Uitspraak veroordeling voor faillissementsfraude

ECLI:NL:RBGEL:2024:5442

Inhoudsindicatie

Veroordeling voor faillissementsfraude. Als feitelijk bestuurder geen administratie bijhouden en niet terstond de administratie in geval van faillissement aan de curator verstrekken. Schuldeisers benadeeld door enig goed aan de boedel te onttrekken vóór faillissement.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer: 05/152090-21

Datum uitspraak : 4 juli 2024

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats 1] .

Raadsman: mr. W. de Vries, advocaat in Amsterdam.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
hij als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] ,
tijdens het faillissement van de rechtspersoon, te weten in of omstreeks de periode
van 20 augustus 2019 tot en met 15 maart 2021, te Brummen en/of Zeewolde en/of
Rotterdam en/of [woonplaats 2] en/of Hierden, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende
wettelijke verplichtingen
ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of
bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken, bescheiden
en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm aan de curator heeft
verstrekt;


en/of


hij als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] ,
tijdens of voor het faillissement van de rechtspersoon, te weten in of
omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 15 maart 2021
te Brummen en/of Zeewolde en/of Rotterdam en/of [woonplaats 2] en/of Hierden,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
opzettelijk
niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de
wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het
bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere
gegevensdragers,
onder andere inhoudende de administratie/boekhouding over 2019, waaronder
crediteuren- en debiteurenoverzichten,
ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt;

2.
hij als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] ,
voor of tijdens het faillissement, te weten in of omstreeks de periode van
21 maart 2019 tot en met 27 juli 2020,
te Brummen en/of Zeewolde en/of Rotterdam en/of Hulshorst en/of Hierden,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen, -de klantenportefeuille met particuliere klanten van [bedrijf 1] ,
althans enig goed, aan de boedel heeft onttrokken (door deze om niet over te
dragen naar [bedrijf 2] ) terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde
rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte is als feitelijk bestuurder sinds 2017 betrokken bij [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), het bedrijf van zijn ouders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , tevens medeverdachten) dat zich richtte op schuldhulp aan particulieren.2 [bedrijf 1] , tevens handelende onder de naam [naam 1] , was statutair gevestigd in Brummen en feitelijk gevestigd in Zeewolde.3 Medeverdachte [medeverdachte 1] , wonende in [woonplaats 2], was enig formeel bestuurder en aandeelhouder van het bedrijf.4 De partner van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 3] , raakte enkele maanden na verdachte in 2017 ook betrokken bij het bedrijf.5

Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 20 augustus 2019 is [bedrijf 1] failliet verklaard.6 Vlak daarvoor, op 19 juli 2019, is [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]) opgericht en is de klantenportefeuille van [bedrijf 1] om niet overgedragen aan [bedrijf 2]. Medeverdachte [medeverdachte 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van dit bedrijf.7 De door de rechtbank aangestelde curator, [naam 3] heeft op 27 juli 2020 aangifte gedaan van faillissementsfraude door verdachte en zijn medeverdachten.8 Op 15 maart 2021 heeft hij deze aangifte aangevuld.9

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

Het standpunt van de verdediging

Feit 1

De raadsman heeft (samengevat) primair bepleit dat verdachte wel aan de administratieverplichting en informatieverplichting heeft voldaan en dat op grond van de administratie die overgelegd is, de staat van de boedel kon worden vastgesteld. Om die reden dient vrijspraak te volgen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat niet overtuigend kan worden bewezen dat niet aan de informatieverplichting is voldaan. De administratie is immers op 30 september 2019 via een ‘WeTransfer’ verstrekt en kennelijk bij de curator in het ongerede geraakt. Ook daarom dient verdachte vrijgesproken te worden.

Feit 2

De raadsman heeft (samengevat) primair bepleit dat geen sprake is van onttrekken in de zin van artikel 343 Wetboek van Strafrecht nu verdachte de klantenportefeuille niet heeft verborgen of buiten het bereik en beheer van de curator heeft gehouden. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat door de overdracht van de klantenportefeuille geen schuldeisers benadeeld zijn. De klantenportefeuille is ‘om niet’ ondergebracht bij [bedrijf 2]. De klantenportefeuille had geen waarde en was zelfs verlieslatend. In ieder geval dient de rechtbank voor de waardebepaling van de klantenportefeuille de door de Boete Fraude Coördinator van de Belastingdienst opgestelde analyse en veredeling van de bankafschriften van de bankrekeningen van [bedrijf 1] en daaraan gelieerde rechtspersonen uit te sluiten van het bewijs, omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.

Beoordeling door de rechtbank

Niet ter discussie staat dat verdachte als feitelijk bestuurder optrad namens [bedrijf 1] en dat vlak voor het faillissement de klantenportefeuille om niet is overgedragen aan [bedrijf 2]. De vragen die de rechtbank in dit geval moet beantwoorden is of verdachte zich als feitelijk bestuurder schuldig heeft gemaakt aan het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen om een administratie te voeren en de volledige administratie opzettelijk terstond aan de curator over te dragen na het faillissement (feit 1) én of verdachte door het overdragen van de klantenportefeuille enig goed aan de boedel heeft onttrokken terwijl hij wist dat daarmee schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld (feit 2).

Algemene overwegingen

De rechtbank overweegt dat een bestuurder van een rechtspersoon op grond van het Burgerlijk Wetboek (artikel 2:10 BW) verplicht is een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Uit jurisprudentie blijkt dat aan de administratieplicht is voldaan indien het mogelijk is om snel inzicht te krijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie. Daarnaast dienen deze posities en de stand van de liquiditeiten een redelijk inzicht te geven in de vermogenspositie van de rechtspersoon (vgl. Hoge Raad 13 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:713; Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2932).

Indien de rechtspersoon failliet wordt verklaard, wordt een curator belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel. De curator heeft voor de uitvoering van deze taken terstond de administratie nodig van de rechtspersoon om onder andere waardeverdamping te voorkomen (artikel 68 van de Faillissementswet). Om dat te kunnen bewerkstelligen dient de gefailleerde (hieronder worden verstaan de (feitelijke) bestuurders en commissarissen van de failliete rechtspersoon) alle medeverwerking aan de curator te verlenen aan het beheer en de vereffening van de boedel. Het initiatief hiervoor ligt dan ook bij de gefailleerde. Hij moet terstond de administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers volledig en ongeschonden aan de curator overdragen (artikel 105a, 106 Faillissementswet en artikel 348a Wetboek van Strafrecht). Dit alles om het faillissement zo spoedig mogelijk af te ronden en te voorkomen dat goederen aan de boedel worden onttrokken of verdampen en daarmee de boedel wordt geschaad.

Tijdlijn na uitspreken faillissement

Nadat [bedrijf 1] bij vonnis van 20 augustus 2019 failliet is verklaard, is het volgende gebeurd.

Op 22 augustus 2019 heeft de curator de bestuurders van [bedrijf 1] gewezen op hun verplichtingen nu het faillissement is uitgesproken. Verdachte heeft gereageerd op deze e-mail en aangegeven dat het bedrijf de volledige medewerking zal verlenen.10

Op 29 augustus 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de curator en verdachte. Op 2 september 2019 heeft de curator per e-mailbericht nogmaals verzocht om de administratie van het bedrijf. Verdachte heeft gereageerd met de mededeling dat hij op uiterlijk 9 september 2019 de boekhouding zal toezenden.11

Op 20 september 2019 is er namens de curator in een e-mailbericht aan verdachte aangegeven dat de administratie nog steeds niet is ontvangen en dat dit voor 25 september 2019 alsnog dient te gebeuren. De curator heeft op dat moment alleen een intern commercieel overzicht (geen administratief stuk), een oprichtingsakte, aandeelhoudersregisters en een drietal blauwe ordners met daarin facturen die in 2018 en 2019 door [bedrijf 1] betaald zouden zijn onder zich. Nadat door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] aangegeven is dat de termijn van 25 september 2019 niet haalbaar is, werd de termijn verlengd tot 30 september 2019.12

Op 13 december 2019 bericht de curator aan verdachte dat hij tot op heden niet heeft voldaan aan de verplichting om de administratie ter beschikking te stellen en benoemt de curator dat dit kan leiden tot het doen van aangifte. De beperkte informatie die verdachte wel naar de curator heeft gestuurd, is onvoldoende. De curator verzoekt verdachte nogmaals om de volledige toegankelijke administratie aan te leveren.13

Op 2 januari 2020 heeft verdachte aan de curator gemaild dat de jaarverslagen en auditfiles al geruime tijd geleden aan de curator zijn toegezonden. Hij geeft aan deze opnieuw te printen en tekenen en persoonlijk te komen afleveren op het kantoor van de curator.14

Op 3 januari 2020 geeft de curator in een e-mailbericht aan dat hij de administratie niet heeft ontvangen en dat hij na de laatste e-mail van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in september 2019 niets meer gehoord heeft. Op 21 januari 2020 ontvangt de curator van medeverdachte [medeverdachte 2] enkele documenten. Deze stukken voldoen echter niet volgens de curator. Het betreffen alleen de jaarrekeningen van 2017 en 2018. De toelichtingen daarop, uitsplitsingen en de onderliggende administratie ontbreken nog steeds. De curator heeft dit op 24 januari 2020 aan medeverdachte [medeverdachte 2] medegedeeld en heeft haar nogmaals op de verplichtingen bij een faillissement gewezen.15

Op 5 maart 2020 zijn er via ‘WeTransfer’ nog twee bestanden gestuurd die “[naam 2]” heten.16

Daarna volgt de aangifte van de curator op 27 juli 2020. De curator heeft in zijn aangifte verklaard dat de bestuurders, feitelijk en formeel, geen volledige administratie hebben verstrekt terwijl verschillende malen om administratie is gevraagd in fysieke gesprekken en e-mails. In de aanvullende aangifte heeft de curator verklaard dat hij onder andere de onderliggende administratie, de administratie van 2019 en deugdelijke crediteuren- en debiteurenoverzichten mist. Door het ontbreken van een deugdelijke administratie tot en met de datum van het faillissement is het voor de curator onmogelijk om de staat van de boedel vast te stellen. Hij heeft geen inzicht kunnen krijgen in de vermogenspositie van [bedrijf 1] en de gang van zaken binnen [bedrijf 1] voorafgaand aan het faillissement.17

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten niet aan hun wettelijke afgifteplicht hebben voldaan. Zij hebben slechts fragmentarisch stukken aangeleverd nadat hier meerdere malen door de curator is om verzocht, terwijl zij de curator wel steeds voorhielden dat ze de volledige administratie zouden aanleveren. Desondanks hebben verdachte en zijn medeverdachten geen goede en volledige administratie aangeleverd zoals benodigd is voor de afhandeling van het faillissement. Dat maakt dat verdachte en zijn medeverdachten naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk niet aan hun verplichtingen uit de Faillissementswet hebben voldaan. De door verdachte(n) overgelegde stukken geven niet een zodanige inzage dat de uitgaven en inkomsten en het doel daarvan daaruit is af te leiden, maar zijn een opeenstapeling van cijfers zonder duidelijkheid over het doel van de uitgaven.18 Gelet op al het voorgaande hebben verdachte en zijn medeverdachten zich daarmee ook schuldig gemaakt aan het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie, onder andere inhoudende de administratie/boekhouding over 2019, waaronder deugdelijke crediteuren- en debiteurenoverzichten. Hierdoor werd de afhandeling van het faillissement bemoeilijkt. De rechtbank merkt op dat zij geen enkele reden ziet om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van de curator. Uit het dossier, noch uit het verweer van de verdediging, blijkt concreet dat verdachte en zijn medeverdachten, zoals wel wordt beweerd door hen, een volledige administratie hebben gevoerd en terstond hebben overgedragen aan de curator. Dat op 30 september 2019 de volledige administratie via WeTransfer is verstrekt door verdachte(n), is geenszins aannemelijk geworden. De rechtbank komt hiermee tot een bewezenverklaring van feit 1, zowel ten aanzien van het niet voldoen aan de administratieplicht vóór én tijdens het faillissement als de afgifteplicht, nu uit de hierboven weergegeven tijdlijn volgt dat de afgifteplicht in dit geval niet in het verlengde ligt van de administratieplicht. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de curator immers aan het lijntje gehouden door hem telkens mondjes maat van onvolledige administratieve stukkende te voorzien en voor te houden dat de rest kwam. Er is dan ook deels sprake van eendaadse samenloop. De rechtbank zal bij de straftoemeting daarmee rekening houden.

Feit 2

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 343 Wetboek van Strafrecht het strafbaar is om enig goed, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de failliete rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor of tijdens het faillissement aan de boedel te onttrekken. Er is ook sprake van onttrekken als een goed uit de boedel wordt vervreemd om niet of beneden de waarde.

De rechtbank zal niet ingaan op het uitgebreide bewijsuitsluitingsverweer van de verdediging, omdat zij de betreffende informatie van de Boete Fraude Coördinator van de Belastingdienst niet gebruikt voor het bewijs.

Verdachte heeft verklaard dat [bedrijf 2] in juli 2019 is opgericht door medeverdachte [medeverdachte 3] zodat dit bedrijf de klantenportefeuille van het verlieslijdende [bedrijf 1] kon overnemen. Toen het faillissement van [bedrijf 1] werd aangevraagd, heeft hij gezamenlijk met medeverdachte [medeverdachte 3] de klantenportefeuille daadwerkelijk overgedragen, zonder dat [bedrijf 1] daarvoor enige vergoeding ontving. Deze klantenportefeuille betrof ongeveer 200 klanten die door middel van een abonnement betaalden voor schuldhulp. De klantenportefeuille genereerde omzet volgens verdachte. Daarnaast wist verdachte ten tijde van de overdracht dat [bedrijf 1] aanzienlijke schulden had bij onder meer de Belastingdienst.19

De rechtbank overweegt het volgende. [bedrijf 1] richtte zich op schuldhulp voor particulieren. Deze particulieren betaalden (maandelijks) voor deze hulpverlening. Daarmee staat reeds vast dat de klantenportefeuille waarde vertegenwoordigde. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is niet van belang of [bedrijf 1] verlies draaide. De kosten van [bedrijf 1] zijn immers geen onderdeel van de klantenportefeuille. Verdachte heeft in het zicht van het faillissement de enige omzet genererende en waarde vertegenwoordigende activiteit van [bedrijf 1] – de ‘core business’ – om niet overgedragen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de klantenportefeuille in het zicht van het faillissement bewust aan de boedel onttrokken, terwijl verdachte wist dat [bedrijf 1] op dat moment schulden had. Door deze overdracht is de curator voor een voldongen feit geplaatst. De curator kon niets meer doen met de klantenportefeuille. Deze was inmiddels in beheer bij [bedrijf 2] en voor de curator niet inzichtelijk. Hij kon daardoor niet onderzoeken of een eventuele derde partij deze klantenportefeuille wilde overnemen, zodat er geld gegenereerd kon worden voor de schuldeisers. Bovendien kon de curator de waarde van de klantenportefeuille niet inschatten, omdat de curator niet beschikte over de volledige administratie van [bedrijf 1] door toedoen van verdachte. Door het opzettelijk overhevelen van de klantenportefeuille door verdachte en zijn medeverdachte met het faillissement in zicht zijn naar het oordeel van de rechtbank schuldeisers benadeeld. Verdachte heeft zich daarmee samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 3] schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 2. Dat verdachte of zijn medeverdachte [medeverdachte 3] in gesprekken met de curator na het uitspreken van het faillissement niet heeft verborgen dat de klantenportefeuille was overgedragen, doet aan het voorgaande niet af.

3 De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:

1.
hij als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] ,
tijdens het faillissement van de rechtspersoon, te weten in of omstreeks de periode
van 20 augustus 2019 tot en met 15 maart 2021, te Brummen en/of Zeewolde en/of Rotterdam en/of [woonplaats 2] en/of Hierden, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende
wettelijke verplichtingen
ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of
bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken, bescheiden
en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm aan de curator heeft
verstrekt;

en/of

hij als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] ,
tijdens of voor het faillissement van de rechtspersoon, te weten in of
omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 15 maart 2021
te Brummen en/of Zeewolde en/of Rotterdam en/of [woonplaats 2] en/of Hierden,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
opzettelijk
niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de
wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het
bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere
gegevensdragers,
onder andere inhoudende de administratie/boekhouding over 2019, waaronder
crediteuren- en debiteurenoverzichten,
ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt;

2.
hij als (feitelijk) bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf 1] ,
voor of tijdens het faillissement, te weten in of omstreeks de periode van
21 maart 2019 tot en met 27 juli 202020 augustus 2019,
te Brummen en/of Zeewolde en/of Rotterdam en/of [woonplaats 2] en/of Hierden,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
– de klantenportefeuille met particuliere klanten van [bedrijf 1] ,
althans enig goed, aan de boedel heeft onttrokken (door deze om niet over te
dragen naar [bedrijf 2] )
terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde
rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1:

medeplegen van het, als bestuurder van een rechtspersoon, tijdens het faillissement van de rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken

en

medeplegen van het, als bestuurder van een rechtspersoon, voor het faillissement van de rechtspersoon, terwijl dit is gevolgd, opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van en administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt

en

medeplegen van het, als bestuurder van een rechtspersoon, tijdens het faillissement van de rechtspersoon, opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van en administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt

feit 2:

medeplegen van het, als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor een of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, enig goed aan de boedel hebben onttrokken

5 De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 220 uren, te vervangen door 110 dagen bij het niet verrichten van die taakstraf.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat de redelijke termijn is overschreden met één jaar en zeven maanden. Deze overschrijding kan niet worden toegerekend aan de verdediging en dient daarom een rechtsgevolg te hebben. Deze zaak is grondslag geweest voor een onderzoek naar de andere rechtspersonen van verdachte en zijn partner. De strafrechtelijke vervolging valt hem zwaar. Dit dient een sterk strafmatigend effect te hebben.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard

en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan.

De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van

verdachte.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.

De verdachte heeft zich als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Hij heeft vlak voor het faillissement de klantenportefeuille aan [bedrijf 1] onttrokken door deze zonder tegenprestatie over te dragen aan een speciaal daartoe nieuw opgerichte vennootschap waar zijn partner bestuurder van werd. Daarmee hebben verdachte en medeverdachte feitelijk de volledige omzet uit de vennootschap gehaald, terwijl hij wist dat [bedrijf 1] schulden had. De curator werd daardoor de mogelijkheid ontnomen om de klantenportefeuille over te dragen aan een betalende partij. Door de handelswijze van verdachte zijn de schuldeisers benadeeld, onder wie de Belastingdienst die een vordering op [bedrijf 1] heeft van ruim € 350.000,-.

Ook heeft verdachte als feitelijk bestuurder van [bedrijf 1] nagelaten om een deugdelijke en volledige administratie te voeren. De curator heeft daardoor geen volledige administraie ontvangen, terwijl verdachte de curator na het faillissement wel enkele maanden aan het lijntje heeft gehouden door telkens aan te geven dat de volledige administratie zou worden verstrekt. Door schending van zijn wettelijke administratieplicht en afgifteplicht heeft verdachte het de curator onmogelijk gemaakt om het faillissement op een juiste en voortvarende wijze af te wikkelen en zijn maatschappelijke rol ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers optimaal te vervullen. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen financiële schade voor de schuldeisers in het faillissement van [bedrijf 1] veroorzaakt, maar daarmee ook schade toegebracht aan het vertrouwen dat een goed functionerend handelsverkeer vereist, namelijk dat schulden worden voldaan.

De rechtbank rekent het voorgaande verdachte ernstig aan. Dat geldt te meer omdat de werkzaamheden van [bedrijf 1] bestonden uit schuldhulpverlening aan particulieren, terwijl de bestuurders van [bedrijf 1] kennelijk niet in staat waren de eigen administratie en financiën op orde te hebben.

De rechtbank heeft voor de straftoemeting gekeken naar de eis van de officier van justitie en naar wat er in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. De rechtbank weegt daarin als strafverzwarend mee dat verdachte een grote rol had in de overdracht van de klantenportefeuille, omdat hij degene was die vanaf 2017 feitelijk de beslissingen nam binnen [bedrijf 1] . De rechtbank heeft verder kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook neemt zij in aanmerking dat er sprake is van eendaadse samenloop.

Gelet op het voorgaande zou de rechtbank uitkomen op een straf conform de eis van de officier van justitie, maar anders dan de officier van justitie weegt de rechtbank de overschrijding van de redelijke termijn in strafverminderende mate mee bij de strafoplegging. De omstandigheid dat verdachte gebruikt heeft gemaakt van zijn verdedigingsrechten in de vorm van getuigenverhoren en bezwaarschriften, vormt in dit geval onvoldoende rechtvaardiging voor de overschrijding. De rechtbank komt daarom uit op een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien niet verricht.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 55, 57, 343, 344a en 348a van het Wetboek van Strafrecht.

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf van 220 (tweehonderdentwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 110 (honderd en tien) dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. T. Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis – van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2024.Mr. M.J. Ouweneel, mr. T. kok en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

1Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van het Bureau Economische Handhaving, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 50971, gesloten op 25 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

2Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2024.

3Uittreksel KvK [bedrijf 1] , D-002 P1.

4Uittreksel KvK [bedrijf 1] , D-002 P4.

5Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2024.

6Vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 20 augustus 2019, D-001 P1.

7Uittreksel KvK [bedrijf 2] , D-003 P1.

8Proces-verbaal aangifte curator, G-01 P1-P6.

9Proces-verbaal aangifte curator, G-01-02.

10E-mailbericht van curator [naam 3], D-007 P1

11E-mailbericht namens curator [naam 3], D-008 P6 – P7 en P9.

12E-mailbericht namens curator [naam 3], D-008 P13 – P14 en P16.

13E-mailbericht van curator [naam 3], D-010 P2.

14E-mailbericht van verdachte, D-010 P6.

15E-mailbericht van curator [naam 3], D-007 P4.

16E-mailbericht van curator [naam 3], D-010 P1 – P4.

17E-mailbericht van curator [naam 3], D-022 P1; proces-verbaal aangifte curator, G-01 P1-P6; proces-verbaal aanvullende aangifte curator, G-01-02 P5.

18Proces-verbaal aanvullende aangifte curator, G-01-02 P4.

19Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2024.

Dit bericht werd geplaatst in: Fiscaal strafrecht (FIOD)

Stuur een reactie naar de auteur