Kamerbrief ‘Werkinstructie op de zaak betrekking hebbende stukken’

NLF 2024/1240, MvF 17 mei 2024, 2024-0000285600

SAMENVATTING

De Tweede Kamer heeft op 16 april 2024 een motie aangenomen die betrekking heeft op het overleggen van stukken van intern beraad in fiscale procedures en het verduidelijken van de werkinstructie ‘Op de zaak betrekking hebbende stukken’. Middels deze motie is aan de staatssecretaris gevraagd de Belastingdienst duidelijk te instrueren dat ook stukken van intern beraad worden opgenomen in dossiers die in het kader van een fiscale procedure op basis van artikel 8:42 Awb aan de rechter dienen te worden verstrekt. In deze Kamerbrief wordt het belang van volledigheid door de staatssecretaris beaamd en deze verduidelijking is dan ook opgenomen in de aangepaste werkinstructie. De aangepaste werkinstructie is als bijlage bij deze Kamerbrief meegezonden naar de Kamer.

NOOT

Behoren stukken over ‘intern beraad’ tot de op de zaak betrekking hebbende stukken? De Tweede Kamer vond van wel en nam voornoemde motie van de leden Idsinga en Palmen (NSC) aan. Behendig weet de staatssecretaris de kern van het probleem te omzeilen. Hij is het namelijk volmondig met de Kamer eens en heeft de betreffende werkinstructie laten aanpassen, maar gaat verder niet in op de verzoeken om geheimhouding die de Belastingdienst regelmatig ex artikel 8:29 Awb doet als het gaat om ‘intern beraad’. Dat van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, blijkt overigens wel uit de beslisnota die de staatssecretaris gelijktijdig met zijn Kamerbrief aan de Tweede Kamer heeft verstuurd. Intern beraad (gedachtevorming) mag geheim blijven. De (lagere) rechtspraak geeft een vrij consequent beeld als het gaat om de vraag of stukken over intern beraad geheim mogen blijven. Rechtbank Zeeland-West-Brabant overwoog dat vrijheid en vertrouwelijkheid van intern beraad een belang kan zijn dat geheimhouding van stukken rechtvaardigt.1 De Rechtbank verwees op dit punt naar een conclusie van A-G Wattel uit 2008, die schreef van mening te zijn dat ‘de fiscus recht [heeft] op vrijheid en vertrouwelijkheid van juridisch beraad en dus op geheimhouding van zijn interne (kennisgroepen) of extern (lands- of Rijksadvocaat) ingewonnen juridische sterkte/zwakte-analyses en -beschouwingen’.2 Hof Den Bosch heeft dit oordeel onderschreven.3 Ook Hof Amsterdam heeft overwogen dat ‘het afstemmen van de te volgen werkwijze en het belang om onbelemmerd intern de gedachten te kunnen vormen over het procesrisico en de strategie’ gewichtige redenen kunnen opleveren die geheimhouding rechtvaardigen.4

Wat valt onder intern beraad?

In een (boete)zaak trok Hof Den Haag een vergelijking met artikel 5.2, lid 1, Woo.5 Daarin staat kortgezegd dat ‘persoonlijke beleidsopvattingen’, zoals ambtelijke adviezen, geheim mogen blijven, met uitzondering van de passages met een overwegend objectief karakter. Rechtbank Zeeland-West-Brabant overwoog in de hiervoor genoemde zaak dat van het uitgangspunt dat intern beraad geheim mag blijven moet worden afgeweken als de inhoud van die stukken niet aan belanghebbende bekende
feitelijke informatie bevat, waardoor het verdedigingsbelang van belanghebbende in het gedrang zou kunnen komen. Hof Den Haag overwoog dat intern beraad ziet op (horizontaal) overleg binnen de eigen verantwoordelijkheidskring.6 Het betreffende verzoek om toestemming om een boete aan een belastingadviseur op te leggen betrof (verticaal) overleg buiten de eigen verantwoordelijkheidskring en werd daarom niet aangemerkt als intern beraad. Hof Amsterdam achtte het in de hiervoor genoemde (vergelijkbare) zaak ‘zeer wel denkbaar’ dat overleg buiten de eigen verantwoordelijkheidskring onder intern beraad moet worden begrepen.

mr. N. van den Hoek
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
BRON 2024-0000285600
Kamerbrief over werkinstructie bepaalde fiscale procedures
Aangepaste werkinstructie – Op de zaak betrekking hebbende stukken
Beslisnota’s bij Kamerbrief werkinstructie bepaalde fiscale procedures

1 Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24 februari 2022, 21/2426 en 21/3748, ECLI:NL:RBZWB:2022:963, NLF 2022/0602.
2 Conclusie A-G Wattel 25 april 2008, 43.449, ECLI:NL:PHR:2008:BA3851, punt 4.15.
3 Hof Den Bosch 20 december 2023, 22/01144 en 22/01145-GHK, ECLI:NL:GHSHE:2023:4252, NLF 2024/0050.

4 Hof Amsterdam 6 mei 2022, 21/00495-GHK, ECLI:NL:GHAMS:2022:1436.
5 Hof Den Haag 25 augustus 2022, 22/00419 en 22/00420, ECLI:NL:GHDHA:2022:2570, NLF 2023/0050.
6 Hof Den Haag 30 september 2021, 19/00478, ECLI:NL:GHDHA:2021:1985, NLF 2022/0775, met noot van Van Hoek.

Dit bericht werd geplaatst in: Fiscale procedures

Stuur een reactie naar de auteur