Klacht inzake late publicatie van uitspraak is niet-ontvankelijk
Alle pagina's gelinkt aan
De procureur-generaal heeft naar aanleiding van een verzoekschrift van de dga van een bv (verzoekers) een vordering als bedoeld in artikel 13a, lid 1, Wet RO ingesteld.
Op grond van dit artikel kan degene die een klacht heeft over de wijze waarop een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast zich in de uitoefening van zijn functie jegens hem heeft gedragen, tenzij de klacht een rechterlijke beslissing betreft, de procureur-generaal bij de Hoge Raad verzoeken een vordering bij de Hoge Raad in te stellen tot het doen van een onderzoek naar de gedraging.
De klacht die ten grondslag ligt aan de vordering, komt erop neer dat een uitspraak in eerste aanleg (van de belastingkamer van Rechtbank Gelderland) zonder tussenkomst van verzoekers had moeten worden gepubliceerd op rechtspraak.nl kort nadat in dezelfde zaak de uitspraak in hoger beroep op rechtspraak.nl was gepubliceerd.
De Hoge Raad verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Noot door Nick van den Hoek
De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing om een fiscale uitspraak al dan niet (tijdig) te publiceren op rechtspraak.nl een rechterlijke beslissing is, waarover niet kan worden geklaagd ex artikel 13a Wet RO. De Hoge Raad hangt dit oordeel op aan artikel 27g AWR, dat betrekking heeft op de verstrekking van afschriften van fiscale uitspraken aan anderen dan partijen. Ik bespreek het arrest en licht onder andere de klachtenprocedure toe en de (Unierechtelijke) context van de rechterlijke onafhankelijkheid.
Klagen over rechterlijke beslissing alleen via rechtsmiddel
Wie een klacht heeft over de wijze waarop een rechter zich in de uitoefening van zijn functie heeft gedragen, kan zich wenden tot de procureur-generaal bij de Hoge Raad met het verzoek onderzoek te doen naar die gedraging, tenzij de klacht een rechterlijke beslissing betreft (artikel 13a Wet RO). 1 Artikel 13b Wet RO bepaalt onder welke
omstandigheden de P-G niet verplicht is zo’n verzoek in behandeling te nemen, bijvoorbeeld als een klacht kon worden ingediend bij het betreffende gerecht (ex artikel 26 Wet RO voor Rechtbank en Hof en artikel 75 Wet RO voor de Hoge Raad). Ook daarvoor geldt dat klachten niet een rechterlijke beslissing kunnen betreffen. De gedachte daarachter is dat over een rechterlijke beslissing, vanwege de onafhankelijkheid van de rechter, alleen kan worden geklaagd door het instellen van een rechtsmiddel. Een andere onafhankelijke rechter beoordeelt dan het werk van zijn collega. Tegen de beslissing een uitspraak niet voor publicatie vrij te geven staat echter geen rechtsmiddel open, 2 zodat de civiele rechter als restrechter resteert. 3
Activistisch HvJ legt ‘rechterlijke beslissing’ in EU-verband ruim uit
Het HvJ heeft een ruime uitleg gegeven aan de term ‘rechterlijke taken’ (als bedoeld in artikel 55, lid 3, AVG). 4 Die zaak ging over de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die onder andere beroepschriften, verweerschriften en bestreden beslissingen aan journalisten verstrekt om hen te helpen bij het volgen van de zittingen. Het Hof overwoog dat het behoud van de
onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in het algemeen veronderstelt dat rechterlijke instanties hun rechterlijke taken volledig autonoom uitoefenen, zonder enig hiërarchisch verband en zonder ondergeschikt te zijn, of bevelen of instructies te ontvangen, waardoor zij beschermd zijn tegen inmenging of druk van buitenaf die de onafhankelijkheid van de rechter in gevaar zou kunnen
brengen. De slotsom was dat het bieden van een inkijkje in geselecteerde processtukken een ‘duidelijk verband’ houdt met rechterlijke taken, zodat de Autoriteit Persoonsgegevens niet bevoegd was onderzoek te doen. Ritsema van Eck sprak in zijn noot van een ‘radicale opvatting’ en plaatst de ferme woorden van het HvJ in de context van de discussie over de onafhankelijkheid van de rechtspraak in met name Polen en Hongarije (‘het Hof laat zich hier van zijn meest activistische kant zien’), wat hij de ‘de Poolse lijn van Lenaerts’ noemt (naar de invloedrijke president van het HvJ). Soeharno heeft onlangs in NRC geconstateerd dat ‘Poolse toestanden’ in Nederland verre van ondenkbaar zijn. 5
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad laat zich in deze zaak geen principieel arrest ontlokken. Hij kijkt sec naar het toepasselijke artikel 27g AWR, dat bepaalt dat de verstrekking van afschriften of uittreksels van fiscale uitspraken aan anderen dan partijen geschiedt met machtiging van de Rechtbanken, onder afweging van het belang van openbaarheid van de rechtspraak en het belang van privacy. Het
betreft hier dus een afweging die de rechter op grond van de wet moet maken en daarmee is gegeven dat het een rechterlijke beslissing betreft. De Hoge Raad is het dus kennelijk ook eens met de opvatting van de P-G dat onder het ‘verstrekken van afschriften’ (van uitspraken) als bedoeld in artikel 27g AWR moet worden begrepen het publiceren van uitspraken op rechtspraak.nl.
Algemeen bestuursrecht en civiel recht
In het algemene bestuursrecht bepaalt artikel 8:79, lid 2, Awb dat anderen dan partijen afschriften of uittreksels van de uitspraak (kunnen) verkrijgen, waarvoor een vergoeding kan worden gevraagd. Het beginsel van de openbaarheid van rechtspraak ligt hieraan ten grondslag. 6 Volgens de wetsgeschiedenis brengt eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer mee dat onder omstandigheden het verstrekken van een uittreksel van de uitspraak volstaat. 7 Het civiele recht kent in artikel 29, lid 6, Rv. een specifieke rechtsingang bij de voorzieningenrechter als een afschrift van een vonnis, arrest of beschikking niet wordt verstrekt (vanwege zwaarwegende belangen van anderen). Gelet op de overeenkomsten met artikel 27g AWR acht ik de kans niet groot dat de Hoge Raad een klacht over (het gebrek aan) (tijdige) publicatie van een uitspraak van de niet fiscale bestuursrechter of de civiele rechter wel ontvankelijk acht.
- Zie bijv. HR 30 november 2018, 18/02625, ECLI:NL:HR:2018:2197, over een advocaat die klaagde over het afgeven van een ‘signaal’ door de president van de Rechtbank aan de deken van de Orde van Advocaten, over het optreden van de advocaat in een specifieke zaak.
- HR 30 maart 2007, 40.633, ECLI:NL:HR:2007:BA1792, r.o. 4.3, onder verwijzing naar HR 25 november 2005, 40.213, ECLI:NL:HR:2005:AU6909, r.o. 3.6.
- Zie hierover ook punt 59 van de conclusie van de P-G, die constateert dat de drempel voor het starten van een kort geding bij de civiele rechter als restrechter hoog ligt (Conclusie P-G Bleichrodt 12 juli 2024, 24/02726, ECLI:NL:PHR:2024:976).
- HvJ 24 maart 2022, C-245/20 (Autoriteit Persoonsgegevens), ECLI:EU:C:2022:216, r.o. 46, JBP 2022/91, met noot van G. Ritsema van Eck. Noot te raadplegen op https://research.rug.nl/en/publications/case-note-eclieuc2022216.
- Interview met Jonathan Soeharno, ‘Politiek kan te veel invloed op rechterlijke macht uitoefenen, zeggen wetenschappers: “Een kwaadwillende minister heeft alle knoppen om aan te draaien”’, NRC 24 oktober 2024.
- ABRvS 30 april 2019, 201803933/1/V3, ECLI:NL:RVS:2019:1390.
- Vakstudie Algemeen Deel, Wolters Kluwer, Deventer, artikel 8:79 Awb, aantekening 2 (Ter beschikking stellen van de uitspraak).
Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Instantie
HR
Datum instantie
25 oktober 2024
Rolnummer
24/02726 (tel:24/02726)
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1549
Formele relaties
A-G
ECLI:NL:PHR:2024:976
Auteur(s)
mr. N. van den Hoek (/nlfiscaal-zr?search=Nick van den Hoek)
Jaeger Advocaten-belastingkundigen
NLF-nummer
NLF 2024/2446
Stuur een reactie naar de auteur