Uitspraak inzake verdenking faillissementsfraude, voorwaardelijke gevangenisstraf van een half jaar en 240 uur taakstraf

ECLI:NL:RBAMS:2024:4833

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 81-180311-22

Datum uitspraak: 25 juli 2024

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,

wonende op het adres [adres] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2024.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.I.M. Geertsema, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V.C. Langenburg, naar voren hebben gebracht.

De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (81-271251-22).

2 Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van de volgende strafbare feiten:

  1. in de periode van 12 november 2019 tot en met 31 december 2022 te Mijdrecht en/of Uithoorn, het als degene die in staat van faillissement is verklaard, voor en/of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken en/of buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken en/of uitgeven en/of vervreemden;
  2. medeplegen van feitelijke leiding geven aan Mijdrecht Asbest Removel BV, die in staat van faillissement is verklaard en in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 31 januari 2019 te Mijdrecht, voor en/of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of buitensporig middelen van de rechtspersoon heeft verbruikt en/of uitgegeven en/of vervreemd, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van Mijdrecht Asbest Removel BV in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;

subsidiair:

in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 31 januari 2019 te Mijdrecht, als bestuurder/aandeelhouder van Mijdrecht Asbest Removel BV, die in staat van faillissement is verklaard, voor en/of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken en/of buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken en/of uitgeven en/of vervreemden, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van Mijdrecht Asbest Removel BV in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;

3. medeplegen van feitelijke leiding geven aan [bedrijf 1] , die in staat van faillissement is verklaard en in de periode van 1 april 2016 tot en met 31 oktober 2017 te Mijdrecht, voor en/of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of buitensporig middelen van de rechtspersoon heeft verbruikt en/of uitgegeven en/of vervreemd, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van [bedrijf 1] in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;

subsidiair:

in de periode van 1 april 2016 tot en met 31 oktober 2017 te Mijdrecht, als bestuurder/aandeelhouder van [bedrijf 1] , die in staat van faillissement is verklaard, voor en/of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken en/of buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken en/of uitgeven en/of vervreemden, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van [bedrijf 1] in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;

4. in de periode van 12 februari 2019 tot en met 7 december 2020 te Mijdrecht, als bestuurder van de rechtspersonen Perlevsky Holding BV en/of Mijdrecht Asbest Removel BV, die in staat van faillissement zijn verklaard, medeplegen van desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken en/of

opzettelijk niet voldoen/bewerkstelligen dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement van die BV’s wordt bemoeilijk;

5. in de periode van 7 november 2017 tot en met 30 november 2022 te Mijdrecht en/of Uithoorn, als degene die in het faillissement van hemzelf of een ander wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, te weten als gefailleerde en/of als feitelijk en/of middellijk en/of onmiddellijk bestuurder van de rechtspersonen [bedrijf 1] en/of Mijdrecht Asbest Removel BV en/of Perlevsky Holding BV, terwijl hij en/of die rechtspersonen in staat van faillissement is/zijn verklaard en door de curator(en) wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk niet verschijnen en/of weigeren de vereiste inlichtingen te geven, en/of opzettelijk onjuiste en/of onvolledige inlichtingen geven.

De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich, aan de hand van haar op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.

4.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft, aan de hand van zijn pleitnotities, vrijspraak bepleit van het aan verdachte onder 4 tenlastegelegde opzettelijk schenden van de administratie- en/of bewaarplicht. Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, voor zover onttrekkingen aan de boedel zouden hebben plaatsgevonden, betalingen altijd zijn verricht in het kader van de continuering van de werkzaamheden van de onderneming van verdachte dan wel in het voorzien in diens levensonderhoud en dat er geen onttrekkingen hebben plaatsgevonden die als doel hadden zichzelf persoonlijk te verrijken. De raadsman vindt voorts dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel van feit 3 dat betrekking heeft op het “buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken en/of uitgeven” en van het onderdeel van feit 3 voor wat betreft de verdenking van het ten onrechte boeken van een geldbedrag van € 72.131,- als rekening-courantschuld. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3. Het oordeel van de rechtbank 1

4.3.1. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

Mede gelet op de grotendeels bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van deze beschuldiging kan de rechtbank tot enige bewezenverklaring van dit feit komen. In de tenlastelegging onder 1 ontbreekt echter een bestanddeel van artikel 341, lid 1 aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), namelijk: ‘wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld’. Dit maakt dat de rechtbank zich niet verder zal uitlaten over de bewijsvraag ten aanzien van feit 1, nu een eventuele bewezenverklaring niet kan leiden tot kwalificatie van een strafbaar feit vanwege het ontbreken van dit bestanddeel. Voor zover de opsteller van de tenlastelegging door de verwijzing naar het bestanddeel ‘buitensporig middelen van de rechtspersoon heeft verbruikt en/of uitgegeven en/of vervreemd’, dat niet voorkomt in artikel 341 Sr , heeft willen verwijzen naar de artikelen 342 en 343 Sr, waarin dit bestanddeel wel voorkomt, geldt dat ook voor deze artikelen het bestanddeel over de benadeling van schuldeisers is vereist. Bovendien richten deze artikelen zich op bestuurders of commissarissen van faillerende rechtspersonen, terwijl in dit geval sprake is van een privé-faillissement. Om die redenen zal verdachte ter zake van dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

4.3.2. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

Feiten en omstandigheden

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

Mijdrecht Asbest Removel (M.A.R.) B.V. (hierna: Mijdrecht Asbest Removel), opgericht onder de oude handelsnaam [bedrijf 2] op 12 september 2017, heeft vanaf de oprichting tot 4 april 2018 als enig aandeelhouder en algemeen directeur [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), echtgenote van verdachte en tevens medeverdachte in deze zaak. Van 4 april 2018 tot 2 januari 2019 is Bluivy B.V. (hierna: Bluivy), bestuurd door [medeverdachte] , enig aandeelhouder en algemeen directeur van [bedrijf 2] Verdachte is vanaf 2 januari 2019 enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap, waarvan de handelsnaam met ingang van dezelfde datum wordt gewijzigd naar Mijdrecht Asbest Removel.2 Drie maanden later, op 2 april 2019, wordt Mijdrecht Asbest Removel bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland failliet verklaard.3

De curator, mr. M.C. Evertse (hierna: Evertse), heeft op 17 januari 2019 (de rechtbank leest: 17 januari 2020) melding gedaan van faillissementsfraude ten aanzien van Mijdrecht Asbest Removel. Deze melding richt zich tegen verdachte.4Op 7 december 2020 heeft de curator aangifte gedaan van faillissementsfraude.5Het faillissementsverslag van de curator dateert van 24 september 2021.6

Volgens de saldibalans 2019 heeft Mijdrecht Asbest Removel per faillissementsdatum de volgende rekening-courantverhoudingen met andere vennootschappen van verdachte:

ReknrOmschrijvingEindsaldo
[cijferreeks]RC AvRV BV5.605,92
[cijferreeks]RC Perlevsky Holding BV20.848,44
[cijferreeks]RC [bedrijf 3]8.919,37
[cijferreeks]RC [bedrijf 1]71.483,81
[cijferreeks]RC [bedrijf 4]5.330,79
Totaal112.188,33


De vorderingen zijn geheel ontstaan in de periode van oktober 2017 tot en met december 2018 (toename in 2017 € 35.720,- en toename in 2018 € 76.468,-).

De vorderingen zijn met name ontstaan doordat vanaf de zakelijke bankrekening van Mijdrecht Asbest Removel structureel lasten/kosten zijn betaald van bovengenoemde andere vennootschappen van verdachte. In de jaren 2017, 2018 en 2019 zijn geen betalingen van Perlevsky Holding B.V. (hierna: Perlevsky Holding), [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ), RV Multidiensten B.V. (hierna: RV Multidiensten), AvRV B.V. (hierna: AvRV) en [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) ontvangen om de voorgeschoten bedragen aan Mijdrecht Asbest Removel terug te betalen. De hoogte van de vorderingen is alleen maar toegenomen. 78

Daarnaast is in de administratie van Mijdrecht Asbest Removel, zoals hieronder weergegeven, een aparte grootboekrekening voor de rekening-courantverhouding met verdachte in privé opgenomen.

Rekening-nummerOmschrijving grootboekStand in €31-12-2017Stand in €31-12-2018Stand in €faillissement
[cijferreeks]RC [verdachte] privé684,6811.632,0212.233,51
Toename vordering per jaar684,6810.947,34601,49

De vordering ter hoogte van € 12.233,- is ontstaan in de periode van november 2017 tot en

met januari 2019 en ziet op gelden van Mijdrecht Asbest Removel die verdachte heeft gebruikt om te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud. Volgens de verstrekte administratie heeft verdachte enkele zakelijke kosten van Mijdrecht Asbest Removel vanuit privé voorgeschoten, maar tussentijds zijn verder geen betalingen van verdachte ontvangen om de voorgeschoten bedragen aan Mijdrecht Asbest Removel terug te betalen.9

De curator heeft op 7 december 2020 als getuige, verkort en zakelijk weergegeven, verklaard dat uit de grootboekkaarten een rekening-courantpositie blijkt van € 12.233,51 met verdachte, dat niet alle betalingen in bankafschriften zijn verwerkt in het grootboek, dat de bestuurder van failliet voortdurend etentjes en golf-clinics betaalde en ook contant geld pinde van de zakelijke rekening en dat de bestuurder tot op heden geen verklaring hiervoor heeft gegeven.10

Vanaf de oprichting van Mijdrecht Asbest Removel op 12 september op 2017 tot en met het faillissement op 2 april 2019 hebben het volgende voertuig en de volgende aanhangwagens op naam van de failliet gestaan:

  • Ford Transit met kenteken [kenteken] , gesteld op naam van Mijdrecht Asbest Removel op 30 april 2018 en overgeheveld naar Bluivy op 31 juli 2018;
  • aanhangwagen (Peters) met kenteken [kenteken] , gesteld op naam van Mijdrecht Asbest Removel op 5 maart 2018 en overgeheveld naar Bluivy op 9 juli 2018;
  • aanhangwagen (Peters) met kenteken [kenteken] , gesteld op naam van Mijdrecht Asbest Removel op 5 maart 2018 en overgeheveld naar Bluivy op 9 juli 2018;
  • aanhangwagen (Ingersoll Rand) met kenteken [kenteken] , gesteld op naam van Mijdrecht Asbest Removel op 5 maart 2018 en overgeheveld naar Bluivy op 9 juli 2018.

Negen maanden voor de faillissementsdatum van Mijdrecht Asbest Removel zijn bovenstaande voertuig en aanhangwagens overgeheveld naar de moedermaatschappij Bluivy. Curator Evertse heeft geen verkoopovereenkomsten, noch betalingen teruggevonden in de beschikbare administratie van Mijdrecht Asbest Removel.111213

Op 30 september 2021 heeft de curator, verkort en zakelijk weergegeven, verklaard dat zij heeft vastgesteld dat verdachte feitelijk vanaf de datum van oprichting van Mijdrecht Asbest Removel de vennootschap heeft bestuurd, ondanks dat zijn echtgenote [medeverdachte] formeel de bestuurder was. De curator heeft deze voertuigen laten taxeren en de totale taxatiewaarde werd vastgesteld op € 28.500,-.14

Overwegingen van de rechtbank

Feit 2 primair

Gelet op het bovenstaande kan de rechtbank tot enige bewezenverklaring van feit 2 komen. De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde echter dat de bepalingen van artikel 343 Sr zich richten op de bestuurder of commissaris van een faillerende rechtspersoon, maar dat de beschuldigingen in de tenlastelegging op grond van artikel 343 Sr aan de faillerende rechtspersoon, Mijdrecht Asbest Removel, zelf zijn gericht, terwijl een rechtspersoon, die niet zelf als bestuurder van een andere faillerende rechtspersoon optreedt, zich niet schuldig kan maken aan dit misdrijf. Dit maakt dat verdachte niet schuldig kan worden bevonden aan het feitelijke leiding geven daaraan, omdat Mijdrecht Asbest Removel dit strafbare feit niet kan plegen. Verdachte dient ter zake van dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Feit 2 subsidiair

Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte als bestuurder van Mijdrecht Asbest Removel de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en goederen voor het faillissement aan de boedel heeft onttrokken en dat hij daarbij wist dat hierdoor schuldeisers zouden worden benadeeld. Hoewel verdachte pas op 2 januari 2019 formeel bestuurder is geworden van Mijdrecht Asbest Removel, is deze vennootschap blijkens het dossier en het verhandelde ter zitting vanaf de oprichting tot het faillissement feitelijk steeds in handen geweest van verdachte. Op grond van artikel 348a lid 1 Sr valt onder ‘bestuurder’ in dit verband ook diegene die feitelijk optreedt als bestuurder. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank verdachte als zodanig gedurende de gehele tenlastegelegde periode. Dit maakt dat het onder 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel ‘buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken en/of uitgeven en/of vervreemden’, omdat de rechtbank niet vindt dat kan worden vastgesteld dat sprake is van buitensporigheid.

4.3.3. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

Feiten en omstandigheden

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

[bedrijf 1] is op 8 mei 2014 opgericht door verdachte, die sinds de oprichting tot het faillissement enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap was.15 Op 3 oktober 2017 heeft het pensioenenfonds het faillissement van [bedrijf 1] aangevraagd. Op 7 november 2017 is de vennootschap failliet verklaard door de rechtbank Midden-Nederland.16

De curator, mr. R.E.P. de Koning (hierna: De Koning), heeft op 23 maart 2020 melding gedaan van faillissementsfraude ten aanzien van [bedrijf 1] . Deze melding richt zich tegen verdachte. Volgens curator De Koning zijn de bedrijfsactiviteiten kort voor de faillissementsdatum gestaakt en voortgezet door Mijdrecht Asbest Removel, die feitelijk bestuurd werd door verdachte.17 Het faillissementsverslag van de curator dateert van 26 maart 2020.18

In een gesprek met de politie op 29 april 2020 heeft curator De Koning verklaard dat dit faillissement later de eerste in een serie faillissementen bleek te zijn en dat je een patroon zag ontstaan. Verdachte verrichtte de werkzaamheden vanuit [bedrijf 1] , maar verstuurde vervolgens een factuur vanuit Mijdrecht Asbest Removel, zodat het geld niet bij de failliet terecht zou komen, maar in de nieuwe vennootschap. Op deze wijze heeft verdachte geld aan de boedel van [bedrijf 1] onttrokken.19

Op 10 december 2020 heeft de curator aangifte van faillissementsfraude gedaan tegen verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] ter zake van onttrekkingen aan de boedel van [bedrijf 1] .20

Bij de aangifte van faillissementsfraude heeft curator De Koning verklaard dat er contact is geweest met de curatoren in de andere faillissementen, omdat er volgens de beschikbare gegevens over en weer rekening-courantverhoudingen tussen de vennootschappen van verdachte bestonden. Tijdens die contacten bleek dat de rekening-courantverhoudingen tussen de verschillende vennootschappen niet op elkaar aansloten. Het gaat om de volgende vorderingen in rekening-courant: AvRV ten bedrage van € 32.004,88, Perlevsky Holding ten bedrage van € 122.068,23, [bedrijf 3] ten bedrage van € 17.623,16, [bedrijf 4] ten bedrage van € 109.520,61 en [bedrijf 2] ten bedrage van € 1.200,-. Het bedrag aan oninbare vorderingen op gelieerde vennootschappen bedroeg gezamenlijk € 282.416,88. Het tekort in het faillissement is € 325.151,39. De onttrekkingen zijn verricht door verdachte. De boekhouding van [bedrijf 1] werd gedaan door de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Eind 2017 is externe hulp ingeroepen van mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van Accountant Xtra in Mijdrecht.

De curator verklaarde verder dat op de bankrekening naast de gebruikelijke ontvangsten en uitgaven ook een groot aantal betalingen en opnames voorkwamen die geen duidelijk zakelijk karakter hebben, zoals opnames van contant geld (in de luchthavenlounge van Schiphol) of betalingen in Spanje voor golfuitjes. Daarnaast vonden er veel mutaties met gelieerde vennootschappen plaats.21

Op 30 september 2021 heeft curator De Koning de auditfiles over de jaren 2016 en 2017 aan het onderzoeksteam van de FIOD verstrekt. Volgens de saldibalans 201722 heeft [bedrijf 1] eind november 2017 een totaalbedrag van € 330.785,32 aan schulden en de volgende (zoals in de administratie genoemde) rekening-courantverhoudingen met andere vennootschappen van verdachte:

ReknrOmschrijvingEindsaldo in €
[cijferreeks]RC AvRV B.V.32.004,88
[cijferreeks]RC Perlevsky Holding B.V.122.068,23
[cijferreeks]RC [bedrijf 3] B.V.17.623,16
[cijferreeks]RC [bedrijf 4]109.520,61
[cijferreeks]RC [bedrijf 2]1.200,00
Totale vorderingen€ 282.416,88,-

Het totaalbedrag aan vorderingen op andere vennootschappen van verdachte bedraagt op de faillissementsdatum € 282.416,-. Bovengenoemde andere vennootschappen van verdachte zijn op een later moment failliet verklaard en het gehele bedrag aan vorderingen is oninbaar gebleken. De vorderingen zijn ontstaan in de periode van april 2016 tot en met oktober 2017 (toename in 2016 € 201.852,87 en toename in 2017 € 82.008,54).

Daarnaast zijn in de rekening-courant met Perlevsky Holding mutaties verwerkt die zien op verdachte in privé. Deze mutaties zijn in eerste instantie verwerkt op de grootboekrekening ‘rek [cijferreeks] RC [verdachte] prive’ en vervolgens is het gehele saldo overgeboekt naar grootboekrekening ‘rek [cijferreeks] RC Perlevsky Holding BV’. In de jaren 2016 en 2017 heeft verdachte respectievelijk € 33.372,33 en € 38.759,10 aan gelden van [bedrijf 1] gebruikt om te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud (boodschappen, golfclinics, vakantie). In de jaren 2016 en 2017 zijn geen betalingen van de andere vennootschappen van verdachte en van verdachte zelf ontvangen om de hiervoor beschreven voorgeschoten bedragen aan [bedrijf 1] terug te betalen. De hoogte van de rekening-courantvorderingen is alleen maar toegenomen.23

Boekhouder [naam 1] heeft op 1 december 2022 als getuige onder meer het volgende verklaard. Wanneer hij een factuur moest maken of betalingen moest doen voor [bedrijf 1] , kreeg hij de opdracht van verdachte. Verdachte gaf de opdracht welke crediteuren als eerste moesten worden betaald. Over het feit dat de rekening-courantposities tussen de verschillende vennootschappen niet op elkaar aansloten kon [naam 1] niks verklaren. Verdachte was de enige die contant geld kon opnemen van de rekening van [bedrijf 1] . [naam 1] heeft verdachte weleens aangesproken op zijn privé-uitgaven, maar daar had hij zich volgens verdachte niet mee te bemoeien. [naam 1] ontving rekeningen van verdachte met betrekking tot zijn privé-uitgaven en kreeg de opdracht van verdachte om die facturen te betalen vanaf een zakelijke rekening waar op dat moment voldoende saldo op stond.24

Overwegingen van de rechtbank

Feit 3 primair

Gelet op het bovenstaande kan de rechtbank tot enige bewezenverklaring van feit 3 komen. De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde echter dat de bepalingen van artikel 343 Sr zich richten op de bestuurder of commissaris van een faillerende rechtspersoon, maar dat de beschuldigingen in de tenlastelegging op grond van artikel 343 Sr aan de faillerende rechtspersoon, [bedrijf 1] , zelf zijn gericht, terwijl een rechtspersoon, die niet zelf als bestuurder van een andere faillerende rechtspersoon optreedt, zich niet schuldig kan maken aan dit misdrijf. Dit maakt dat verdachte niet schuldig kan worden bevonden aan het feitelijke leiding geven daaraan, omdat [bedrijf 1] dit strafbare feit niet kan plegen. Verdachte dient ter zake van dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Feit 3 subsidiair

De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen voor het faillissement aan de boedel heeft onttrokken en dat hij daarbij wist dat hierdoor schuldeisers zouden worden benadeeld.

De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de verdediging, dat het ten onrechte boeken van een geldbedrag van (in totaal) € 72.131,- als rekening-courantschuld verdachte niet kan worden toegerekend omdat de administratie door zijn boekhouder werd gedaan. Verdachte was gedurende de gehele tenlastegelegde periode bestuurder van [bedrijf 1] en was als zodanig verantwoordelijk voor de vennootschap, ook voor de administratie daarvan. Bovendien heeft de boekhouder verklaard dat hij in dit verband uitdrukkelijk handelde in opdracht van verdachte en dat hij verdachte op de privé-uitgaven heeft aangesproken. Gelet hierop heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens deze onttrekkingen mogelijk gemaakt. Dit maakt dat het onder 3 subsidiair tenlastegelegde zal worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel ‘buitensporig middelen van de rechtspersoon verbruiken en/of uitgeven en/of vervreemden’, omdat de rechtbank niet vindt dat kan worden vastgesteld dat sprake is van buitensporigheid.

4.3.4. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde

Feiten en omstandigheden

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

Verdachte was vanaf de oprichting van Perlevsky Holding op 28 oktober 2004 tot en met het faillissement op 12 februari 2019 bestuurder van Perlevsky Holding.2526

Vanaf 2 januari 2019 tot en met het faillissement van Mijdrecht Asbest Removel op 2 april 2019 was verdachte enig aandeelhouder en bestuurder van Mijdrecht Asbest Removel.2728

De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3.2 overwogen dat verdachte vanaf de oprichting op 12 september 2017 feitelijk heeft opgetreden als bestuurder van Mijdrecht Asbest Removel en ook vanaf die datum wordt gezien als bestuurder.

De curator van Mijdrecht Asbest Removel, Evertse, heeft op 7 december 2020 aangifte van faillissementsfraude gedaan tegen verdachte.29 De curator heeft, verkort en zakelijk weergegeven, de volgende verklaring afgelegd. De curator heeft de beschikbare administratie bij failliet opgehaald. De grootboekkaarten, de saldilijst crediteuren en de debiteurenlijst zijn onvolledig en de mappen met facturen zijn incompleet. Aan de administratie ontbreken de proef- en saldibalansen. Daarnaast is de administratie incompleet in die zin dat verdachte zelf heeft aangegeven dat de crediteurenlijsten niet juist zijn, de debiteuren niet volledig zijn en bijvoorbeeld de rekening-courantposities in de grootboekkaarten niet kloppen. Er is niet behoorlijk voldaan aan de administratieplicht. Omdat de administratie niet overeenkomt met de bankgegevens en er zonder verklaarbare redenen diverse facturen zijn gecrediteerd, kunnen de rechten en plichten niet worden vastgesteld. Het is dan ook niet mogelijk om op basis van de administratie vast te stellen of failliet nog gelden van derden te vorderen heeft, dan wel welke bedragen failliet verschuldigd is aan derden. De afhandeling van het faillissement wordt zo bemoeilijkt, omdat op basis van de huidige gegevens de rechten en plichten van failliet niet kunnen worden vastgesteld. Mijdrecht Asbest Removel heeft geen jaarrekeningen gedeponeerd. Er is sprake geweest van onbehoorlijk bestuur. De administratie van Mijdrecht Asbest Removel werd voor de datum van het faillissement verzorgd door de boekhouder. Toen hij met pensioen ging heeft [naam 3] (hierna: [naam 3] ) dit overgenomen. Ook andere vennootschappen die door verdachte werden beheerd zijn gefailleerd, zoals [bedrijf 1] , RV Dakwerken B.V. en Perlevsky Holding. De curator heeft contact gehad met onder anderen mr. W. Ploeg (hierna: Ploeg), die is aangesteld als curator van Perlevsky Holding. Ploeg heeft verteld dezelfde ervaringen te hebben met verdachte, met name op het punt van aanleveren van (correcte) administratie.30

Op 10 december 2020 heeft ook Ploeg aangifte gedaan tegen verdachte, onder andere wegens het niet voldoen aan de administratieve verplichtingen, zoals het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen ter zake van het voeren en bewaren van de administratie van Perlevsky Holding. Ploeg heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij verdachte per e-mail heeft verzocht de administratie van Perlevsky Holding aan te leveren, waarna deze deels per e-mail is aangeleverd en deels is afgegeven op het kantoor van de curator. De curator heeft geen auditfiles ontvangen. In de administratie ontbreken de jaarrekeningen over de periode vanaf 2016, de volledige grootboekadministratie en een aantal verkoopfacturen. De curator is niet in staat aan de hand van de uitgeleverde administratie de lasten en verplichtingen van Perlevsky Holding te beoordelen. Vanwege het ontbreken van in ieder geval de jaarrekeningen vanaf 2016 en de grootboekadministratie kan de curator niet controleren of de wel aangeleverde administratie compleet is. Zonder deze stukken kan de curator de rechten en verplichtingen van Perlevsky Holding op de datum van het uitspreken van het faillissement niet goed vaststellen. Verdachte is – behalve bij Perlevsky Holding – ook betrokken (geweest) bij de faillissementen van de vennootschappen [bedrijf 1] , Mijdrecht Asbest Removel, RV Multidiensten, AvRV en RV Dakwerken.31

Op 3 maart 2023 heeft accountant [naam 2] , zakelijk weergegeven, verklaard dat de informatie die de boekhouder aanleverde niet volledig en/of onjuist was, maar dat verdachte hier als leidinggevende uiteindelijk ook in werd meegenomen. Een jaarrekening die in concept was gemaakt voor de vennootschap werd ook met verdachte besproken. In zijn algemeenheid waren de ontvangen stukken niet juist of volledig. Verdachte is betrokken geweest bij een reeks van opeenvolgende faillissementen.32

Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte zich als bestuurder van Perlevsky Holding en Mijdrecht Asbest Removel in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het in artikel 344a, lid 2 aanhef en onder 2, Sr bepaalde, te weten – kort gezegd – het opzettelijk voor de faillissementen niet voldoen aan wettelijke verplichtingen tot het voeren en bewaren van een administratie, waardoor de afhandeling van de faillissementen werd bemoeilijkt. Verdachte heeft dit feit medegepleegd met de boekhouder en met medebestuurder [medeverdachte] .

De rechtbank overweegt hierover dat verdachte als bestuurder al een aantal faillissementen achter de rug had en dat hij wist dat hij een deugdelijke administratie moest voeren en bewaren. Door dit ook bij bovengenoemde vennootschappen na te laten, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zich schuldig zou maken aan het tenlastegelegde. De omstandigheid dat verdachte mensen in dienst had die de administratie voor hem deden, vrijwaarde hem er niet van daar op zijn minst op toe te zien, aangezien hij als bestuurder en enige feitelijke leidinggevende verantwoordelijk was voor het voeren van een deugdelijke administratie. Bovendien is verdachte er door de accountant op gewezen dat zijn administratie niet op orde was, waar hij kennelijk niets mee heeft gedaan.

Dit maakt dat het onder 4 tenlastegelegde wordt bewezen, met uitzondering van het onderdeel dat is tenlastegelegd op grond van het in artikel 344a, lid 2 aanhef en onder 1, Sr bepaalde, te weten het opzettelijk niet voldoen aan de afgifteplicht jegens de curators. De rechtbank overweegt hierover dat zij heeft vastgesteld dat verdachte geen deugdelijke administratie heeft gevoerd en bewaard, waardoor het voor hem ook niet mogelijk was deze af te geven. Genoegzaam kan worden vastgesteld dat verdachte de administratie die er was heeft afgegeven aan de curators en dat niet is gebleken dat hij administratie heeft achtergehouden. Gelet hierop vindt de rechtbank niet bewezen dat bij het niet voldoen aan enige afgifteplicht sprake was van (voorwaardelijk) opzet.

4.3.5. Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde

Feiten en omstandigheden

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

Op 7 november 2017 is [bedrijf 1] failliet verklaard door de rechtbank Midden-Nederland.33 De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat verdachte de bestuurder van deze vennootschap was.

Op 10 december 2020 heeft curator De Koning aangifte van faillissementsfraude gedaan tegen verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] van onder andere schending van de inlichtingenplicht en, zakelijk weergegeven, de volgende verklaring afgelegd. Verdachte heeft bij het vragen van inlichtingen steeds te kennen gegeven dat hij geen verstand heeft van de boekhouding en heeft voor inhoudelijke vragen steeds verwezen naar [naam 2] . Verdachte heeft zijn boekhouder / accountant inlichtingen laten verstrekken die volgens hemzelf niet correct waren. Herhaaldelijk is gevraagd wat dan wel de juiste informatie was, maar die informatie is nimmer verkregen. Vanaf 13 december 2017 is verdachte per e-mail om inlichtingen gevraagd. Op verzoek van de curator zijn door [naam 1] de auditfiles per e-mail verzonden en verdachte heeft de grootboekadministratie over 2016 en 2017 (tot 1 december 2017) afgegeven.3435

Op 12 november 2019 is verdachte persoonlijk failliet verklaard door de rechtbank Amsterdam, waarbij mr. H.F.C. Hoogendoorn (hierna: Hoogendoorn) als curator is benoemd.36

Op 21 februari 2022 heeft opvolgend curator mr. M. de Wild (hierna: De Wild) in het persoonlijke faillissement van verdachte per e-mail aangifte gedaan, omdat zij van oordeel is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 194 Sr. De Wild heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard. Verdachte is door de voormalig curator meermaals verzocht om inlichtingen en ook De Wild heeft na haar aanstelling verzocht om inlichtingen. Aan deze inlichtingenverzoeken is niet altijd (tijdig) voldaan. Verdachte heeft ondanks verschillende verzoeken (nagenoeg) geen inlichtingen verstrekt over de bedrijfsactiviteiten, omzet en bezittingen van de besloten vennootschap PSP Works B.V., een vennootschap waarvan verdachte enig aandeelhouder is. Ook is, ondanks dat daartoe wel is verzocht, geen administratie van PSP Works B.V. overgelegd. Dit geldt ook ten aanzien van [bedrijf 5]37

Op 2 april 2019 is Mijdrecht Asbest Removel, die eveneens door verdachte werd bestuurd zoals eerder in dit vonnis is vastgesteld, failliet verklaard door de rechtbank Midden-Nederland.38

Op 7 december 2020 heeft curator Evertse aangifte van faillissementsfraude gedaan tegen verdachte als bestuurder van Mijdrecht Asbest Removel en ten aanzien van het schenden van de inlichtingenplicht, verkort en zakelijk weergegeven, de volgende verklaring afgelegd. Het bestuur heeft een gebrekkige administratie aangeleverd, ondanks meerdere verzoeken van de curator om aanvulling daarvan. Voorts klopte de administratie niet, de daarin opgenomen rekening-courantposities waren onjuist. De rekening-courantposities kwamen ook niet overeen met de posities die bleken uit de administratie van de (rechts)personen ten aanzien van wie de posities waren opgezet. Concreet ontbreekt een groot deel van de facturen en is een aanzienlijk deel van de bankmutaties niet verwerkt in het grootboek. Voorts zijn er aanzienlijk veel facturen gecrediteerd, waardoor er geen grondslag bekend is bij de curator. Direct na het faillissement is om informatie gevraagd aan verdachte en daarna is dit verzoek voortdurend herhaald. De informatie is mondeling, schriftelijk per aangetekend schrijven, per e-mail en telefonisch gevraagd. Op 10 april 2019 heeft de curator de fysieke mappen met administratie opgehaald in Mijdrecht. Op 2 mei 2019 zond [naam 3] de grootboekkaarten. Op 15 mei 2019 ontving de curator de saldilijst crediteuren. Op 6 juni 2019 zond [naam 3] een aantal ontbrekende facturen.39

Op 3 maart 2023 heeft accountant [naam 2] , zakelijk weergegeven, verklaard dat het de boekhouder was die de informatie niet aanleverde en dat wat hij wel aanleverde niet volledig en/of juist was, maar dat verdachte hier als leidinggevende uiteindelijk ook in werd meegenomen. In zijn algemeenheid waren de ontvangen stukken niet juist of volledig.40

[naam 1] heeft op 1 december 2022 met betrekking tot de administratie en/of inlichtingen van [bedrijf 1] verklaard dat hij die in opdracht van verdachte heeft uitgezocht en klaargelegd op tafel en dat hijzelf nooit persoonlijk contact heeft gehad met de curator. Voor Mijdrecht Asbest Removel heeft [naam 1] geen werkzaamheden verricht.41

Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte als bestuurder van [bedrijf 1] en Mijdrecht Asbest Removel meermalen door curatoren De Koning en Evertse in de faillissementen van deze rechtspersonen, en door curatoren Hoogendoorn en De Wild in zijn eigen faillissement, is gevraagd om inlichtingen te geven en dat hij dat niet, onjuist of onvolledig heeft gedaan. Tevens blijkt uit het bovenstaande dat daarbij sprake was van opzet, omdat verdachte bewust herhaaldelijk heeft nagelaten aan de verzoeken van de curatoren te voldoen. Dit geldt niet ten aanzien van Perlevsky Holding, omdat uit de aangifte van curator Ploeg weliswaar blijkt dat de administratie niet op orde was, maar niet dat verdachte niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht als bestuurder van Perlevsky Holding. De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op het opzettelijk niet verschijnen op het kantoor van de curatoren, aangezien dit onvoldoende blijkt uit het dossier.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

2 subsidiair

in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 31 januari 2019 te Mijdrecht, als bestuurder van Mijdrecht Asbest Removel BV, die bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 2 april 2019 in staat van faillissement is verklaard, voor het faillissement enig goed aan de boedel heeft onttrokken, te weten:

– een totaal geldbedrag van 112.188 euro, door dit bedrag onverplicht aan te wenden voor betalingen aan schuldeisers van en/of over te maken naar een of meerdere bankrekeningen van Perlevsky Holding B.V. en/of [bedrijf 3] en/of RV Multidiensten B.V. en/of AvRV B.V. en/of [bedrijf 1] ,

– een geldbedrag van 12.233 euro, door dit bedrag aan te wenden voor privé doeleinden, zulks zonder dat voor een of meer transacties voornoemd een betalingsverplichting, althans een zakelijke verplichting en/of een zakelijke verantwoording bestond/tegenover stond en verdachte toen aldaar de geldbedragen voornoemd aldus buiten het bereik en beheer van de curator heeft gesteld en gehouden en goederen met een getaxeerde waarden van in totaal 28.500 euro, te weten:

– Ford Transit met kenteken [kenteken] en

– Aanhangwagen (Peters) met kenteken [kenteken] en

– Aanhangwagen (Peters) met kenteken [kenteken] en

– Aanhangwagen (Ingersoll Rand) met kenteken [kenteken]

wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van Mijdrecht Asbest Removel BV in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;

3 subsidiair

in de periode van 1 april 2016 tot en met oktober 2017 te Mijdrecht, als bestuurder van [bedrijf 1] die bij vonnis van 7 november 2017 van de rechtbank Midden-Nederland in staat van faillissement is verklaard, voor het faillissement enig goed aan de boedel heeft onttrokken, te weten:

– een geldbedrag van 282.416 euro door dit bedrag over te maken naar meerdere bankrekeningen van andere vennootschappen van verdachte, te weten Mijdrecht Asbest Removel B.V., Perlevsky Holding B.V., [bedrijf 3] , RV Multidiensten B.V. en AvRV B.V.,

– een geldbedrag van 72.131 euro door dit bedrag aan te wenden voor privé doeleinden en/of deze ten onrechte te boeken als rekening-courant schuld van Perlevsky Holding BV aan [bedrijf 1] ,

zulks zonder dat voor een of meer transacties voornoemd een betalingsverplichting, althans een zakelijke verplichting en/of een zakelijke verantwoording bestond/tegenover stond en verdachte toen aldaar de geldbedragen voornoemd aldus buiten het bereik en beheer van de curator heeft gesteld en gehouden,

wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van [bedrijf 1]

in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;

4

als feitelijk en/of onmiddellijk bestuurder van de rechtspersonen Perlevsky Holding B.V. en Mijdrecht Asbest Removel B.V., welke rechtspersonen bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van respectievelijk 12 februari 2019 en 2 april 2019 in staat van faillissement zijn verklaard, in de periode van 12 februari 2019 tot en met 7 december 2020 te Mijdrecht, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, (de rechtbank begrijpt: tijdens het faillissement van voornoemde rechtspersonen, en/of voor dit faillissement terwijl dit is gevolgd) opzettelijk niet heeft voldaan aan en heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling van het faillissement van voornoemde B.V.’s werd bemoeilijkt, immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar -zakelijk weergegeven- t.a.v. Mijdrecht Asbest Removel B.V. en t.a.v. Perlevsky Holding B.V. geen (volledige) (deugdelijke) (bedrijfs)administratie gevoerd, in elk geval de administratie niet zodanig gevoerd dat ten allen tijde de rechten en verplichtingen van voornoemde B.V.’s konden worden gekend en niet de (gehele) administratie bewaard;

5

in de periode van 7 november 2017 tot en met 30 november 2022, te Mijdrecht en/of Uithoorn en/of elders in Nederland, als degene die in het faillissement van hemzelf of een ander wettelijk verplicht was tot het geven van inlichtingen, te weten als gefailleerde en als feitelijk en/of onmiddellijk bestuurder van de rechtspersonen [bedrijf 1] en Mijdrecht Asbest Removel B.V., terwijl hij en die rechtspersonen bij vonnis van de rechtbank respectievelijk op 12 november 2019, 7 november 2017 en 2 april 2019 in staat van faillissement zijn verklaard, door de curatoren wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven, en/of opzettelijk onjuiste en/of onvolledige inlichtingen heeft gegeven, immers heeft verdachte de vragen van de curator in zijn eigen faillissement en het faillissement van voornoemde rechtspersonen tot het verkrijgen van inzicht in de vermogensrechtelijke positie, niet beantwoord en/of onvolledig beantwoord en/of onjuist beantwoord.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van de feiten

Het onder 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 bewezen geachte is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ten aanzien van deze feiten niet aannemelijk geworden.

De rechtbank acht de feiten 1, 2 primair en 3 primair niet strafbaar, zoals hierboven onder 4.3.1, 4.3.2 (‘Feit 2 primair’) en 4.3.3 (‘Feit 3 primair’) is uiteengezet. Verdachte zal dan ook ter zake van deze feiten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Motivering van de straffen

8.1. De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een bestuursverbod voor de duur van 3 jaren gevorderd en registratie van dit vonnis bij de Kamer van Koophandel.

8.2. Het strafmaatverweer van de verdediging

De raadsman heeft verzocht bij een eventuele bewezenverklaring in het kader van de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, in combinatie met eventueel een taakstraf van maximale duur.

8.3. Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Hij heeft als bestuurder van rechtspersonen gelden aan de boedels onttrokken. Ook heeft hij nagelaten om een volledige administratie te voeren en te voldoen aan de op hem als gefailleerde en als bestuurder van failliete rechtspersonen rustende inlichtingenplicht. Verdachte heeft door zijn handelen de curatoren gehinderd in de uitoefening van de aan hen opgedragen taken en hij heeft onder andere de Belastingdienst als schuldeiser in het faillissement met een aanzienlijk bedrag benadeeld. Deze vormen van fraude tasten het vertrouwen tussen ondernemers onderling aan, wat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer.

De rechtbank heeft als uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.

De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat het er niet op lijkt dat het zijn bedoeling was zichzelf met deze strafbare feiten buitensporig te verrijken en dat hier eerder sprake lijkt te zijn van onkunde en regeldwarsheid dan hebzucht.

Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat de rechtbank minder feiten bewezen/strafbaar heeft verklaard dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van de strafeis van de officier van justitie.

Alles overziend vindt de rechtbank een taakstraf van 240 uur, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een bestuursverbod in dit stadium niet passend is, aangezien verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Daar staat tegenover dat de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf een langere proeftijd zal verbinden dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet evenmin aanleiding tot het laten inschrijven van dit vonnis in de Kamer van Koophandel, omdat verdachte voor dit soort strafbare feiten first offender is.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 194, 343 en 344a van het Wetboek van Strafrecht.

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart feiten 1, 2 primair en 3 primair niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair:

telkens: als bestuurder van een rechtspersoon die, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement, indien dit is gevolgd, enig goed aan de boedel onttrekken;

Ten aanzien van feit 4:

medeplegen van het als bestuurder van een rechtspersoon, tijdens het faillissement van de rechtspersoon en voor het faillissement van de rechtspersoon, terwijl dit is gevolgd, opzettelijk niet voldoen en bewerkstelligen dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt, meermalen gepleegd;

Ten aanzien van feit 5:

als degene die in staat van faillissement is verklaard en wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen geven;

en

als degene die in het faillissement van een ander wettelijk verplicht is tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk onjuiste of onvolledige inlichtingen geven, meermalen gepleegd.

Verklaart het in rubriek 5 onder 2 subsidiair, 3 subsidiair 4 en 5 bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.

Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.

Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

1Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste document- en paginanummering. Indien sprake is van een proces-verbaal betreft dat steeds een in wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren op ambtseed of -belofte opgemaakt proces-verbaal. De met DOC aangeduide bewijsmiddelen zijn steeds geschriften.

2DOC-018, p. 1142 t/m 1145.

3DOC-012, p. 1094 t/m 1095.

4DOC-013, p. 1096 t/m 1100.

5G-002-01, p. 201 t/m 208.

6DOC-014, p. 1101 t/m 1123.

7AMB-010-01, p. 489, 490.

8AMB-028-01, p. 621.

9AMB-028-01, p. 621, 622.

10G-002-01, p. 207.

11AMB-028-01, p. 622.

12DOC-100, p. 1590.

13DOC-101, p. 1591.

14G-002-02, p. 210, 212, 218, 224.

15DOC-017, p. 1138 t/m 1141.

16DOC-006, p. 931 t/m 932.

17DOC-007, p. 933 t/m 939.

18DOC-008, p. 940 t/m 955.

19DOC-125, p. 1636.

20G-001-01, p. 193 t/m 200.

21G-001-01, p. 193 t/m 200.

22AMB-029-01, p. 630 t/m 642.

23AMB-009-01, p. 483 t/m 485.

24G-006-01, p. 418, 419, 421, 422, 424.

25DOC-016, p. 1133 t/m 1137.

26DOC-009, p. 961 t/m 962.

27DOC-018, p. 1142 t/m 1145.

28DOC-012, p. 1094 t/m 1095.

29G-002-01, p. 201 t/m 208.

30G-002-01, p. 202, 203, 205, 206.

31G-003-01, p. 230, 232, 234.

32G-005-01, p. 410, 411.

33DOC-006, p. 931 t/m 932.

34G-001-01, p. 199.

35DOC-081, p. 1342 t/m 1343.

36DOC-015, p. 1129 t/m 1131.

37DOC-051, p. 1267 t/m 1268.

38DOC-012, p. 1094 t/m 1095.

39G-002-01, p. 208.

40G-005-01, p. 410.

41G-006-01, p. 419.

Stuur een reactie naar de auteur