Na ingebrekestelling mocht heffingsambtenaar ervan uitgaan dat belanghebbende niet meer wilde worden gehoord.

15-6-2018NTFR | NDFR
http://www.ndfr.nl/Net/link/NTFR2018-6121/1



Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht 2018/612
Na ingebrekestelling mocht he�ngsambtenaar ervan uitgaan dat
belanghebbende niet meer wilde worden gehoord; Gerechtshof Den Haag, nr. BK-
17/00677
Belastingjaar/tijdvak2016
BrondocumentenGerechtshof Den Haag 19 december 2017, nr. 17/00677
Trefwoordenparkeerbelasting, hoorplicht, bezwaar
WetsartikelenAwb
AuteurMr. V.S. Huygen van Dyck-Jagersma
Publicatiedatum NTFR15-3-2018
A�everingsnummer11
RubriekFormeel belastingrecht
ECLIECLI:NL:GHDHA:2017:4016
Formele relatiesEerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2017:7272, Bekrachtiging/bevestiging
vorig       volgend      

Samenvatting
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift tegen een nahe�ngsaanslag parkeerbelasting
opgenomen te willen worden gehoord. In geschil is of de hoorplicht is geschonden. De
he�ngsambtenaar heeft belanghebbende meegedeeld later uitspraak op het bezwaarschrift te
zullen doen wegens zijn verzoek om te worden gehoord. Belanghebbende is vervolgens
schriftelijk uitgenodigd voor een hoorgesprek. Belanghebbende heeft, na de geplande datum van
een hoorgesprek, per mail te kennen gegeven niet eerder te hebben kunnen reageren in
verband met verlof en daarbij verzocht om een nieuwe oproep voor een hoorgesprek of hem
telefonisch te horen. De he�ngsambtenaar heeft hierop per mail gevraagd wanneer de
gemachtigde telefonisch bereikbaar was. De gemachtigde heeft geantwoord dat hij niet al te veel
aanwezig was, maar dat de he�ngsambtenaar hem te allen tijde kon proberen te bellen of per
mail een afspraak kon maken. De he�ngsambtenaar heeft de gemachtigde minimaal tweemaal
telefonisch geprobeerd te bereiken, evenwel zonder succes. De gemachtigde heeft zelf geen
concrete voorstellen voor een hoorgesprek kunnen doen wegens zijn drukke agenda. Wel heeft
hij de he�ngsambtenaar in gebreke gesteld. De gemachtigde heeft in de ingebrekestelling noch
in de aanvulling daarop de he�ngsambtenaar laten weten – ondanks de ingebrekestelling – nog
te willen worden gehoord. Naar het oordeel van het hof wilde de gemachtigde in feite niet
worden gehoord. Hij heeft het horen (vrijwel) onmogelijk gemaakt. De he�ngsambtenaar heeft
voldoende in het werk gesteld om belanghebbende, zelfs nog na de ingebrekestelling van de
zijde van belanghebbende, te horen. De he�ngsambtenaar mocht door de ingebrekestelling
ervan uitgaan dat belanghebbende niet meer wilde worden gehoord. Van een schending van de
hoorplicht is dan geen sprake. De nahe�ngsaanslag is voorts terecht opgelegd.
(Hoger beroep ongegrond.)
Commentaar
Het hoorrecht is een groot recht. Het uitgangspunt is dat het horen (althans het in de
gelegenheid te stellen te worden gehoord) een actieve en absolute verplichting is voor het
bestuursorgaan. Een actief verzoek door belanghebbende is daarvoor dus niet nodig. Voor de
vraag of het hoorrecht is geschonden, is achteraf uiteraard wel van belang of die wens bij
belanghebbende bestond, en zo ja, welke consequentie de schending moet hebben. Met name:
moet de zaak terug naar de inspecteur of kan de rechter deze afdoen? Dat gezegd hebbende,
laat deze uitspraak van Hof Den Haag een dubbele nasmaak achter. Enerzijds is duidelijk dat
(namens) de belanghebbende uitdrukkelijk is verzocht om te worden gehoord, terwijl het horen
niet heeft plaatsgevonden. De gedachte dat als in een ingebrekestelling niets wordt vermeld over
het horen daarmee het recht zou worden opgegeven, is niet terecht. Anderzijds heeft (de
gemachtigde van) belanghebbende geen moeite gedaan om dat horen te e�ectueren,
integendeel. Ook van de he�ngsambtenaar kan overigens nog wel worden gezegd dat hij niet
alle moeite heeft gedaan, nu het bij tweemaal een telefonische poging is gebleven en er niet een
e-mailtje aan is gewijd. Het hof oordeelt vervolgens: ‘Nu belanghebbende met de
ingebrekestelling heeft aangedrongen op het doen van uitspraak op bezwaar, mocht de
he�ngsambtenaar, zeker onder voormelde omstandigheden, ervan uitgaan dat
belanghebbende niet meer wilde worden gehoord. Van een schending van de hoorplicht is dan
geen sprake.’ Formeel lijkt mij dat niet juist, maar tot cassatie zal dit vermoedelijk niet leiden.
NAAR BOVEN
« ⎙

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur