende Europese Unie gevestigde bank.Inde onderhavige uitspraak hield de belanghebbende eenbankrekening aanbijeenbank inZwitserland.Zwitserland is geenlid vande Europese Unie maar een derdeland.Hetis dus de vraag ofdeze belanghebbende aanspraak kanmakenop de bescherming vanhetEU-recht.
2.De Hoge Raad heeftop 9 april2010,nr.07/10306,NTFR2010/1011 arrestgewezenineenprocedure waarbijde belanghebbende ook eenbankrekening heeftaangehoudeninZwitserland.Hoewelde Hoge Raad nietspecifiek ingaatop de kwestie ofde bescherming vanhetEU-rechtook vantoepassing is op de situatie metZwitserland,kanuithetarrestwelheteenenander voor de onderhavige zaak wordenafgeleid.
3.De Hoge Raad heeftinditarrestnamelijk welverwezennaar de procedures inzake X enPassenheim-Schoot(HvJ EG11 juni 2009, NTFR2009/1742 enHR26 februari 2010,NTFR2010/1006 enNTFR2010/1007).Hieruitzoukunnenwordenafgeleid datde Hoge Raad vanoordeelis datde rechtsregels metbetrekking totde verlengde navorderingstermijnook vantoepassing zijnop situaties waarbijeenbankrekening inZwitserland wordtaangehouden.
4.Ofde rechtbank deze afweging heeftgemaakt,blijktnietuitde uitspraak.Rechtbank Arnhem maakthier geenwoordenaanvuilen pastdirecthethiervoor aangehaalde HR26 februari 2010 toe.Rechtbank Arnhem concludeertvervolgens datde verlengde navorderingstermijnvantoepassing is.
5.De vervolgvraag die danmoetwordenbeantwoord,is ofde inspecteur inditgevalvoortvarend genoeg heeftgehandeld.Uitde feiten blijktdatde inspecteur inde eerste helftvan2005 informatie heeftgekregendatde belanghebbende eenbankrekening inZwitserland aanhield.Hierover zijnvervolgens vragengesteld aande belanghebbende.Hierna zijnde aanslagenIB 1994 enVB 1995 op 19 december 2006 vastgesteld.De aanslagenIB 1995 t/m 2004 ende aanslagenVB 1996 t/m 2000 zijntussen31 december 2007 en31 december 2008 vastgesteld.Rechtbank Arnhem is vanoordeeldatde inspecteur hierbijvoldoende voortvarend heeftgehandeld.
6.Dathierover ook anders kanwordengedacht,blijktuitRechtbank Haarlem 10 mei 2010,nr.08/05665,LJN:BM4082.De rechtbank Haarlem is vanoordeeldatals eeninspecteur ongeveer twee jaar nodig heeftom eenaanslag vastte stellenhijdaarmee buitende termijnloopt.
[1]Mr.M.H.W.N.Lammers is advocaatbijHertoghs advocaten– belastingkundigen.
Bron:http://www.ndfr.nl/link/NTFR2010-2135 Datum:28-4-2016 11:42:58
Stuur een reactie naar de auteur