Procesafspraken: (nog steeds) een efficiënte manier van afdoening van strafzaken

Procesafspraken zijn een relatief nieuw verschijnsel binnen het Nederlandse strafrecht, waarbij een verdachte met het OM afspraken maakt over het verloop van de strafprocedure of de afdoening van een zaak. Zo kunnen onder meer afspraken worden gemaakt over de op te leggen straf. Ook kunnen afspraken worden gemaakt over de wijze van procederen, bijvoorbeeld dat de verdediging afziet van het inroepen van bepaalde verdedigingsrechten (zoals het horen van getuigen of het voeren van bepaalde verweren) en dat het OM de omvang van de beschuldiging tegen de verdachte afbakent. Op deze manier kunnen zaken sneller en efficiënter worden afgedaan. Zowel voor de verdachte als voor het OM valt er door het maken van procesafspraken dus een hoop te winnen.

In dit blog zal worden ingegaan op de achtergrond en enkele recente ontwikkelingen op het gebied van procesafspraken.

Achtergrond

Procesafspraken kennen geen wettelijke basis in het Nederlandse strafrecht. Belangrijk is om meteen daarbij op te merken dat de wet zich in beginsel hier ook niet tegen verzet. Procesafspraken worden gemaakt binnen de kaders die de Hoge Raad in een arrest van 27 september 2022 heeft vormgegeven. De Hoge Raad heeft enkele belangrijke uitgangspunten geformuleerd waarop moet worden gelet bij het maken van procesafspraken.

De inhoud van gemaakte procesafspraken kan per zaak uiteenlopen, maar kenmerkend is de wederkerigheid ervan. Het initiatief kan zowel vanuit de verdediging als het OM uitgaan. De rechter kan eventueel ook een balletje opwerpen. De afspraken moeten uitgebreid worden verantwoord door de betrokken partijen en resulteren in een afdoeningsvoorstel dat wordt voorgelegd aan de rechter. De rechter moet de gemaakte afspraken vervolgens goedkeuren. Het maken van procesafspraken is een goede manier voor de verdachte om invloed uit te oefenen op de strafprocedure en om het strafproces te versnellen. Een zaak die normaal gesproken jarenlang duurt, kan door deze nieuwe ontwikkeling in sommige gevallen binnen enkele maanden worden afgedaan.

Daarnaast beoogt het OM met de Aanwijzing procesafspraken in strafzaken aanwijzingen te geven om een meer uniforme werkwijze binnen het OM te creëren op het gebied van het maken van procesafspraken. In de Aanwijzing wordt de reikwijdte voor procesafspraken gegeven, evenals de randvoorwaarden. Zo dient er sprake te zijn van consensualiteit, rechtsbijstand aan de verdachte en een rechterlijke toetsing. Ook dient er aandacht te zijn voor de belangen van slachtoffers en de maatschappij als geheel. Daarnaast wordt in deze aanwijzing de procedure voor het maken van procesafspraken uitgelegd.

De rechter blijft het laatste woord houden

Procesafspraken worden te allen tijde voorgelegd aan de rechtbank, die altijd de (eind)verantwoordelijkheid draagt om de gemaakte afspraken te beoordelen. Ook moet de rechter waken voor naleving van de waarborgen van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het recht op een eerlijk proces.

De rechter toetst (meer dan marginaal) of de verdachte vrijwillig, geïnformeerd en weloverwogen tot de beslissing is gekomen om mee te werken aan het voorstel en afstand te doen van zijn verdedigingsrechten. De verdachte moet op basis van duidelijke informatie instemmen met de procesafspraken. De verdachte moet zich tevens bewust zijn van de juridische gevolgen van de afspraken. Daarbij wordt eveneens gekeken of de verdachte bijstand heeft gehad van een advocaat en in voldoende mate over de gevolgen is geïnformeerd. Rechtsbijstand is doorgaans verplicht, evenals de aanwezigheid van de verdachte tijdens de zitting, zodat kan worden getoetst of de verdachte vrijwillig heeft ingestemd met de afspraken. Als de verdachte niet aanwezig is, moet de rechter nader motiveren hoe is vastgesteld dat aan alle vereisten is voldaan. De rechtbank mag eveneens afwijken van de gemaakte procesafspraken als men van oordeel is dat de afdoening van de zaak in lijn met die afspraken zou leiden tot een uitkomst die – zoals de Hoge Raad het omschrijft – “niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting”.

Het OM moet tot slot het vooronderzoek op dezelfde zorgvuldige wijze uitvoeren als in zaken waarin geen procesafspraken zijn gemaakt. Als de afspraken op enige wijze worden ontbonden, keert de zaak terug in de stand waarin deze zich voor het maken van de afspraken bevond: de regiefase.

Wanneer worden procesafspraken niet gevolgd?

De jurisprudentie heeft zich ontwikkeld langs twee lijnen: zaken waarin de gemaakte afspraken worden gevolgd en zaken waarin de rechtbank ervan afwijkt. Vooral de afwijkingen (en de redenen die daartoe aanleiding geven) zijn in dat kader interessant.

De rechtbank Noord-Holland maakte op 28 juli 2022 korte metten met de procesafspraken tussen OM en verdediging. De zaak had betrekking op een verdenking van het medeplegen van witwassen en voorbereidingshandelingen tot het vervaardigen van MDMA. De gemaakte afspraken bevatten volgens de rechtbank slechts een zeer globale aanduiding van de bewezenverklaring en het bewijs. Deze is volgens de rechtbank volstrekt onvoldoende om de bewijspositie, voor zover het gaat om een gedeelde visie van OM en verdediging daarop, te begrijpen en te beoordelen. De onvermijdelijke conclusie luidt volgens de rechtbank dan ook: de procesafspraken vertonen heel weinig feitelijke en juridische scherpte. Hiermee is ook de positie van de verdachte problematisch en onduidelijk geworden. De rechtbank mag en wil niet weten hoe de reikwijdte van de strafzaak aan de verdachte is gepresenteerd, maar een uitwendige beschouwing van hetgeen is overeengekomen en waarvoor ook de verdachte heeft getekend, dwingt de rechtbank naar eigen zeggen om in te grijpen. Kortom, de rechtbank gaat aan de procesafspraken voorbij en beslist dat de strafzaak op reguliere wijze zal worden behandeld.

Op 6 februari 2024 heeft de rechtbank Den Haag de gemaakte procesafspraken tussen het OM en de verdediging eveneens niet gevolgd. Waar in de hiervoor besproken uitspraak de rechtbank Noord-Holland liet doorschemeren dat een aantal feiten bij een inhoudelijke behandeling van de strafzaak niet bewezen konden worden verklaard, terwijl daar tussen het OM en de verdediging qua bewijsbaarheid juist wél overeenstemming over bestond (en de straf daardoor te hoog zou uitvallen), laat de rechtbank Den Haag duidelijk blijken dat de tussen het OM en verdediging gemaakte procesafspraken juist een onredelijk lage straf voor de verdachte zouden opleveren. In de onderhavige zaak gaat het om een verdenking van het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de in- en uitvoer van en de handel in cocaïne en heroïne. Het OM en de verdediging komen in het kader van de procesafspraken tot een te eisen gevangenisstraf van negen maanden.

Volgens de rechtbank bevat het dossier aanwijzingen dat de voorbereidingshandelingen in de tenlastegelegde periode op grote schaal plaatsvonden en dat daarmee grote geldbedragen zijn gemoeid. Verder bevatte het dossier chats met daarin foto’s van ‘blokken’ en aanwijzingen over hoeveelheden en prijzen. In een aantal in het dossier aanwezige processen-verbaal van de politie wordt beschreven dat de verdachte in kwestie een aansturende rol heeft vervuld in het geheel. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen zoals in de procesafspraken is vervat, dan is zij van oordeel dat de voorgestelde straf niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak. Dit maakt dat de rechtbank de procesafspraken in dit specifieke geval niet volgt, omdat – kort gezegd – de tussen het OM en verdediging overeengekomen straf eenvoudigweg te laag is.

Op 7 augustus 2023 is de rechtbank Overijssel niet akkoord gegaan met de gemaakte procesafspraken tussen OM en verdediging, omdat – in tegenstelling tot de hiervoor besproken zaak – de overeengekomen straf volgens de rechtbank niet te laag, maar juist te hoog is. De verdachte in deze zaak heeft volgens het OM deelgenomen aan een criminele organisatie die belastingfraude en valsheid in geschrifte pleegde en zich bezighield met (gewoonte)witwassen. Tussen OM en verdediging werd overeengekomen dat het OM ter terechtzitting een gevangenisstraf zou eisen van acht maanden waarvan vier voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uur.

De rechtbank gaat niet mee in deze procesafspraak, omdat zij zich voorshands niet kan vinden in de door procespartijen voorgestane strafoplegging. Daarbij springt de strafmodaliteit en de duur daarvan volgens de rechtbank het meest in het oog. De rechtbank is (vooralsnog) van oordeel dat de overeengekomen strafmaat niet in voldoende mate recht doet aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte noch aan haar rol in de criminele organisatie. Naar het oordeel van de rechtbank wordt bezien in het geheel van feiten en omstandigheden aan verdachte een te grote rol toegedicht. Gelet hierop kan de procesafspraak ten aanzien van de strafmaat voorshands niet worden gevolgd. De rechtbank laat vervolgens wel expliciet weten dat “zij niet onwelwillend staat tegenover nieuwe procesafspraken”.

Conclusie

Procesafspraken vormen (nog steeds) een efficiënte manier van afdoening van strafzaken. Op deze manier kan een strafzaak in potentie veel sneller worden afgehandeld, waardoor meer tijd beschikbaar komt voor de behandeling van andere zaken. Zeker nu sprake is van een overbelast rechtssysteem vormt de mogelijkheid van het maken van procesafspraken een welkome aanvulling op de ‘normale praktijk’ van de strafrechtspleging.

De rechtbank houdt altijd het laatste woord en zoals in dit blog naar voren is gekomen, zal worden ingegrepen als de bij procesafspraken overeengekomen straf volgens de rechtbank te laag of zelfs te hoog is. Daarnaast zal worden ingegrepen als de belangen van de verdachte door bepaalde omstandigheden onvoldoende zijn gewaarborgd en het recht op een eerlijk proces daarmee in het gedrang komt.

Stuur een reactie naar de auteur