Het niet ontvangen van de aanmaning voor het doen van aangifte komt voor rekening van de in het buitenland verblijvende juwelier.

Samenvatting


Belanghebbende exploiteert een juwelierszaak. Op 28 januari 2011 heeft een overval op de juwelierszaak plaatsgevonden. In verband daarmee is aan belanghebbende in 2011 door de verzekeringsmaatschappij een schadevergoeding ten bedrage van € 39.187,50 ex btw uitgekeerd. Ten tijde van de overval vertegenwoordigde de handelsvoorraad een inkoopwaarde van € 120.000. Belanghebbende heeft in de loop van de maand januari 2012 zijn activiteiten met betrekking tot de juwelierszaak beëindigd. Omdat belanghebbende – ook na een aanmaning – geen aangifte IB/PVV 2012 indient, legt de inspecteur ambtshalve een aanslag op met een winst van € 40.000. Belanghebbende stelt dat de aanmaning hem niet heeft bereikt omdat hij in het buitenland verbleef. Het hof oordeelt dat belanghebbende – ondanks zijn ziekte en de gevolgen van de overval – maatregelen had moeten treffen om ervoor te zorgen dat de correspondentie van de inspecteur hem tijdig zou bereiken. De schatting van de inspecteur van € 40.000 acht het hof redelijk.

Als geen belastingaangifte wordt gedaan ondanks een uitnodiging daartoe, en een herinnering en een aanmaning, staat vast dat ‘niet de vereiste aangifte’ is gedaan. De consequentie daarvan is dat de aanslag van de inspecteur in stand blijft, tenzij de belastingplichtige kan voldoen aan de zware tegenbewijslast dat deze te hoog is. Dat moet hij ‘overtuigend aantonen’. Had deze belastingplichtige nog aan deze omkering van de bewijslast of aan de hoogte van de ambtshalve opgelegde aanslag kunnen ontkomen?

Tegen de omkering brengt de belastingplichtige in dat hij in het buitenland verbleef en daarom zijn post niet heeft gezien. Dat is niet voldoende, zelfs niet als het buitenlandse verblijf verband houdt met ziekte. Er rust dan een verplichting op de belastingplichtige om ervoor te zorgen dat hij eventuele post wél ontvangt. Het had hem mogelijk kunnen redden dat zijn vrouw in hun huis achterbleef en de post dus had kunnen doorsturen maar dat niet heeft gedaan. Dat kun je de belastingplichtige toch niet verwijten? Maar een onhandige verklaring doet hem de das om: ze leefden al jaren in onmin. Hij had dus kunnen weten dat ze de post niet zou doorsturen.

De omkering van bewijslast staat dus vast, maar een escape kan dan nog worden gevonden in de ‘redelijke schatting’ van de inspecteur. Als zodanig concrete tegeninformatie beschikbaar is op basis waarvan de schatting van de inspecteur op losse schroeven komt te staan, voldoet deze niet meer aan een ‘redelijke schatting’. Zo kan de belastingplichtige de aanslag betwisten zonder ‘overtuigend aan te tonen’ dat deze te hoog is. De tegenargumenten van de belastingplichtige stranden echter omdat hij alleen stellingen inneemt maar deze onvoldoende onderbouwt: met deze ‘blote stellingen’ heeft de belastingplichtige volgens rechtbank en hof ‘hoogstens enige twijfel gezaaid’ over de juistheid van de aanslag, maar onvoldoende om overtuigend aan te tonen dat deze te hoog is.

[1] Vanessa Huygen van Dyck-Jagersma is verbonden aan Jaeger advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur