Onderzoeksrapport – Herijking van de Invorderingswet 1990

  1. Inleiding
    In de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend Onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) heeft het kabinet de toezegging gedaan dat de Invorderingswet 1990 (IW 1990) wordt herijkt om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is om rekening te houden met de omstandigheden van mensen.1 Dit is een ruim geformuleerde opdracht die op meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden.

    Interpretatie van de opdracht
    De opdracht is zo geïnterpreteerd dat onderzocht moet worden of de IW 1990 voldoende ruimte biedt om maatwerk te kunnen bieden. In het kader van deze opdracht is de gehele IW 1990 doorgenomen.

    Maatwerk
    De belangrijkste vraag in dit onderzoek is of de betreffende bepalingen in de IW 1990 voldoende ruimte bieden voor maatwerk. Door het kabinet zijn vorig jaar twee onderzoeken naar de Kamer gestuurd waarin is gekeken naar maatwerk in het bestuursrecht.2 Het gaat hierbij om het onderzoek “Bestuursrecht op Maat” en “Maatwerk en bijzondere wetgeving: ondanks of dankzij?”.
    In het onderzoek “Bestuursrecht op Maat” wordt maatwerk omschreven als: procedures en oplossingen ‘op maat’, ofwel regels, beleid of beschikkingen die (in hun toepassing) recht doen aan het specifieke geval.3 In het onderzoek “Maatwerk en bijzondere wetgeving: ondanks of dankzij?” is gekeken naar het maatwerkgehalte van bijzondere wetgeving. De IW 1990 is hierbij buiten beschouwing gelaten.
    Bij de herijking van de IW 1990 wordt gekeken of de bepalingen van de wet voldoende ruimte bieden om maatwerk te kunnen leveren. Met andere woorden: biedt de wet (voldoende) ruimte aan de ontvanger zodat kan worden aangesloten bij de omstandigheden van mensen of is er géén ruimte om van de IW 1990 af te wijken?

    Doelgroep
    In de kabinetsreactie heeft het kabinet de toezegging gedaan om de IW 1990 te herijken om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is om rekening te kunnen houden met de omstandigheden van mensen. Dit duidt in de eerste plaats op particulieren. Echter, de scheidslijn tussen ondernemers en particulieren wordt meer en meer diffuus. Derhalve zullen ook de ondernemers, en met name ondernemers zijnde natuurlijke personen, in ogenschouw worden genomen.

Download rechtsboven het onderzoeksrapport om verder te lezen.

1 Kamerstukken II 2020/21, 35510, nr. 4, p. 11.
2 Kamerstukken II 2020/21, 29362, nr. 289.
3 Bestuursrecht op Maat 2020, p. 8-9.

Dit bericht werd geplaatst in: Invordering

Stuur een reactie naar de auteur