Omkering bewijslast na onherroepelijk geworden informatiebeschikking ziet op gehele navorderingsaanslag
Alle pagina's gelinkt aan
Samenvatting
Bij diverse invallen van de politie zijn hennepkwekerijen aangetroffen in een door belanghebbende verhuurde woning. Nadien is tenaanzien van belanghebbende, naar aanleiding van twee boekenonderzoeken, een informatiebeschikking genomen in verband met hetniet voldoen aan de administratievoorschriften voor een door hem gedreven onderneming die bestond uit het organiseren van feestenen concerten. Tegen deze informatiebeschikking is geen rechtsmiddel aangewend. De inspecteur heeft het inkomen vanbelanghebbende over vijf jaren gecorrigeerd met inkomsten uit hennepteelt en -handel. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende inde onderhavige jaren betrokken was bij hennepteelt en -handel. Nu belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen deinformatiebeschikking, is deze onherroepelijk geworden met als gevolg dat de bewijsrechtelijke sanctie van omkering en verzwaring vande bewijslast intreedt en dat op belanghebbende de last rust overtuigend aan te tonen dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaaronjuist is. De informatiebeschikking had blijkens de tekst betrekking op ernstige gebreken in de administratie van de onderneming diebestond uit het organiseren van feesten en concerten. De omkering en verzwaring van de bewijslast raakt volgens het hof echter degehele navorderingsaanslag. Belanghebbende heeft naar het oordeel van het hof niet doen blijken dat en in hoeverre denavorderingsaanslag te hoog is. Anders dan de rechtbank (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 juni 2014, nr. 13/7179) is het hof vanoordeel dat de inspecteur een redelijke, beargumenteerde en inzichtelijke schatting ten grondslag heeft gelegd aan denavorderingsaanslag voor zover deze betrekking heeft op de inkomsten uit hennepteelt/handel. Ten aanzien van de vergrijpboeteoverweegt het hof dat de inspecteur geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die het verwijt kunnen schragen dat belanghebbendewillens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het niet aangeven van de opbrengst uit hennepteelt tot gevolg zou kunnenhebben dat te weinig belasting wordt geheven en dat belanghebbende zich van dit laatste bewust was. Voor een vergrijpboete is dangeen plaats. Nu de inspecteur niet heeft gesteld dat belanghebbende subsidiair het verwijt grove schuld is te maken, vernietigt het hofde boete.
(Hoger beroep gegrond.)
Commentaar
Omkering en verzwaring van de bewijslast kan zich in drie situaties voordoen, te weten
1 bij het niet doen van de vereiste aangifte,
2 bij het niet voldoen aan de informatieverplichtingen en
3 bij het niet voldoen aan de administratieplicht.
Voor de omkering is in de laatste twee mogelijkheden noodzakelijk dat de inspecteur een informatiebeschikking heeft afgegeven, dieook onherroepelijk is geworden. Komt de belastingplichtige op tegen de informatiebeschikking dan moet in die procedure beoordeeldworden of
– sprake is van schending van de informatie- of administratieplicht en
– de schending de omkering en verzwaring van de bewijslast rechtvaardigt.
Beoordeelt de rechter beide toetsingscriteria positief dan staat de omkering en verzwaring van de bewijslast vast.
Door de inspecteur is in deze zaak een informatiebeschikking uitgevaardigd, waartegen de belastingplichtige niet is opgekomen. Ditzorgt er dus direct voor dat de belastingplichtige in een nadelige bewijspositie komt te verkeren omdat hierdoor de omkering enverzwaring van de bewijslast vaststaat. De belastingplichtige moet daardoor overtuigend aantonen dat en in hoeverre de uitspraak opbezwaar van de inspecteur en dus de belastingaanslag onjuist is. Een bewijslast die in de praktijk praktisch onmogelijk is.
Over de reikwijdte van de omkering van de bewijslast oordeelt het gerechtshof dat deze de gehele navorderingsaanslag raakt. Daarbijverwijst het gerechtshof naar de parlementaire geschiedenis. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt echter dat met name is gesprokenover de gevolgen die zijn verbonden aan de schending van de informatieverplichtingen. Over de schending van de administratieplicht ende gevolgen die daarvoor gelden, is niet gesproken. Voor de schending van de informatieverplichting gold dat de Hoge Raad zich in hetverleden nimmer heeft uitgelaten over de reikwijdte daarvan. Uit de lagere rechtspraak was een wisselend beeld af te leiden: somsoordeelde de belastingrechter tot beperkte omkering en verzwaring (alleen ten aanzien van de correctie), maar in de meeste vallenoordeelde de belastingrechter dat de schending de volledige (navorderings)aanslag raakte. De uitlatingen in de parlementairegeschiedenis sluiten derhalve aan bij deze verplichtingen.
Voor het niet voldoen aan de administratieplicht is in het verleden echter in de parlementaire geschiedenis een belangrijkaanknopingspunt te vinden dat de omkering van de bewijslast alleen het bestanddeel van de aanslag raakt waarop de administratiebetrekking heeft. In de wetsgeschiedenis (memorie van toelichting bij wetsvoorstel 21 287, V-N 1989, p. 2705) is vermeld:‘Uit de bestaande jurisprudentie vloeit tevens voort dat de inspecteur niet op grond van het enkele feit dat de belastingplichtige een ophem rustende verplichting niet nakomt, de aanslag naar willekeur kan vaststellen en de belastingplichtige zonder meer met het bewijskan belasten dat die aanslag onjuist is vastgesteld.
Voorts bestaat de verwachting dat, ook na de invoering van artikel 54, conform de bestaande jurisprudentie, het niet voldoen aan een opde belastingplichtige rustende verplichting ten aanzien van een onderdeel van de aanslag niet ten gevolge zal hebben dat omkering vande bewijslast plaatsvindt ten aanzien van de gehele aanslag. Het verwerpen van de administratie op een onderdeel hoeft dan ook niet tebetekenen dat de gehele winstberekening onbetrouwbaar is. Omkering van de bewijslast kan dan uitsluitend plaatsvinden ten aanzienvan het desbetreffende onderdeel.’
Dat een schending van de administratieplicht direct de gehele navorderingsaanslag raakt, zoals het gerechtshof oordeelt, vraag ik medan ook sterk af. Temeer nu uit het arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2015, nr. 13/04067, NTFR 2015/2075 volgt dat schending vande administratieplicht alleen gevolgen kan hebben voor het geschil tussen partijen en dus niet automatisch wordt doorgetrokken naar degehele belastingaanslag.
In deze zaak is het in feite een theoretische discussie, omdat de enige correctie die in geschil is, de correctie met betrekking tot dehennepteelt is waarvoor de administratieplicht zou zijn geschonden. De belastingplichtige krijgt het gerechtshof vervolgens niet overtuigdvan het feit dat de correctie van de inspecteur onjuist is. Daarbij heeft de belastingplichtige kennelijk aangevoerd dat niet hij, maar dehuurder door justitie is vervolgd voor de hennepkwekerij en dat ook alleen jegens de huurder een ontnemingsvordering is ingesteld.
Van belang is dat geen rechtsregel ertoe verplicht dat de belastingrechter zich moet aansluiten bij het oordeel van de rechter in de strafen/of ontnemingsprocedure (vgl. HR 27 april 2012, nr. 11/02847, NTFR 2012/1366). Uit de uitspraak van het gerechtshof volgt echterniet dat de inspecteur in de onderhavige belastingprocedure andere of nieuwe feiten heeft aangevoerd dan die zijn beoordeeld in hetstrafrechtelijk onderzoek en ook geen andere argumenten op basis daarvan. Aangezien de inspecteur vermoedelijk uitsluitend heeftverwezen naar de uitkomsten van het strafrechtelijke onderzoek had het dubbeltje ook in het voordeel van de belastingplichtige kunnenuitvallen. Rechtbank Gelderland oordeelde op 6 augustus 2015, nr. 15/111, namelijk in een soortgelijke zaak dat de correctie metbetrekking tot de inkomsten uit hennepteelt dan van de baan is.
[1] Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Jaeger advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.
Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2015-2224
Datum: 28-4-2016 11:31:56
Stuur een reactie naar de auteur