Nr. 4 van de 4 blogs over de strafbaarheid van betrokkenen: Stafbaarheid van adviseurs

Ondernemers en hun bedrijven laten zich geregeld bijstaan door adviseurs op het administratieve en fiscale vlak. Wordt de ondernemer verdachte, dan kan ook de adviseur in beeld komen. Welke positie kunnen deze adviseurs in een strafrechtelijk onderzoek naar hun opdrachtgever hebben?

Externe adviseurs nemen voor hun opdrachtgevers geen (eind)beslissingen. Maar ook bij het niet-dragen van de eindverantwoordelijkheid kunnen adviezen en werkzaamheden van adviseurs onderdeel uitmaken van een strafbaar feit. De rol die de adviseur heeft gespeeld bij het totstandkomen van een strafbaar feit, kan ertoe leiden dat hij verdachte in het opsporingsonderzoek wordt. Maar ook zonder verdenking betrekt het OM adviseurs geregeld in financiële strafzaken, namelijk als getuigen. Zeker aan het begin van een opsporingsonderzoek is het vaak moeilijk te overzien welke status een adviseur daarin zal krijgen. 

Zeker in financiële strafzaken wijzen verdachten nog weleens met een beschuldigende vinger naar hun administrateur, boekhouder of accountant. Als een dergelijke externe adviseur zich er bij zijn dienstverlening van bewust was dat zijn bijdrage tot een onjuiste uitkomst leidt of kan leiden, doemt de kwalificatie van verdachte al snel op. Dat kan zelfs het geval zijn als de adviseur zelf niet betrokken was bij het verwerken van zijn onjuiste uitkomst in een aangifte. 

Voor de adviseur is het zaak om alert te zijn, zeker zolang er geen duidelijkheid bestaat over de aard van zijn positie in het opsporingsonderzoek. In beginsel verdient het voor hem aanbeveling terughoudend te zijn als een controle- of opsporingsinstantie hem vraagt om medewerking te verlenen, bijvoorbeeld door informatie te verstrekken of een verklaring af te leggen.

Een opdrachtgever kan zich overigens pas met succes achter zijn adviseur verschuilen als hij alle van belang zijnde informatie aan de adviseur heeft verstrekt. Als de adviseur op basis daarvan en zonder medeweten van de opdrachtgever zijn werkzaamheden op onjuiste wijze heeft uitgevoerd, (pas) dan kan een opdrachtgever vrijuit gaan. 

Een adviseur mag in beginsel afgaan op de informatie die hij van zijn opdrachtgever krijgt zo lang in redelijkheid aanwijzingen voor het tegendeel ontbreken. 

Als de adviseur nalaat nadere informatie en bescheiden op te vragen en zich ook niet in de toepasselijke wettelijke bepalingen verdiept, zelfs als hij dit wel hoorde te doen, hoeft dat alles nog niet tot de conclusie te leiden dat hij bewust aanvaardt dat hij zijn werkzaamheden onjuist verricht. Die bewuste aanvaarding is een voorwaarde om opzettelijk onjuist adviseren aan te nemen. Zeker als de aangeleverde informatie geen aanleiding geeft om tot (nader) onderzoek over te gaan, is van opzettelijk handelen door de adviseur niet snel sprake. Dat neemt niet weg dat de adviseur die in het geheel niet kritisch en alert is, mogelijk het verwijt kan worden gemaakt tegen beter weten in diensten te hebben verleend. Daarbij doet een adviseur er goed aan om de dienstverlening te beëindigen als de belastingplichtige niet de informatie verstrekt die redelijkerwijs nodig is.

Ook een adviseur is bij een fiscaal controleonderzoek verplicht om medewerking te verlenen. Bij opsporingsonderzoeken bestaat die plicht ook, maar pas nadat medewerking is gevorderd. De medewerking is – als de adviseur tevens verdachte is in het opsporingsonderzoek – beperkt tot het verstrekken van informatie die onafhankelijk van de wil beschikbaar is. Omdat het nog weleens voorkomt dat een adviseur aanvankelijk als getuige wordt gekwalificeerd maar deze status verandert  in die van een verdachte, is het raadzaam goed rekenschap te geven van zijn positie, alvorens informatie te verstrekken.

Welke informatie al dan niet onafhankelijk van de wil bestaat, is soms onderwerp van discussie. Onbetwist is dat het afleggen van een verklaring wilsafhankelijk is. Verklaren is dus niet verplicht. Het moment dat een opsporingsinstantie ineens voor de deur staat, is in de regel niet het moment dat een adviseur zijn positie goed kan inschatten. Het afleggen van een verklaring is – ongeacht of een adviseur nou als getuige of als verdachte wordt benaderd – dus ook geen verplichting. Wel kan de rechter-commissaris door een dagvaarding de adviseur verplichten om als getuige een verklaring af te leggen. Na advies van een advocaat  kan een adviseur natuurlijk altijd overwegen om alsnog een verklaring af te leggen.

Stuur een reactie naar de auteur