Wat te doen bij een informatieverzoek naar cryptovaluta?

In vrijwel alle cryptodossiers wil de Belastingdienst weten wat de herkomst en de (exacte) omvang van het cryptovermogen of -inkomen is geweest. Vaak is deze informatie niet meer (volledig) beschikbaar. Dat leidt tot bewijsproblemen en uitvoerige discussies over de vraag of aan de informatieverplichtingen is voldaan. De achtergrond van het gebrek aan informatie is dat vele crypto-exchanges – met name in de beginjaren – niet erg bezig waren met compliance waardoor deze informatie niet automatisch werd verstrekt. Als deze informatie al werd verstrekt of nog aanwezig is, is dat voor de fiscus vaak onvoldoende.  

Hoe moet worden omgegaan met een gebrek aan bewijsstukken als het gaat om cryptovaluta en wat zijn de risico’s van het niet voldoen aan een informatieverzoek?

Het informatieverzoek

De fiscus wil zo veel mogelijk informatie ontvangen over het cryptovermogen of -inkomen van de belastingplichtige. Vaak wordt de ‘startinformatie’ door de belastingplichtige zelf verstrekt bij het verbeteren van eerder ingediende aangiften. Daarnaast zien we dat de fiscus een onderzoek opstart als er uit de aangiften een aanzienlijke vermogensstijging volgt, of naar aanleiding van een melding van een ongebruikelijke transactie door de bank of een exchange. Meestal wil de fiscus het volgende weten:

  1. Wat is de herkomst van het vermogen?
  2. Vanaf welk jaar bent u begonnen met het investeren in cryptovaluta?
  3. Vanaf welke bankrekening(en) zijn de investeringen gedaan?
  4. Op welke exchanges is er gehandeld en worden accounts aangehouden?
  5. Wat voor soort wallets worden aangehouden?
  6. Wat is de omvang van het inkomen en/of vermogen (per jaar)?
  7. Welke coins heeft u per jaar aangehouden en hoeveel waren dat er?

Van alle accounts bij exchanges en externe wallets wil de fiscus een csv-bestand (‘comma-seperated values’) ontvangen. In dit bestand worden de transactiegegevens weergegeven zoals deze ook op de blockchain staan met de datum, het aantal coins, het verzend- en ontvangstadres en daarnaast lijsten met deposits and withdrawals (stortingen en opnames). Deze informatie wordt ingevoerd in het programma Chainanalysis, waardoor verder onderzoek kan worden gedaan naar de herkomst en omvang van het cryptoinkomen of -vermogen.

Chainanalysis

Met ingang van 2024 beschikt de Belastingdienst over het programma Chainanalysis. Dit is een programma waarmee onder meer de herkomst van cryptotransacties kan worden herleid op basis van de blockchain. Daarnaast wordt gekeken of de belastingplichtige mogelijk nog andere wallets had. Dit wordt gedaan door middel van ‘clustering’. Clustering is een techniek waarbij verschillende adressen aan een specifieke persoon of entiteit worden toegerekend op basis van onderlinge transacties.

De informatie waarmee Chainanalysis verder wordt gevoed en welke uitkomsten precies uit het onderzoek voortkomen, is onbekend. Hierdoor is het voor de belastingplichtige veelal onmogelijk is om de conclusies die daaruit voortkomen op juistheid te beoordelen. De belastingplichtige dient wel antwoord te geven op de vragen van de inspecteur. Als daar onvoldoende aan wordt voldaan bestaat het risico dat wordt gesteld dat men onwelwillend is, wat in het uiterste geval kan leiden tot strafrechtelijke vervolging.

Hoe om te gaan met een informatieverzoek?

Op basis van artikel 47 AWR is eenieder desgevraagd gehouden informatie te verstrekken die relevant kan zijn voor de belastingheffing ‘te zijnen aanzien’. Dit betekent dat als de door de inspecteur gevraagde informatie van belang kan zijn voor de heffing, deze dient te worden verstrekt. De bevoegdheid tot het opvragen van informatie is dan ook zeer ruim en wordt in beginsel slechts beperkt door de relevantie voor de heffing ten aanzien van de belastingplichtige zelf en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Als de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de gevraagde informatie mogelijk van belang is voor de belastingheffing, dient deze te worden verstrekt. Het is dan aan de belastingplichtige om de documentatie te verzamelen en aan te leveren naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen. Daarna moet men zich voorbereiden op een inhoudelijke discussie over de juistheid van de bevindingen ten aanzien van de herkomst en omvang van het vermogen of inkomen. Niet zelden volgen de informatieverzoeken elkaar op omdat uit de aangeleverde informatie ‘nieuwe aanwijzingen’ zijn ontstaan die (mogelijk) relevant zijn voor de belastingheffing.

Voor particulieren bestaat geen administratieplicht, zoals die voor ondernemers wel geldt. Particulieren zijn dus niet verplicht informatie over hun inkomen of vermogenspositie te bewaren. Dat doen ze in veel gevallen ook niet. Het gevolg hiervan is dat in procedures tegen de fiscus veelal moet worden volstaan met snippers aan bewijs. De bewijsstukken die wel kunnen worden verstrekt worden door Chainanalysis gehaald waarna conclusies worden getrokken over de herkomst en omvang van het cryptovermogen. De informatie die middels clustering is verkregen leidt doorgaans tot de veronderstelling dat de belastingplichtige meerdere walletadressen en accounts bij verschillende exchanges heeft gehad en niet zelden wordt ook de herkomst van het vermogen in twijfel getrokken omdat de munten ooit eens via Darkweb/Silkroad zijn verhandeld.

Een vervelende situatie doet zich voor als de belastingplichtige de uitkomst van het onderzoek door Chainanalysis betwist, maar de inspecteur blijft volharden in zijn visie. Dit geval doet zich bijvoorbeeld voor als een account, wallet of cluster aan de belastingplichtige wordt toegerekend maar deze de belastingplichtige niet bekend is/zijn. Bewijzen dat ‘iets niet zo is’, is lastig. Ook in die gevallen loont het daarom om de exchange te verzoeken tot het verstrekken van de informatie waarna op basis van de reactie kan worden bevestigd dat de veronderstelling van de inspecteur onjuist is. Het is namelijk van belang om de fiscus te kunnen laten zien dat ‘inspanningen’ zijn verricht om de betreffende informatie verkrijgen. Is deze informatie niet (meer) aanwezig, dan vormt het verzoek tezamen met de reactie van de exchange in principe het sluitstuk van de informatieverplichting.

Gevolgen van niet voldoen aan informatieverplichting

De honger naar informatie van de fiscus staat vaak op gespannen voet met het gevoel van belastingplichtigen dat al openheid van zaken is gegeven en alle informatie die beschikbaar is, is verstrekt. In het licht daarvan is het van groot belang dat wordt beoordeeld óf die informatie inderdaad van belang kan zijn voor de heffing en, zo ja, of deze nog beschikbaar is. Het zoals gezegd aan de belastingplichtige om aan te tonen of dat al dan niet het geval is. Als de Belastingdienst vermoedt dat informatie wordt achtergehouden of onvoldoende inspanningen zijn verricht om deze te verkrijgen, kan dit vervelende gevolgen hebben. Onderstaand heb ik een aantal tools uit de gereedschapskist van de fiscus belicht waarmee als onwelwillend bestempelde belastingplichtige kunnen worden geconfronteerd.

Informatiebeschikking

Een informatiebeschikking kan worden afgegeven als niet of niet volledig wordt voldaan aan een verzoek tot het verstrekken van informatie, of indien (ondernemers) hun administratie niet op orde hebben. Tegen een informatiebeschikking staat de mogelijkheid tot bezwaar en beroep open. In de procedure gaat het uitsluitend om de vraag of de informatie van belang is voor de heffing en, zo ja, of aan de informatieverplichtingen is voldaan.

Als een informatiebeschikking onherroepelijk vaststaat (de bezwaar- en beroepsmogelijkheden zijn uitgeput) met de conclusie dat niet aan de informatieverplichtingen is voldaan, kan de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard. Dit heeft tot gevolg dat de inspecteur de aanslag kan opleggen op basis van een redelijke schatting. Het is dan aan de belastingplichtige om niet alleen te bewijzen dat de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld, maar ook wat het juiste bedrag van de aanslag moet zijn. Als daarvan geen onderliggend bewijs aanwezig is, wordt dat vanwege de verzwaarde bewijslast een lastige zaak.

Dwangsom

De fiscus kan de verlangde informatie ook afdwingen door bij de (civiele) rechter een (kort geding) dwangsom te eisen als niet wordt meegewerkt aan het informatieverzoek. De inspecteur dient dan wel redelijk concreet te moeten weten dat die stukken bestaan en dat de belastingplichtige ze kan verkrijgen. Het aanspannen van een civiele procedure is kostbaar voor de Belastingdienst en wordt daarom (meestal) alleen toegepast in evidente gevallen van onwelwillendheid.

Strafrechtelijk vervolging

In een uiterst geval wordt overgegaan tot stafrechtelijke vervolging naar aanleiding van het niet voldoen aan de informatieverplichtingen. Vervolging ter zake van dit feit komt in de praktijk doorgaans slechts aan de orde als sprake is van een ‘structurele weigeraar’. Daarnaast is vaak nog onduidelijk wat de mogelijke omvang van de heffingsgrondslag is. Staat de omvang in redelijke mate vast dan ligt het immers eerder voor de hand dat een informatiebeschikking wordt afgegeven en als deze eenmaal onherroepelijk vaststaat, op basis van de omkering van de bewijslast de hoogte van de aanslag wordt geschat.

Conclusie

De fiscus heeft een onstilbare honger naar informatie, dat geldt in het bijzonder ten aanzien van cryptovaluta aangezien met het bezit en de handel tot op heden een zekere mate van anonimiteit gepaard gaat. Als je geconfronteerd wordt met het informatieverzoek is het van belang dat wordt nagegaan of de gevraagde informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing én alleen jou aangaat. Als dat inderdaad zo is dan kan niet worden volstaan met de stelling dat je de gevraagde informatie niet hebt. Er dienen inspanningen te worden verricht om de betreffende informatie te verkrijgen. Als vast komt te staan dat deze niet (meer) aanwezig is, is daarmee in principe voldaan aan de informatieverplichtingen. In die gevallen kan dan niet worden gesteld dat sprake is van onwelwillendheid of weigering tot het voldoen aan die verplichtingen. Het afgeven van informatiebeschikking, het afdwingen van informatie middels kort geding of strafrechtelijke vervolging komt dan niet aan de orde. Je loopt wel het risico dat de rechter het bewijs van de Belastingdienst over de omvang of herkomst van het cryptovermogen geloofwaardiger acht dan jouw bewijsstukken en de aanslagen daarom hoger uitvallen dan je rechtvaardig vindt.

Dit bericht werd geplaatst in: Cryptocurrency

Stuur een reactie naar de auteur