Richtsnoer gerechtshoven over toekennen proceskostenvergoeding I

Inhoudsindicatie

Conclusie van repliek, dwangsom, ingebrekestelling, meerderheidsregel

Samenvatting

In deze procedure oordeelt Hof Den Bosch dat de heffingsambtenaar een dwangsom is verschuldigd wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar betreffende de WOZ-beschikking. Wat betreft de proceskostenvergoeding in hoger beroep is in geschil of het naar aanleiding van het verweerschrift ingediende nadere stuk moet worden aangemerkt als een conclusie van repliek. Het hof heeft in 2018 een overzichtsuitspraak gedaan (Hof Den Bosch 15 november 2018, nrs. 17/00149 en 17/00151, NTFR 2018/2901) waarin een richtsnoer is opgenomen dat het hof hanteert bij beslissingen over proceskosten. Het hof vindt in ontwikkelingen in de jurisprudentie sindsdien aanleiding om nu een geactualiseerd overzicht te geven van het richtsnoer dat het hof – evenals de andere hoven – voortaan zal hanteren voor beslissingen over de (proces)kostenvergoeding. Daaruit volgt dat het door belanghebbende ingediende stuk nog wel wordt aangemerkt als een conclusie van repliek.

(Hoger beroep gegrond.)

Noot

Kern van deze uitspraak betreft een herijking van de richtsnoeren uit 2018 met betrekking tot beslissingen ten aanzien van proceskosten. De eerdere richtsnoeren zijn gegeven in Hof Den Bosch 15 november 2018, nrs. 17/00149 en 17/00151, (NTFR 2018/2901). In haar commentaar hierbij stelt Kastelein dat het in die uitspraak gegeven richtsnoer waarschijnlijk slechts toepassing zou vinden in het ressort Den Bosch.

Op 11 november 2021 zijn behalve bovenstaande uitspraak van Hof Den Bosch ook uitspraken door Hof Den Haag (11 november 2021, nr. 21/00160, NTFR 2022/237) en Hof Arnhem-Leeuwarden (2 maart 2021, nr. 20/01009, NTFR 2021/236) gedaan met vergelijkbare richtsnoeren voor beslissingen over proceskosten. In r.o. 4.21 van de Bossche uitspraak en de aanhef van de vernieuwde richtsnoeren wordt expliciet verwezen naar deze hofuitspraken. Er lijkt dus sprake van afstemming tussen de hoven over de richtsnoeren, aangenomen dat Hof Amsterdam geen status aparte inneemt. Hiermee streven de hoven naar rechtseenheid.

Dit is belangrijk omdat oordelen over toekenning van een proceskostenvergoeding vaak feitelijk van aard zijn en de Hoge Raad de gewenste rechtseenheid in dergelijke gevallen niet kan bieden. De Hoge Raad heeft dit onderkend in zijn arrest van 13 juli 2012, nr. 11/02035, NTFR 2012/1826, waarin de hoven worden opgeroepen te komen tot een uniforme vergoeding van de kosten van WOZ-taxaties, hetgeen geleid heeft tot de ‘Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ- taxaties’.

Gebondenheid hoven

De Hoven Den Bosch, Den Haag en Arnhem-Leeuwarden hebben zich, blijkens hun uitspraken, geconformeerd aan een vernieuwd richtsnoer voor de vergoeding van proceskosten. Hof Amsterdam heeft daarover (nog) geen uitspraak gedaan. Daarmee blijft de eerder door Kastelein opgeworpen vraag liggen of dat hof zich ook gebonden acht aan dat richtsnoer. In het kader van de rechtseenheid is het gewenst dat Hof Amsterdam zich hier op korte termijn over uitlaat, desnoods in de vorm van een naar eigen wensen aangepaste versie van het richtsnoer.

Onderlinge verschillen

Het valt op dat de bij de hofuitspraken opgenomen richtsnoeren op punten van elkaar verschillen. Opvallend omdat met een richtsnoer uniformering van beslissingen wordt beoogd. Het door Hof Den Bosch opgenomen richtsnoer geeft bijvoorbeeld algemene uitgangspunten bij de toekenning van vergoedingen. Bij een daadwerkelijk streven naar rechtseenheid past naar mijn mening een richtsnoer dat door alle hoven gelijkluidend wordt ‘vastgesteld’.

Inhoud richtsnoeren

Concrete aanleiding voor Hof Den Bosch om het eerder gegeven richtsnoer aan te passen was dat belanghebbende voor het spontaan indienen van een schriftelijk stuk met daarop de vermelding ‘conclusie van repliek’ om een proceskostenvergoeding vroeg.

Het hof heeft in dit verband onderkend dat niet alle hoven hetzelfde met dergelijke situaties omgingen. Het heeft voor de toekomst de lijn uitgezet dat een stuk slechts als conclusie van repliek zal worden aangemerkt indien het hof desgevraagd of ambtshalve belanghebbende gelegenheid heeft gegeven te repliceren. Dit is in overeenstemming met het in deze casus door belanghebbende ten onrechte aangehaalde arrest HR 15 mei 2020, nr. 19/05834, NTFR 2020/1600. Voor belanghebbende geldt nog de (eigen) oude lijn uit 2018, zodat belanghebbende voor zijn repliek een vergoeding krijgt.

De inhoud van de door de hoven gegeven richtsnoeren spreekt overigens voor zich en behoeft in dit commentaar dan ook geen behandeling.

Meerderheidsregel

Afgezien van het richtsnoer is de uitspraak van het hof interessant vanwege een geslaagd beroep door belanghebbende op de meerderheidsregel van het gelijkheidsbeginsel. Als een dergelijk beroep wordt gedaan, is het voor belanghebbende vaak lastig om aan de op hem rustende bewijslast te voldoen. In dit geval honoreert het hof het beroep op de meerderheidsregel naar aanleiding van de stelling van de gemachtigde van belanghebbende dat hem in eerdere, vergelijkbare gevallen door de heffingsambtenaar een hogere vergoeding wegens het gewicht van de zaak werd toegekend. De heffingsambtenaar geeft dat toe.

Nu vaststaat dat in meerdere gevallen een hogere vergoeding werd toegekend, dient de heffingsambtenaar feiten en omstandigheden naar voren te brengen die tot de conclusie kunnen leiden dat daarvan geen sprake is in de meerderheid van de gevallen. In dat bewijs slaagt de heffingsambtenaar niet. De heffingsambtenaar ‘helpt’ hier dus, al of niet bewust, de belanghebbende om een geslaagd beroep te doen op de meerderheidsregel. De praktijk leert dat zonder die hulp een beroep op de meerderheidsregel meestal tot niets leidt.

Gegevens

Publicatie: NTFR 2022/235

Instantie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch

Datum uitspraak: 11 november 2021

Annotator: dhr. N. Kolste

ECLI: ECLI:NL:GHSHE:2021:3315

Zaaknummer: 20/00305

Relevante informatie: Awb art. 4.19, Awb art. 7:15, Awb art. 8:75

Stuur een reactie naar de auteur