Opname gegevens van belanghebbende in FSV onvoldoende voor verlaging/vernietiging aanslag
Alle pagina's gelinkt aan
NTFR 2022/3301 ECLI:NL:RBZWB:2022:3787
Samenvatting
Bij belanghebbende is sprake van multiple ziektebeelden. Hierdoor heeft hij pijnklachten ontwikkeld in het bekkenbodemgebied waardoor hij niet of nauwelijks meer kon zitten of liggen. Belanghebbende heeft in zijn aangifte diverse specifieke zorgkosten geclaimd. Een deel daarvan is door de inspecteur niet in aftrek toegelaten. Het betreffen uitgaven voor een elektrisch verstelbare bedbodem, airco alsmede de kosten voor aanpassing en montage ervan. In beroep stelt belanghebbende dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. Zo wil belanghebbende onder meer dat wordt overgelegd telefonische communicatie, systeeminformatie alsmede communicatie met het ministerie, landsadvocaat en politie. Ter zitting heeft de inspecteur een printscreen uit het systeem ABS overgelegd en verklaard dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. De rechtbank acht deze verklaring geloofwaardig en oordeelt dat niet zonder meer alle stukken waarover de Belastingdienst beschikt die op belanghebbende betrekking hebben, op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat het hoor- en inzagerecht niet is geschonden. Uit het dossier blijkt dat belanghebbende niet inhoudelijk heeft gereageerd op voorstellen tot horen en inzage. Van de inspecteur kon niet meer gevergd worden en het is aan belanghebbende om hier op in te gaan.
Belanghebbende stelt tevens dat de toegepaste risicoselectie en de registratie van zijn gegevens in FSV tot gevolg heeft dat de controle van de aangifte onrechtmatig is. De inspecteur verklaart dat de aangifte ook volgens het reguliere risicomodel voor handmatige beoordeling is geselecteerd wegens de hoogte van de zorgkosten. De rechtbank acht het plausibel dat de hoogte van de zorgkosten de reden is voor het onderzoeken van de aangifte. Het dossier geeft geen andere aanknopingspunten voor meer of andere uitworpredenen. Er heeft dus geen selectie plaatsgevonden op basis van een criterium dat heeft geleid tot schending van een grondrecht. De enkele omstandigheid dat de gegevens van belanghebbende zijn opgenomen in de databank FSV is onvoldoende voor verlaging/vernietiging van de aanslag. Ook het gevoel dat de menselijke maat ontbreekt betekent niet dat altijd in het voordeel van belanghebbende moet worden beslist. De heffing van belastingen gebeurt op basis van wettelijke bepalingen en dient het collectief belang. Slechts wanneer de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden, kan dat reden zijn de wet (gedeeltelijk) opzij te zetten in een individueel geval.
Inhoudelijk, met betrekking tot de aftrek specifieke zorgkosten, is de rechtbank van oordeel dat de in geschil zijnde posten terecht niet in aftrek zijn toegelaten. Het is duidelijk dat de bedbodem en airco zijn gekocht in verband met de pijnklachten en dat deze zaken de pijnklachten dragelijk maken en voor belanghebbende noodzakelijk zijn. Dit maakt het echter nog geen hulpmiddel, aldus de rechtbank. Niet aannemelijk is dat de zaken alleen gebruikt worden door zieke of invalide personen. Uiteindelijk wordt de aanslag nog wel verminderd wegens een telfout.
(Beroep gegrond.)
Noot
In deze uitspraak draait het om de aftrek voor specifieke zorgkosten. Met het oordeel in het materiële geschil is de rechtbank snel klaar. Er volgt slechts een vermindering voor specifieke zorgkosten als gevolg van een telfout door de inspecteur, die nota bene door de inspecteur zelf recht wordt gezet.
Verder voert belanghebbende een groot aantal formele verweren. Een van de verweren ziet op de vraag of de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van art. 8:42 Awb heeft overgelegd. Belanghebbende stelt dat de
inspecteur niet alle stukken heeft overgelegd en komt hierbij met een opsomming van stukken die naar zijn mening in ieder geval overgelegd hadden dienen te worden. De inspecteur betwist dit en overlegt ter zitting nog een print uit het zogenoemde ABS-systeem (Aanslag Belasting Systeem). Hij stelt dat art. 8:42 Awb niet zover strekt dat alle binnen de Belastingdienst aanwezige stukken moeten worden overgelegd.
De rechtbank overweegt – onder verwijzing naar HR 26 juni 2020, nr. 19/00062, NTFR 2020/2132 en HR 4 mei 2018, nr. 16/04237, NTFR 2018/1156 – dat op de zaak betrekking hebbende stukken alle stukken zijn die de inspecteur ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten. De rechtbank oordeelt dat in dit geval alle op de zaak betrekking hebbende stukken door de inspecteur overgelegd zijn en er dus geen sprake is van een schending van 8:42 Awb.
Het door de rechtbank aangelegde toetsingskader lijkt mij juist. Ik wijs nog op het volgende punt. Uit de uitspraak blijkt dat ter zitting door de inspecteur een print is overgelegd uit het eerdergenoemde ABS-systeem. Deze print is onder meer van belang voor de beoordeling of de aangifte – zoals de inspecteur stelt – is gecontroleerd vanwege een hoog bedrag aan zorgkosten of vanwege opname in de FSV zoals belanghebbende stelt. Daarnaast speelt deze print een rol bij de beoordeling of alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd.
Hiermee is de print zelf een op de zaak betrekking hebbend stuk dat in beginsel eerder aan de rechter had moeten worden verstrekt. Echter tot een andere uitkomst had dit naar mijn mening niet hoeven leiden, omdat de rechter aan het niet tijdig indienen van stukken geen gevolgen hoeft te verbinden.
Stuur een reactie naar de auteur