Rechtbank kent ten onrechte proceskostenvergoeding toe
Alle pagina's gelinkt aan
NTFR2012/2291 Rechtbank kentten onrechte proceskostenvergoeding toe
Hoge Raad21september2012,nr.11/02928
2011Brondocument Awb-art. 8:75
mr. M.H.W.N. Lammers 2012/281
BX7940
Belastingjaar/tijdvak Wetsartikelen Auteur
BNB LJN
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX7940
Samenvatting
Hangende de beroepsprocedure is de inspecteur aande bezwarenvanbelanghebbende tegemoetgekomen.Belanghebbende heeft
zijnberoep gehandhaafd enverzochtom eenintegrale proceskostenvergoeding.De rechtbank kenteenvergoeding toe voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.Naar hetoordeelvande Hoge Raad tenonrechte.Tussenpartijenwas immers nietingeschil datbelanghebbende zichnietheeftlatenbijstaandoor eenderde enalle proceshandelingenzelfheeftverricht.Andere kostenzijnniet gebleken.Daarbijoverweegtde Hoge Raad nog datgeenvergoeding vanverletkostenkanwordentoegekend voor hettijdverzuim door hetopstellenvanprocesstukkenofhetlezenvanstukken.
Feiten
3.1.Incassatie kanvanhetvolgende wordenuitgegaan.
3.1.1.Hangende hetberoep vanbelanghebbende tegeneenuitspraak vande Inspecteur betreffende eendwangsom,is de Inspecteur aanbelanghebbendes bezwarentegemoetgekomen.Belanghebbende heeftzijnberoep gehandhaafd enverzochtom eenintegrale proceskostenvergoeding.
3.1.2.De Rechtbank heefthetberoep bijuitspraak van25 januari 2011 mettoepassing vanartikel8:54 vande Awb gegrond verklaard engeoordeeld dater geengrond is de Inspecteur mettoepassing vanartikel8:75,lid 1 enlid 3,vande Awb te veroordeleninde kosten die belanghebbende heeftgemaakt.
3.1.3.Inverzetheeftbelanghebbende aangevoerd datde Rechtbank tenonrechte voorbijis gegaanaanzijnverzoek om eenintegrale vergoeding vanproceskosteningevolge artikel2,lid 3,vanhetBesluitproceskostenbestuursrecht(hierna:hetBesluit).
Geschil
3.2.1.De Rechtbank heefthetverzetmettoepassing vanartikel8:55 vande Awb gegrond verklaard.
3.2.2.Vervolgens heeftde Rechtbank de Inspecteur veroordeeld inde door belanghebbende gemaakte kostenvanhetverzetop de voetvanartikel8:75 vande Awb.Die kostenheeftde Rechtbank metinachtneming vanhetBesluitgesteld op 0,5 (verzetschrift) maal1 (wegingsfactor) maal€ 437 = € 218.Hetmiddelrichtzichtegende toekenning vandeze vergoeding.
Rechtsoverwegingen
3.3.De door de Rechtbank toegekende vergoeding zietkennelijk,geletop de wijze vanberekening daarvan,op kostenvandoor een
derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand inde zinvanartikel1,letter a,vanhetBesluitende daarbijbehorende Bijlage.Tussen partijenwas echter nietingeschildatbelanghebbende zichnietheeftlatenbijstaandoor eenderde enalle proceshandelingenzelfheeft verricht.Inhetmiddelwordtdaarom terechterover geklaagd datdeze vergoeding tenonrechte is toegekend.Hetmiddelslaagt derhalve.De Hoge Raad kande zaak afdoenaangeziende stukkenvanhetgeding geenaanwijzing bevattendatbelanghebbende inde verzetprocedure kostenheeftgemaaktdie kunnenwordengerangschiktonder éénvande inartikel1 vanhetBesluitgenoemde categorieën.Daarbijverdientopmerking datgeenvergoeding voor verletkostenop de voetvanletter d vanvoormeld artikel1 kan wordentoegekend voor hettijdverzuim door hetopstellenvanprocesstukkenofhetlezenvanstukken(vgl.HR21 maart2001,nr. 35.988,LJN:AB0636,BNB 2001/235 (red.:NTFR2001/488)).
(Volgtvernietiging vande rechtbankuitspraak voor watbetreftde beslissing omtrentde proceskosten.)
Commentaar
De rechtbank heeftmettoepassing vanart.8:54 Awb hetberoep kennelijk ongegrond verklaard.Hetverzoek vanbelastingplichtige om
eenproceskostenvergoeding is daarbijafgewezen.Tegendeze art.8:54-uitspraak vande rechtbank heeftde belastingplichtige verzet aangetekend (art.8:55 Awb).Indie procedure heeftde rechtbank geoordeeld datde belastingplichtige rechthad op vergoeding vande gemaakte proceskosten.Hierbijis de rechtbank ervanuitgegaandatde belastingplichtige kostenhad gemaaktvoor door eenderde verleende rechtsbijstand.De rechtbank heefteenvergoeding toegekend van€ 218.
De staatssecretaris konzichnietvindeninde uitspraak op verzetenwendde daartegeneenrechtsmiddelaan.Op grond vanart.27h,lid 2,AWRkantegeneenuitspraak op verzetgeenhoger beroep wordeningesteld,maar is hetrechtsmiddelvanberoep incassatie aangewezen.Inhetberoepschriftincassatie merkte de staatssecretaris op dattussenpartijenvaststond datde belastingplichtige zich niethad latenvoorzienvanrechtskundige bijstand.Als gevolg daarvanis de Hoge Raad vanoordeeldatinde verzetuitspraak ten onrechte eenproceskostenvergoeding is toegekend.Omdatvanandere kostennietis gebleken,kande Hoge Raad de zaak zelf afdoen.De Hoge Raad draaitde beslissing vande rechtbank danook terug enoordeeltdatgeenaanleiding bestaatvoor een vergoeding vanproceskosten.
Hoewelte begrijpenis datde staatssecretaris tegende onjuiste beslissing vande rechtbank beroep incassatie heeftingesteld om
aansprakeninde toekomstte voorkomen,kanafgevraagd wordenofde Hoge Raad metditsoortzaken‘lastiggevallen’ moetworden. De kostenvande procedure incassatie wegenimmers nietop tegende vergoeding vanproceskostendie betaald moestworden.
[1]Mr.M.H.W.N.Lammers is advocaatbijHertoghs advocaten– belastingkundigen.
Bron:http://www.ndfr.nl/link/NTFR2012-2291 Datum:25-4-2016 13:05:07
Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten van deze tekst worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers. Niets uit NDFRmag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand ofopenbaar gemaakt in enige vorm ofop enige wijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen ofenige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
All rights reserved. No part ofthis publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent.
Dit bericht werd geplaatst in:
Stuur een reactie naar de auteur